CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Van Dongens kasteel bleef geen steen over

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 7 februari 1970

 

Wie, komende uit de richting Tilburg, via de Endsestraat met open oog de gemeente Dongen binnenrijdt, krijgt het gevoel in een andere streek te belanden. In een lange lintbebouwing rijgen zich daar opvallend veel met riet of stro gedekte boerderijen aaneen en enige tientallen jaren geleden kon men er de eigenaardige geur waarnemen, die zo typisch was voor looierijen. Dongen was toen vooral het land van het leer en schoenen. Maar Dongen keek met zijn gezicht méér naar het westen dan naar het oosten. Men had er een Vaart en door de lucht dreef reeds een vleug van het ons zo weinig vertrouwde polderland. Dit was dan ook geen Meierij meer, want hier leefde historisch de Baronie van Breda. Dat zal zo nog lange tijd blijven, maar toch lijkt het er het laatste decennium op, dat dit Dongen zijn gezicht wat meer naar Tilburg draait en de band met Breda aan het vervagen is. Opname der gemeente in het stadsgewest Tilburg is daarvan een kenmerkend symptoom. Nu weten we in Tilburg eigenlijk niet zo heel veel van Dongen. Daarom zijn wij er eens gaan rondneuzen. Met een bewust eenzijdige blik, die enkel zocht naar wat hem boeiend, weinig bekend en in een bepaald kader karakteristiek voorkwam. Zulke dingen vallen er in Dongen wel te ontdekken. Men denke maar aan "het kasteel" van Dongen, de heren die er regeerden, de ruïne van de St. Laurenskerk, de mystificatie rond de Duiventoren, de sagen en het fraaie natuurgebied "De woeste Zee". Zo kunnen wij misschien - met een specifieke bril op de neus - ook Tilburg dichter bij Dongen brengen.

 

"Het betoverende kasteel of de erfgenamen van Duivenvoorde", zo luidde de veelbelovende titel van een beduimeld boek, dat we in onze prille jeugd ooit ergens in de Baronie op tafel hebben zien liggen. Nooit zijn we dat boek nog tegengekomen, maar onze verbeelding heeft zich nimmer van die titel los kunnen maken. Vele, vele jaren zouden voorbijgaan alvorens we ontdekten dat het hier een historische roman van J.B. van der Lans betrof en voordat we - los daarvan - op de naam van Willem van Duivenvoorde stuitten. Geslachten, waarover romans geschreven worden, hebben doorgaans iets in de melk te brokkelen gehad en zijn ook wel over de tong gegaan. Nu, die Willem van Duivenvoorde was een zeer machtig man. Bij alles wat hij nog meer was, staat hij o.a. ook te boek als de eerste Heer van Dongen, dat hij nagenoeg geheel tot zijn eigendom kon rekenen. Hij werd in 1290 geboren. Volgens sommigen op kasteel Boutershem bij Mechelen, volgens anderen te Haarlem. In elk geval was hij een bastaardzoon van Philips van Duivenvoorde, een geslacht, dat ook wel Snikkerieme werd genoemd. Zijn geboorte belette niet, dat hij later in de ridderstand werd verheven. Zelf bracht hij het tot acht bastaardkinderen. In die tijd werd daar anders dan in de onze tegenaan gekeken.

 

Geldschieter

Hoewel van huis uit niet rijk, wist hij zich grote bezittingen te verwerven dankzij zijn grote handels- en krijgsmanskunst. Aan zijn intelligentie dankte het geslacht Van Duivenvoorde zijn opkomst. Hij streefde naar samenwerking en munteenheid tussen de omringende landen, wat ons vandaag aan de Benelux doet denken. Willem leende ontzaglijke sommen aan de graaf van Holland, de hertog van Brabant, de bisschop van Luik en de koning van Engeland, zodat hij daardoor overal een vinger in de pap hield. De rente die hij vroeg, was kortweg een woekerrente. Werd 15 pct toen als normaal beschouwd, hij bedong 20, 30 en wel ooit 43 pct. De paus kon daar zo hard tegen zijn als hij wilde - het gebeurde. En nu wij maar met de oren klapperen! En de lof van de "goede, oude tijd" zingen!

