Van
Dongens kasteel bleef geen steen over
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 7 februari 1970
Wie, komende
uit de richting Tilburg, via de Endsestraat met open oog de
gemeente Dongen binnenrijdt, krijgt het gevoel in een andere
streek te belanden. In een lange lintbebouwing rijgen zich
daar opvallend veel met riet of stro gedekte boerderijen
aaneen en enige tientallen jaren geleden kon men er de
eigenaardige geur waarnemen, die zo typisch was voor
looierijen. Dongen was toen vooral het land van het leer en
schoenen. Maar Dongen keek met zijn gezicht méér naar het
westen dan naar het oosten. Men had er een Vaart en door de
lucht dreef reeds een vleug van het ons zo weinig vertrouwde
polderland. Dit was dan ook geen Meierij meer, want hier
leefde historisch de Baronie van Breda. Dat zal zo nog lange
tijd blijven, maar toch lijkt het er het laatste decennium
op, dat dit Dongen zijn gezicht wat meer naar Tilburg draait
en de band met Breda aan het vervagen is. Opname der
gemeente in het stadsgewest Tilburg is daarvan een
kenmerkend symptoom. Nu weten we in Tilburg eigenlijk niet
zo heel veel van Dongen. Daarom zijn wij er eens gaan
rondneuzen. Met een bewust eenzijdige blik, die enkel zocht
naar wat hem boeiend, weinig bekend en in een bepaald kader
karakteristiek voorkwam. Zulke dingen vallen er in Dongen
wel te ontdekken. Men denke maar aan "het kasteel" van
Dongen, de heren die er regeerden, de ruïne van de St.
Laurenskerk, de mystificatie rond de Duiventoren, de sagen
en het fraaie natuurgebied "De woeste Zee". Zo kunnen wij
misschien - met een specifieke bril op de neus - ook Tilburg
dichter bij Dongen brengen.
"Het
betoverende kasteel of de erfgenamen van Duivenvoorde", zo
luidde de veelbelovende titel van een beduimeld boek, dat we
in onze prille jeugd ooit ergens in de Baronie op tafel
hebben zien liggen. Nooit zijn we dat boek nog tegengekomen,
maar onze verbeelding heeft zich nimmer van die titel los
kunnen maken. Vele, vele jaren zouden voorbijgaan alvorens
we ontdekten dat het hier een historische roman van J.B. van
der Lans betrof en voordat we - los daarvan - op de naam van
Willem van Duivenvoorde stuitten. Geslachten, waarover
romans geschreven worden, hebben doorgaans iets in de melk
te brokkelen gehad en zijn ook wel over de tong gegaan. Nu,
die Willem van Duivenvoorde was een zeer machtig man. Bij
alles wat hij nog meer was, staat hij o.a. ook te boek als
de eerste Heer van Dongen, dat hij nagenoeg geheel tot zijn
eigendom kon rekenen. Hij werd in 1290 geboren. Volgens
sommigen op kasteel Boutershem bij Mechelen, volgens anderen
te Haarlem. In elk geval was hij een bastaardzoon van
Philips van Duivenvoorde, een geslacht, dat ook wel
Snikkerieme werd genoemd. Zijn geboorte belette niet, dat
hij later in de ridderstand werd verheven. Zelf bracht hij
het tot acht bastaardkinderen. In die tijd werd daar anders
dan in de onze tegenaan gekeken.
Geldschieter
Hoewel van
huis uit niet rijk, wist hij zich grote bezittingen te
verwerven dankzij zijn grote handels- en krijgsmanskunst.
Aan zijn intelligentie dankte het geslacht Van Duivenvoorde
zijn opkomst. Hij streefde naar samenwerking en munteenheid
tussen de omringende landen, wat ons vandaag aan de Benelux
doet denken. Willem leende ontzaglijke sommen aan de graaf
van Holland, de hertog van Brabant, de bisschop van Luik en
de koning van Engeland, zodat hij daardoor overal een vinger
in de pap hield. De rente die hij vroeg, was kortweg een
woekerrente. Werd 15 pct toen als normaal beschouwd, hij
bedong 20, 30 en wel ooit 43 pct. De paus kon daar zo hard
tegen zijn als hij wilde - het gebeurde. En nu wij maar met
de oren klapperen! En de lof van de "goede, oude tijd"
zingen!
