CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

"Meeste mensen worden nogal slecht voorgelicht"

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 17 januari 1970

 

Er zijn altijd wel mensen geweest, die een bijzondere liefde voor het verzamelen van antiek aan de dag legden. Hun categorie bleef echter beperkt tot een culturele bovenlaag, die daarenboven ook materieel in staat moest zijn zich deze vorm van luxe te veroorloven. De laatste jaren is zich in deze situatie een opvallende kentering gaan aftekenen, o.a. doordat steeds bredere lagen van de bevolking aan de twee gestelde voorwaarden gingen voldoen. Maar zelfs daar, waar men niet zo hoog kan reiken, manifesteert zich een hang naar oude dingen en curiositeiten, die verraadt, dat men bereid is zich met het mindere tevreden te stellen als het meerdere niet te halen valt. Zo zijn we verzeild geraakt in het tijdperk van het quasi-antiek. Het lijkt derhalve of ook antiek is meegesleurd in de stroomversnellingen van onze eeuw, die zelfs de tijd comprimeert. Méér dan schijn is dit in werkelijkheid niet. Voor echt antiek blijft nog steeds een ouderdomsgrens van 100 tot 150 jaar gehandhaafd, wat niet behoeft weg te nemen, dat menigeen zijn vreugden kan beleven aan zaken, die deze norm niet halen.

Het verzamelen van antiek veronderstelt een bewust ervaren of een onbewuste geestesgesteldheid, waarin een heimwee naar een verleden spreekt - misschien wel als een reactie op een al te grote zakelijkheid van de laatste decennia. Men kan - naar het woord van Horatius - de natuur wel met de hooivork uitdrijven maar zij keert toch altijd weer terug. Geldt dit wellicht ook voor de romantiek, waarvan we de laatste jaren zoveel verschijnselen beleven? Romantiek zit er in ieder geval wel in antiek. Bovenstaande overwegingen waren er debet aan, dat we dezer dagen terecht kwamen bij "Peters' Oude Kunst", Spoorlaan 438 te Tilburg, bijna onze overbuur. Nu niet bepaald de eerste de beste op het gebied van echt antiek.

 

Om de laatste bewering maar het eerst waar te maken: "Ik heb mijn hele leven thuis nooit over iets anders dan antiek gehoord", zegt de heer H.A.A.F. Peters (55 jaar). Dat zal wel kloppen. Zijn vader François Peters heeft in Tilburg en in den lande decennia lang een reputatie als antiquair gehad. Eerst op het Piusplein gevestigd (1911), later 40 jaar op de Spoorlaan nabij de Heuvel. En nu zet de zoon de zaak voort in een ander pand op de Spoorlaan. Een grootvader van de heer H. Peters was reeds antiquair in Hilvarenbeek, een broer Herbert beoefent dezelfde branche in Toronto (Canada) en 'n andere broer, Theo, is 'n beeldhouwer te Brussel. Drie werken van diens hand zullen straks de nieuwe gebouwen van de N.C.B. te Tilburg sieren.

Alles bij elkaar niet zo'n gekke kring, die misschien ook wel verraadt waarom daar op de Spoorlaan naast de deur van het grote patriciërshuis, waar je bellen moet om binnen te komen, in dikke letters te lezen valt: "Peters' Oude Kunst". Dit betekent, dat het hier niet enkel om antiek maar daarenboven ook nog om kunst "pure" en om kunstnijverheid gaat. Nu kun je wel veel van huis uit mee hebben, er moet voor deze branche ook gestudeerd worden. Daarom bezocht de heer Peters de kunstacademie te Rotterdam. "Je kunt geen kunstgeschiedenis in ons vak missen. Eigenlijk kom je nooit uitgestudeerd want het terrein is enorm breed."