 

Vanaf 1330

In 1324 werd Willem van Duivenvoorde door de heer en vrouwe van Strijen beleend met het slot van Oosterhout met alle daaronder vallende goederen, waartoe ook Dongen behoorde. In 1330 werd hij feitelijk de eerste heer van Dongen al bleef hij zich "Heer van Oosterhout" noemen. In het polderland ten noorden van Oosterhout kan men thans nog een restant van zijn oude slot zien. Die ruïne is een flankeertoren van het in 1351 door Willem van Duivenvoorde gebouwde Huys te Strijen geweest en staat nu bekend als "Slotbossentoren". Willem heeft kastelen laten bouwen te Dordrecht, Mechelen, Geertruidenberg, DONGEN, Strijen (Oosterhout), Breda, Brussel en Boutershem bij Leuven. Nu eens verbleef hij op het ene dan weer op het andere. Bij zijn dood in 1353 was hij aan tegenwoordige geldswaarde meer dan tien miljoen rijk. Zijn nalatenschap verviel aan een oomzegger, Jan van Polanen. Deze gaf ze aan zijn dochter mee toen die trouwde met graaf Engelbrecht van Nassau. Willem was derhalve de grondlegger van het Huis van Oranje Nassau in Noord-Brabant.

 

Slot aan Donge

Nu willen we natuurlijk wel eens graag weten waar dat Dongense "kasteel" of slot is gebleven, want dat bestaat niet meer. Vlijtige speurders zijn van mening, dat het kan gestaan hebben op tien minuten van de oude kerk (thans Ned. Hervormde kerk) verwijderd bij de samenvloeiing van het Snelle Vaartje en de Donge op het terrein, dat in de volksmond "De verbrande hoef" wordt genoemd. Het kanaal heeft de kortste weg erheen afgesneden en het gebied tot een nog méér verloren oord gemaakt dan de verharde weg naar Rijen al eerder had gedaan. Het kasteel is in de loop der tijden door oorlogen en brand vernield. In 1656 is er sprake van een "verbrant casteel". Op het terrein heeft later een thans ook weer verdwenen boerenwoning gestaan, die "De verbrande Hoef" heette. Wat voorheen daar ter plaatse stond, schijnt een nogal flink gebouw te zijn geweest. Er is een tekening van bewaard gebleven. De fundamenten, die uit grote gebakken stenen bestonden, waren zeer dik. Na het uitgraven daarvan is het terrein in een hof veranderd en er verrees genoemde boerderij.

 

Laatste rest

Bij die boerderij stond echter nog lange tijd een vierhoekige duiventoren en rondom het erf waren overblijfselen van grachten. Die toren wordt een overblijfsel van het slot genoemd. Er is daarbij sprake van bakstenen muren van 5,5 meter dik en 11 meter hoog, welke echter vermoedelijk nog hoger zijn geweest. De toren zou van binnen helemaal met gemetselde, vierhoekige duivennesten gevuld zijn geweest. Duiventorens zijn in het verleden een typisch verschijnsel bij adellijke woningen geweest. Het in stand houden daarvan was een oud recht. We hebben wel eens horen vertellen, dat aan de aard van de bouw van een duiventoren zelfs de graad van de adel kon worden afgelezen. Men hield de duiven ter wille van het vlees en de mest. En dat ging dan om niet zo weinig duiven. Ook werd de mest gebruikt voor het maken van zeep en het bleken van linnengoed.