Vanaf
1330
In 1324 werd
Willem van Duivenvoorde door de heer en vrouwe van Strijen
beleend met het slot van Oosterhout met alle daaronder
vallende goederen, waartoe ook Dongen behoorde. In 1330 werd
hij feitelijk de eerste heer van Dongen al bleef hij zich
"Heer van Oosterhout" noemen. In het polderland ten noorden
van Oosterhout kan men thans nog een restant van zijn oude
slot zien. Die ruïne is een flankeertoren van het in 1351
door Willem van Duivenvoorde gebouwde Huys te Strijen
geweest en staat nu bekend als "Slotbossentoren". Willem
heeft kastelen laten bouwen te Dordrecht, Mechelen,
Geertruidenberg, DONGEN, Strijen (Oosterhout), Breda,
Brussel en Boutershem bij Leuven. Nu eens verbleef hij op
het ene dan weer op het andere. Bij zijn dood in 1353 was
hij aan tegenwoordige geldswaarde meer dan tien miljoen
rijk. Zijn nalatenschap verviel aan een oomzegger, Jan van
Polanen. Deze gaf ze aan zijn dochter mee toen die trouwde
met graaf Engelbrecht van Nassau. Willem was derhalve de
grondlegger van het Huis van Oranje Nassau in Noord-Brabant.
Slot aan
Donge
Nu willen we
natuurlijk wel eens graag weten waar dat Dongense "kasteel"
of slot is gebleven, want dat bestaat niet meer. Vlijtige
speurders zijn van mening, dat het kan gestaan hebben op
tien minuten van de oude kerk (thans Ned. Hervormde kerk)
verwijderd bij de samenvloeiing van het Snelle Vaartje en de
Donge op het terrein, dat in de volksmond "De verbrande
hoef" wordt genoemd. Het kanaal heeft de kortste weg erheen
afgesneden en het gebied tot een nog méér verloren oord
gemaakt dan de verharde weg naar Rijen al eerder had gedaan.
Het kasteel is in de loop der tijden door oorlogen en brand
vernield. In 1656 is er sprake van een "verbrant casteel".
Op het terrein heeft later een thans ook weer verdwenen
boerenwoning gestaan, die "De verbrande Hoef" heette. Wat
voorheen daar ter plaatse stond, schijnt een nogal flink
gebouw te zijn geweest. Er is een tekening van bewaard
gebleven. De fundamenten, die uit grote gebakken stenen
bestonden, waren zeer dik. Na het uitgraven daarvan is het
terrein in een hof veranderd en er verrees genoemde
boerderij.
Laatste
rest
Bij die
boerderij stond echter nog lange tijd een vierhoekige
duiventoren en rondom het erf waren overblijfselen van
grachten. Die toren wordt een overblijfsel van het slot
genoemd. Er is daarbij sprake van bakstenen muren van 5,5
meter dik en 11 meter hoog, welke echter vermoedelijk nog
hoger zijn geweest. De toren zou van binnen helemaal met
gemetselde, vierhoekige duivennesten gevuld zijn geweest.
Duiventorens zijn in het verleden een typisch verschijnsel
bij adellijke woningen geweest. Het in stand houden daarvan
was een oud recht. We hebben wel eens horen vertellen, dat
aan de aard van de bouw van een duiventoren zelfs de graad
van de adel kon worden afgelezen. Men hield de duiven ter
wille van het vlees en de mest. En dat ging dan om niet zo
weinig duiven. Ook werd de mest gebruikt voor het maken van
zeep en het bleken van linnengoed.