 

Een warm plaatsje in zijn hart bewaart de heer Peters voor de Delftse Antiekbeurs, die in 1948 tot leven kwam en waarvan hij een mede-oprichter is. Dat is wel je-van-het. "Wat kwaliteit aangaat de mooiste beurs van heel de wereld", zegt hij met een enthousiasme, dat alleen door een innige overtuiging kan worden opgebracht. Sinds verschillende jaren is de heer Peters, die - tussen twee haakjes - drie Nederlandse prinsessen onder zijn clientèle kent, ook lid van de Adviescommissie voor het Bossche bisdom, een wat laat geboren instantie, die tot taak heeft alle kunstschatten van kerken in het bisdom te registreren. Dit vernemen wij terloops als we lang en breed gezeten zijn in de tempel van antieke kunst aan de Spoorlaan om het sprookje te ondergaan van al die mooie dingen, die schoonheid paren aan eerbiedwaardige ouderdom en waardoor nu nog de adem gaat van het leven en de liefde van voorbije geslachten. Tempel is in dit verband geen overdreven woord want, als niet ongevoelig mens, treedt ge hier niet binnen zonder enige eerbiedige schroom. Nu kunt ge gedwaald hebben door paleizen van Versailles, Fontainebleau, Schönbrunn of waar ook ter wereld, die afgeladen vol zitten met antiquiteiten van de groten der aarde, hier is het totaal anders al ontbreken ook grote namen niet.

Hier bij Peters geen geur van stof, geen stoelen onder gore hoezen, geen versperringen van roodfluwelen koorden met koperen sluitingen en geen bordjes met "Verboden de voorwerpen aan te raken". Kortom niets mummie-achtigs. De voorwerpen zijn ruim gerangschikt in drie grote, aaneensluitende niet geheel gelijkvloers gelegen zalen. Samen bijna een kijk lang. En dan spreken we nog niet eens over de bovenverdiepingen van het pand. Het staat er allemaal met smaak uitgekiend met 'n suggestie of nog alles een functie vervult. Wat dan ook inderdaad dikwijls het geval blijkt. Je moogt er ook gerust met je vingers aankomen om bij het licht van een raam op deze donkere wintermiddag de inscriptie van een tinnen beker te lezen. Je moogt ook zitten in een fauteuil met een kostbare bekleding van goudleer zoals je dat niet vaak tegenkomt. Je zit daar niet voor de grapjasserij of uit kinderlijke naïviteit, maar doodgewoon omdat je als gast een stoel wordt aangeboden en omdat die ook hier nog altijd bestemd tot zitten is. Daar je op je rug geen ogen hebt, kijk je maar naar eenzelfde onbezette stoel naast je om je te vermeien in de uitgebalanceerde, milde kleuren en de levendige tinteling van dat weliswaar druk en toch niet storend-overdadig bewerkte leer, als je gastheer even voor een klant aan de telefoon geroepen wordt.

 

Persoonlijk

De heer Peters legt de grens, waar men over echt antiek mag praten, op een ouderdom van honderdvijftig jaar. De aantrekkelijkheid voor de mensen zit in het mooie dat schoonheidsontroering schenkt maar tegelijkertijd in het menselijk element, waarmee ieder stuk antiek - ook als het voortbrengselen van oude kunstnijverheid betreft - verweven zit. In tegenstelling tot de hedendaagse massaproduktie, waarop de verbruiker en evenzozeer de vervaardiger geen gelegenheid krijgt een persoonlijke toets tot gelding te brengen, bezitten die oude produkten een dergelijk accent wel. Wie vroeger bij de vakman een kast in bestelling gaf, kon daarbij precies vertellen hoe deze moest zijn om aan zijn persoonlijke smaak te voldoen. Een utiliteitsstuk conserveerde iets van maker en uitvoerder. Dat is het wat er nu, in liefde en schoonheid, nog meespreekt uit die oude voortbrengselen van handen en geest. Men moet voor dit alles wel ontvankelijk zijn, maar als men dit van huis uit niet is, kan men "het" ook leren zien o.a. door goede voorlichting. Deze acht de heer Peters bijzonder belangrijk, niet alleen om de vreugden te genieten maar ook om te voorkomen, dat er een kat in de zak gekocht wordt. Die voorlichting laat wel te wensen over en daardoor koopt men maar alles.