 

Duiventorens

De bloeitijd van de duiventorens valt in onze streken in de 13de en in de 18de eeuw, volgens mededeling van Knippenberg. In 1662 werd het aantal duiventorens in Engeland op 26.000 geschat. In Nederland worden ze reeds vermeld in 1290 als een voorrecht voor bepaalde hogere standen. Adellijke en religieuze huizen hadden zelfs lange tijd het alleenrecht (met 200 tot 2000 nestholen en meestal talrijke duiven). Gevoerd werden de beesten niet. Ze moesten maar op de akkers aan de kost zien te komen zodat ze daar een grote plaag vormden. De torens dienden enkel tot nestgelegenheid. De jonge duifjes werden in de zomer gegeten en dat is een heerlijke lekkernij. De oudere vogels gingen er in de winter aan. De burger mocht pas in de 16de en 17de eeuw duiven houden. Dat ging echter ook nog zómaar niet. Hij had aan allerlei eisen te voldoen. O.a. moest hij vier bunder land "onder de ploeg" hebben. Toen in de 18de eeuw de vleespositie beter werd, ging het bergafwaarts met de duiventorens. Wat er nu nog aan originele is overgebleven, kan men wel als "monument" beschouwen.

 

Uit het oosten

Het houden van duiven is uit het oosten tot ons overgewaaid. Twintig eeuwen geleden hield men in het oosten al massa's duiven om het vlees en om de mest. Herodes onderhield te Jeruzalem talrijke duiventorens. Cyprus, Egypte en Rome kenden ze. Rome bezat torens met wel 5000 duiven naar Flavius Josephus vertelt. Ook nu nog bestaan in het oosten duiventorens.

 

Van alles wat daar eens in Dongen bij de Donge lag, is nu niets meer te zien dan een weiland. In een akte van 1654 is sprake van "een groote hoeve met het oudt vervallen heerlychuis ende casteel, waarop de Heeren van Donghen te woonen plaegen". Toen in 1656 baron de Molde het goed te huur aanbood, wenste hij voor zichzelf te houden "het heerenhuys dewelck affgebrant is met zijn omliggende grachten en duyventoorn". Van Goor maakt in 1744 alleen melding van een vervallen toren. De rest schijnt toen al gesloopt geweest te zijn. In 1931 lagen langs een slootkant nog enkele flinke steenklompen tussen boomstronken en als 'n mol zich naar de wereld van de mensen wroette, kwamen er wel eens schilfers van baksteen op het terrein van "De verbrande hoef" te voorschijn.

 

Legenden

Zulke geschiedenissen van kastelen en ondergang vormen een dankbaar object voor de volksverbeelding, die om mooie, mysterieuze verhalen vraagt. Dongen heeft ze van geslacht naar geslacht doorverteld. Daar is bv. het verhaal van de ridder Klebold, die op een slot langs de Donge heette te wonen. Uit de dichtbij gelegen kerk had hij de heilige vaten gestolen. Tot straf daarvoor verviel hij niet alleen tot armoede maar zijn kasteel kwam ook zó vol ongedierte te zitten, dat het verbrand moest worden. De ridder verdronk zich in een moeras. Men ontmoet hier weer bekende geluiden. Het Ule-kasteel te Alphen ging aan ratten en muizen ten onder. Te Bingen voltrokken in de Rijn ook muizen de straf der gerechtigheid en daarom wijzen ze u nu nog, bij het voorbijvaren in de vakantie, naar de muizentoren. Volgens een andere lezing van het Dongense verhaal werd over de boze Klebold, die dan geen ridder wordt genoemd, vanaf de preekstoel de banvloek uitgeroepen. En er wordt geen slot maar een hoeve langs de Donge in brand gestoken.

 

Niet ongegrond

Het is wel typisch, dat Dongen onder zijn heren een paar allesbehalve brave jongens (uit het geslacht Van Dalem) gekend heeft. Die hadden zelfs heel wat meer dan de Klebold der verbeelding op hun geweten. Joost van Dalem werd wegens zedenmisdrijven afgezet en verbannen, een bastaardzoon van hem zou op het schavot zijn onthoofd en een Jan van Dalem wordt o.a. wegens doodslag op een schepen van Turnhout in 1513 vervallen verklaard. De heerlijkheid ging toen door fiscatie over aan Engelbrecht van Nassau. Dongen had hiermee zijn laatste heer gezien. Die historie met de Van Dalems is overigens een nogal ingewikkeld geval, waarbij de schrijvers erover niet met elkaar overeenstemmen.