Duiventorens
De bloeitijd
van de duiventorens valt in onze streken in de 13de en in de
18de eeuw, volgens mededeling van Knippenberg. In 1662 werd
het aantal duiventorens in Engeland op 26.000 geschat. In
Nederland worden ze reeds vermeld in 1290 als een voorrecht
voor bepaalde hogere standen. Adellijke en religieuze huizen
hadden zelfs lange tijd het alleenrecht (met 200 tot 2000
nestholen en meestal talrijke duiven). Gevoerd werden de
beesten niet. Ze moesten maar op de akkers aan de kost zien
te komen zodat ze daar een grote plaag vormden. De torens
dienden enkel tot nestgelegenheid. De jonge duifjes werden
in de zomer gegeten en dat is een heerlijke lekkernij. De
oudere vogels gingen er in de winter aan. De burger mocht
pas in de 16de en 17de eeuw duiven houden. Dat ging echter
ook nog zómaar niet. Hij had aan allerlei eisen te voldoen.
O.a. moest hij vier bunder land "onder de ploeg" hebben.
Toen in de 18de eeuw de vleespositie beter werd, ging het
bergafwaarts met de duiventorens. Wat er nu nog aan
originele is overgebleven, kan men wel als "monument"
beschouwen.
Uit het
oosten
Het houden
van duiven is uit het oosten tot ons overgewaaid. Twintig
eeuwen geleden hield men in het oosten al massa's duiven om
het vlees en om de mest. Herodes onderhield te Jeruzalem
talrijke duiventorens. Cyprus, Egypte en Rome kenden ze.
Rome bezat torens met wel 5000 duiven naar Flavius Josephus
vertelt. Ook nu nog bestaan in het oosten duiventorens.
Van alles
wat daar eens in Dongen bij de Donge lag, is nu niets meer
te zien dan een weiland. In een akte van 1654 is sprake van
"een groote hoeve met het oudt vervallen heerlychuis ende
casteel, waarop de Heeren van Donghen te woonen plaegen".
Toen in 1656 baron de Molde het goed te huur aanbood, wenste
hij voor zichzelf te houden "het heerenhuys dewelck
affgebrant is met zijn omliggende grachten en duyventoorn".
Van Goor maakt in 1744 alleen melding van een vervallen
toren. De rest schijnt toen al gesloopt geweest te zijn. In
1931 lagen langs een slootkant nog enkele flinke
steenklompen tussen boomstronken en als 'n mol zich naar de
wereld van de mensen wroette, kwamen er wel eens schilfers
van baksteen op het terrein van "De verbrande hoef" te
voorschijn.
Legenden
Zulke
geschiedenissen van kastelen en ondergang vormen een
dankbaar object voor de volksverbeelding, die om mooie,
mysterieuze verhalen vraagt. Dongen heeft ze van geslacht
naar geslacht doorverteld. Daar is bv. het verhaal van de
ridder Klebold, die op een slot langs de Donge heette te
wonen. Uit de dichtbij gelegen kerk had hij de heilige vaten
gestolen. Tot straf daarvoor verviel hij niet alleen tot
armoede maar zijn kasteel kwam ook zó vol ongedierte te
zitten, dat het verbrand moest worden. De ridder verdronk
zich in een moeras. Men ontmoet hier weer bekende geluiden.
Het Ule-kasteel te Alphen ging aan ratten en muizen ten
onder. Te Bingen voltrokken in de Rijn ook muizen de straf
der gerechtigheid en daarom wijzen ze u nu nog, bij het
voorbijvaren in de vakantie, naar de muizentoren. Volgens
een andere lezing van het Dongense verhaal werd over de boze
Klebold, die dan geen ridder wordt genoemd, vanaf de
preekstoel de banvloek uitgeroepen. En er wordt geen slot
maar een hoeve langs de Donge in brand gestoken.
Niet
ongegrond
Het is wel
typisch, dat Dongen onder zijn heren een paar allesbehalve
brave jongens (uit het geslacht Van Dalem) gekend heeft. Die
hadden zelfs heel wat meer dan de Klebold der verbeelding op
hun geweten. Joost van Dalem werd wegens zedenmisdrijven
afgezet en verbannen, een bastaardzoon van hem zou op het
schavot zijn onthoofd en een Jan van Dalem wordt o.a. wegens
doodslag op een schepen van Turnhout in 1513 vervallen
verklaard. De heerlijkheid ging toen door fiscatie over aan
Engelbrecht van Nassau. Dongen had hiermee zijn laatste heer
gezien. Die historie met de Van Dalems is overigens een
nogal ingewikkeld geval, waarbij de schrijvers erover niet
met elkaar overeenstemmen.