 

Fraaie natuur

Méér verkwikkelijks biedt een toeven in op een ten zuiden van het Wilhelminakanaal, op de grens van Dongen en Oosterhout gelegen natuurgebied, dat de naam van "De Duiventoren" draagt. Het is een prachtig boscomplex, waar decennia achtereen de verbeelding vrij spel gehad heeft. Waarheid en verdichtsel, maar vooral het laatste, hebben de geslachten hier vlijtig doorheengeweven. In "De Duiventoren" leefde het mysterie, dat ook wij, in onze jeugd, altijd zwaar hebben voelen wegen. Er werd in ons bijzijn steeds geheimzinnig en fluisterend over de bossen van "De Duiventoren" gesproken. Zelfs toen we tot de ontdekking kwamen, dat het hier wel eens om een geliefd oord tot minnekozen voor vrijende paartjes kon gaan, werd de nevel van de betovering nog niet helemaal verdreven. Er bleven zoveel vragen om een antwoord roepen. Ergens in die bossen, niet zo ver van de weg Dongen - Rijen verwijderd, liggen namelijk grote grachten, waarvan de mensen vertellen, dat ze eens een kasteel omarmden, maar enig bewijs daarvan viel niet te leveren. Dat kasteel zou toebehoord hebben aan een roofzuchtige ridder, die zo ongeveer heel Brabant plunderde. Kooplui uit Vlaanderen en Holland werden, als hij de kans kreeg, door hem gevangen genomen, waarna hij voor hun vrijlating een losprijs eiste. Dat bleef echter niet mooi staan. De heer van Strijen sloot een verbond met ridders in de buurt en door deze samenwerking werd de schurk verdreven.

 

Dooreengeklutst

Zoals we gezien hebben is in de geschiedenis van Dongen sprake van een duiventoren, een kasteel aan de Donge en niet al te brave heren. Factoren genoeg voor mystificatie. Men heeft dat allemaal lekker dooreengeklutst en toen kwam er een brouwsel te voorschijn, waaraan romantische en lichtgelovige geslachten zich zat konden drinken.

Het gebied van de voormalige echte duiventoren vormde vroeger een aaneengesloten terrein met de bossen en heiden van de huidige "Duiventoren". De aanleg van de verharde weg naar Rijen en van het Wilhelminakanaal hadden "De verbrande Hoef" geheel geïsoleerd. Nu is 't niet zo vreemd, meent mr. P. van Dordmondt in Taxandria, dat de wandelaars de naam van de verdwenen duiventoren mee naar die bossen hebben genomen, te meer daar de herinnering aan plaats van kasteel en toren vervaagd was. Deze verklaring komt ons inderdaad logisch voor. "De Duiventoren" heeft een kleine twee jaar geleden actualiteit gekregen doordat daar, in opdracht van Staatsbosbeheer, een picknickplaats voor dagrecreatie tot stand gekomen is. Juist op de plaats van de mysterieuze grachten voor het ontstaan waarvan wij nog geen verklaring zijn tegengekomen.

 

Recreatie

Er staan op een glad grasveld een veertiental picknicksets, bestaande uit tafels met zitbanken, bijbehorende afvalbakken en een sanitairinrichting, alles op een oppervlakte van ca. 5000 vierkante meter. Vlak in de buurt ligt ook nog de zandverstuiving "De woeste Zee", die zeker niet het minst belangrijke deel van dit rustige recreatie-oord vormt, dat aansluiting geeft op de bossen van Dorst met bad Surae. Er zijn er wel, die de cultivering van de "Duiventoren" betreuren, maar de automobilist zal de vanaf de straatweg naar Rijen erheen leidende asfaltweg waarderen, evenals de uitgezette, kronkelende paadjes met aangifte van de tijdsduur van een wandeling. In de zomer zingen beuk, den, eik en berk hier hun uitbundigheid uit, maar ook in de winter is het er stemmingsvol.