Fraaie
natuur
Méér
verkwikkelijks biedt een toeven in op een ten zuiden van het
Wilhelminakanaal, op de grens van Dongen en Oosterhout
gelegen natuurgebied, dat de naam van "De Duiventoren"
draagt. Het is een prachtig boscomplex, waar decennia
achtereen de verbeelding vrij spel gehad heeft. Waarheid en
verdichtsel, maar vooral het laatste, hebben de geslachten
hier vlijtig doorheengeweven. In "De Duiventoren" leefde het
mysterie, dat ook wij, in onze jeugd, altijd zwaar hebben
voelen wegen. Er werd in ons bijzijn steeds geheimzinnig en
fluisterend over de bossen van "De Duiventoren" gesproken.
Zelfs toen we tot de ontdekking kwamen, dat het hier wel
eens om een geliefd oord tot minnekozen voor vrijende
paartjes kon gaan, werd de nevel van de betovering nog niet
helemaal verdreven. Er bleven zoveel vragen om een antwoord
roepen. Ergens in die bossen, niet zo ver van de weg Dongen
- Rijen verwijderd, liggen namelijk grote grachten, waarvan
de mensen vertellen, dat ze eens een kasteel omarmden, maar
enig bewijs daarvan viel niet te leveren. Dat kasteel zou
toebehoord hebben aan een roofzuchtige ridder, die zo
ongeveer heel Brabant plunderde. Kooplui uit Vlaanderen en
Holland werden, als hij de kans kreeg, door hem gevangen
genomen, waarna hij voor hun vrijlating een losprijs eiste.
Dat bleef echter niet mooi staan. De heer van Strijen sloot
een verbond met ridders in de buurt en door deze
samenwerking werd de schurk verdreven.
Dooreengeklutst
Zoals we
gezien hebben is in de geschiedenis van Dongen sprake van
een duiventoren, een kasteel aan de Donge en niet al te
brave heren. Factoren genoeg voor mystificatie. Men heeft
dat allemaal lekker dooreengeklutst en toen kwam er een
brouwsel te voorschijn, waaraan romantische en lichtgelovige
geslachten zich zat konden drinken.
Het gebied
van de voormalige echte duiventoren vormde vroeger een
aaneengesloten terrein met de bossen en heiden van de
huidige "Duiventoren". De aanleg van de verharde weg naar
Rijen en van het Wilhelminakanaal hadden "De verbrande Hoef"
geheel geïsoleerd. Nu is 't niet zo vreemd, meent mr. P. van
Dordmondt in Taxandria, dat de wandelaars de naam van de
verdwenen duiventoren mee naar die bossen hebben genomen, te
meer daar de herinnering aan plaats van kasteel en toren
vervaagd was. Deze verklaring komt ons inderdaad logisch
voor. "De Duiventoren" heeft een kleine twee jaar geleden
actualiteit gekregen doordat daar, in opdracht van
Staatsbosbeheer, een picknickplaats voor dagrecreatie tot
stand gekomen is. Juist op de plaats van de mysterieuze
grachten voor het ontstaan waarvan wij nog geen verklaring
zijn tegengekomen.
Recreatie
Er staan op
een glad grasveld een veertiental picknicksets, bestaande
uit tafels met zitbanken, bijbehorende afvalbakken en een
sanitairinrichting, alles op een oppervlakte van ca. 5000
vierkante meter. Vlak in de buurt ligt ook nog de
zandverstuiving "De woeste Zee", die zeker niet het minst
belangrijke deel van dit rustige recreatie-oord vormt, dat
aansluiting geeft op de bossen van Dorst met bad Surae. Er
zijn er wel, die de cultivering van de "Duiventoren"
betreuren, maar de automobilist zal de vanaf de straatweg
naar Rijen erheen leidende asfaltweg waarderen, evenals de
uitgezette, kronkelende paadjes met aangifte van de
tijdsduur van een wandeling. In de zomer zingen beuk, den,
eik en berk hier hun uitbundigheid uit, maar ook in de
winter is het er stemmingsvol.