Dezer dagen stonden wij aan de nog altijd fascinerende grachten, die alle bij elkaar wél een vierkant maar toch geen aaneengesloten water vormen. De dorre bladeren van opeengestapelde seizoenen maken het water van de grootste gracht, die dertien tot veertien meter breed is en daarin alle andere overtreft, tot een inktzwarte spiegel. Zelfs fraaier dan in een zomer-wir-war tekenen de overhangende dennebomen er hun silhouetten in, scherp als met een schaar uitgesneden. Alleen de eenden verdragen dit niet. Ze zullen wel eens laten zien wie hier regeert. Met fier vooruitgestoken borst alsof ze zwanen willen zijn, komen ze aangeploegd om een breed-uitwaaierende driehoek achter zich te laten. Blijkbaar met geen andere bedoeling dan al die silhouetten uit te wissen. Ze doen het geluidloos, zonder gesnater, zo zeker zijn ze van zichzelf. En als het water dan is uitgerimpeld, maken ze rechtsomkeert om hun vruchteloos gebleken werk over te doen. Deze speelse escapades zijn alleen mogelijk in het brede grachtgedeelte, omdat de andere grachten een door groene waterplanten afgesloten waterspiegel bezitten.

Grenzend aan dit terrein ligt een oud gebied, dat de naam van "De Moerkens" draagt. Dit gebied werd herhaaldelijk genoemd in Oosterhoutse akten tussen de jaren 1600 en 1800 toen hier moer werd uitgegraven. Nergens in deze stukken is echter ooit sprake van "De Duiventoren", wat er ook op wijst, dat die naam vanaf "De verbrande Hoef" en het voormalige kasteel van de Heren van Dongen kan zijn overgekomen.

 

"Woeste Zee"

Ten noorden van "De Duiventoren" hebben we dan "De woeste Zee". Men bereikt die via de asfaltweg naar de picknickplaats welke begint aan de weg naar Rijen, ongeveer tegenover een café met speeltuin, ten zuiden van het Wilhelminakanaal. "De woeste Zee" is een prachtige zandverstuiving, vertoont dus een heel ander karakter als dat wat als "Duiventoren" wordt aangeduid. Ze onderscheidt zich ook van de Udenhoutse, Loonse of Drunense duinen doordat de blik niet over eindeloos golvende duinruggen gaat. De zandzee ligt namelijk geheel ingesloten in dennenbos, waardoor zij een gezellige intimiteit bezit. Men kan zich daarin verloren wanen terwijl de wereld toch erg dichtbij is. Maar het schijnt wel dat die wereld daar geen weet van heeft. Des zomers bakt hier soms de zon en gloeit het fijne stuifzand onder de blote voeten. Nu echter hebben de winterregens de bovenste zandlaag klef gemaakt, wat het rondzwerven vergemakkelijkt. Als de "Duiventoren" er thans kaal en uitgekleed te kijken staat - "De woeste Zee" kent nauwelijks de seizoenen. Die verraden zich eigenlijk alleen maar bij de toegang, waar een paar blanke berken, als kokette juffertjes, uitdagend afsteken tegen het donkere groen van de dennen. Door die dennenbossen leiden nog allerlei kronkelpaadjes over met taai gras en dennenaalden bedekte "bergen". Heuvel op, heuvel af gaat dat, maar ge komt altijd wel ergens uit om u te oriënteren.

We hebben niet de indruk, dat het in "De woeste Zee" en in "De Duiventoren" overloopt van Tilburgse bezoekers, eerder dat het voor dezen hier om "terra incognita" gaat. Een bezoek aan de hele boswachterij Dorst, waar een deel van dit gebied onder ressorteert, hoewel het dichter bij Dongen dan bij Dorst is gelegen, laat zich per auto gemakkelijk combineren.

 

PIERRE VAN BEEK