Dezer dagen
stonden wij aan de nog altijd fascinerende grachten, die
alle bij elkaar wél een vierkant maar toch geen
aaneengesloten water vormen. De dorre bladeren van
opeengestapelde seizoenen maken het water van de grootste
gracht, die dertien tot veertien meter breed is en daarin
alle andere overtreft, tot een inktzwarte spiegel. Zelfs
fraaier dan in een zomer-wir-war tekenen de overhangende
dennebomen er hun silhouetten in, scherp als met een schaar
uitgesneden. Alleen de eenden verdragen dit niet. Ze zullen
wel eens laten zien wie hier regeert. Met fier
vooruitgestoken borst alsof ze zwanen willen zijn, komen ze
aangeploegd om een breed-uitwaaierende driehoek achter zich
te laten. Blijkbaar met geen andere bedoeling dan al die
silhouetten uit te wissen. Ze doen het geluidloos, zonder
gesnater, zo zeker zijn ze van zichzelf. En als het water
dan is uitgerimpeld, maken ze rechtsomkeert om hun
vruchteloos gebleken werk over te doen. Deze speelse
escapades zijn alleen mogelijk in het brede grachtgedeelte,
omdat de andere grachten een door groene waterplanten
afgesloten waterspiegel bezitten.
Grenzend aan
dit terrein ligt een oud gebied, dat de naam van "De
Moerkens" draagt. Dit gebied werd herhaaldelijk genoemd in
Oosterhoutse akten tussen de jaren 1600 en 1800 toen hier
moer werd uitgegraven. Nergens in deze stukken is echter
ooit sprake van "De Duiventoren", wat er ook op wijst, dat
die naam vanaf "De verbrande Hoef" en het voormalige kasteel
van de Heren van Dongen kan zijn overgekomen.
"Woeste
Zee"
Ten noorden
van "De Duiventoren" hebben we dan "De woeste Zee". Men
bereikt die via de asfaltweg naar de picknickplaats welke
begint aan de weg naar Rijen, ongeveer tegenover een café
met speeltuin, ten zuiden van het Wilhelminakanaal. "De
woeste Zee" is een prachtige zandverstuiving, vertoont dus
een heel ander karakter als dat wat als "Duiventoren" wordt
aangeduid. Ze onderscheidt zich ook van de Udenhoutse,
Loonse of Drunense duinen doordat de blik niet over
eindeloos golvende duinruggen gaat. De zandzee ligt namelijk
geheel ingesloten in dennenbos, waardoor zij een gezellige
intimiteit bezit. Men kan zich daarin verloren wanen terwijl
de wereld toch erg dichtbij is. Maar het schijnt wel dat die
wereld daar geen weet van heeft. Des zomers bakt hier soms
de zon en gloeit het fijne stuifzand onder de blote voeten.
Nu echter hebben de winterregens de bovenste zandlaag klef
gemaakt, wat het rondzwerven vergemakkelijkt. Als de
"Duiventoren" er thans kaal en uitgekleed te kijken staat -
"De woeste Zee" kent nauwelijks de seizoenen. Die verraden
zich eigenlijk alleen maar bij de toegang, waar een paar
blanke berken, als kokette juffertjes, uitdagend afsteken
tegen het donkere groen van de dennen. Door die dennenbossen
leiden nog allerlei kronkelpaadjes over met taai gras en
dennenaalden bedekte "bergen". Heuvel op, heuvel af gaat
dat, maar ge komt altijd wel ergens uit om u te oriënteren.
We hebben
niet de indruk, dat het in "De woeste Zee" en in "De
Duiventoren" overloopt van Tilburgse bezoekers, eerder dat
het voor dezen hier om "terra incognita" gaat. Een bezoek
aan de hele boswachterij Dorst, waar een deel van dit gebied
onder ressorteert, hoewel het dichter bij Dongen dan bij
Dorst is gelegen, laat zich per auto gemakkelijk combineren.
PIERRE VAN
BEEK