Verhoudingsgewijs gesproken bestaat er - vooral wat Nederland betreft - eigenlijk niet heel veel echt antiek. Een honderdvijftig jaar geleden had ons land niet zoveel inwoners. Het aantal van hen, die zich de luxe van kunst en kunstnijverheid kon veroorloven, was betrekkelijk klein. Men is dan al gauw aangewezen op de adel, kloosters en kerken. Een deel ging mettertijd verloren of raakte versleten. Reken dan maar uit hoe beperkt het gebied is. Geen wonder derhalve, dat er stad en land moet worden afgereisd om iets werkelijk goeds op de kop te tikken. Dit doet de heer Peters dan ook. De helft van het jaar is hij op reis o.a. in Spanje, Italië, Oostenrijk enzovoorts. "Ze komen het je echt niet thuis brengen. Je moet er zelf op uit." Oninteressant blijkt dat echter niet. Het levert wel eens aardige avonturen op. In het achterhoofd van de heer Peters leeft dan ook de gedachte nog ooit zijn memoires te schrijven als de tijd komt, dat hij het wat kalmer aan doet.

 

Favorieten

Onze zegsman mag dan handelaar zijn en telkens opnieuw begeesterd raken bij een of andere vondst, er zijn hem toch wel enige dingen persoonlijk aan het hart gegroeid. Daarbij komt dan de Brabander en Tilburger om de hoek kijken. "U kunt het mooi vinden of niet - eigenlijk is het niet zo geweldig - maar dit zal ik niet gemakkelijk verkopen", en hij toont een gepolychromeerd Lieve Vrouwebeeldje. "Dit is nu echt Brabants en heel zeldzaam. In de zesendertig jaar, dat ik in het vak zit, ben ik zoiets maar drie keer tegengekomen." Het gaat ook nog om een in Drunen opgegraven bronzen kan. Romeins werk uit de tweede eeuw. "Wat zó lang in Brabant in de grond heeft gezeten, verkoop ik evenmin. Dat moet in ieder geval in de provincie blijven."

Met bijzondere trots wijst hij op een grote, zittende madonna met kind, waar we al enige tijd tersluiks naar hebben zitten kijken. "Dat is een werkelijk uniek stuk. De mooiste 'Sedes Sapientiae' (Zetel der wijsheid), die er in Europa te koop is. Frans werk uit de vijftiende eeuw, notenhout." Niet alleen de mensen maar ook de dingen hebben hun verhalen. Alles wat we hier zien, heeft zijn geschiedenis. Hoog boven ons hoofd wegen de balken uit een oud huis te Andel. In het midden van een wand prijkt een 17de-eeuwse Nederlandse schouw met gebeeldhouwde consoles. Op een Oud-Hollandse tafel staan twee gildebekers met inscriptie. De heer Peters neemt er een in de hand en terwijl er het licht op speelt, zegt hij: "Hier hoort ook nog een kan bij. Die zit in Engeland. Ik weet ook waar, maar heb ze nog niet kunnen kopen. Ik doe deze bekers niet weg voordat ik er de kan ook bij heb."

 

Grote namen

Nu zitten we meteen bij het tin. De heer Peters heeft ooit de hele tincollectie van Lady Mountbatten, echtgenote van Lord Mountbatten, eens de onderkoning van India, aangekocht. "Toen ik het thuis kreeg, zaten in sommige kannen nog briefjes met de namen van vroegere schenkers er op. Er bleek waarachtig een geschenk bij van de koning van Zweden. Er zat trouwens méér Zweeds tin bij. Het Zweedse vorstenhuis heeft nog pogingen gedaan dat tin terug te kopen." Er vallen meer klankvolle namen: een beeld uit de collectie van kardinaal Mazarin, een kast afkomstig van de moeder van de koningin van Engeland uit kasteel Glameyes Castle heeft hier gestaan en een groot deel van een wand wordt nu nog bedekt door een twintig vierkante meter groot gobelin, dat afkomstig is uit de collectie van het paleis van erfprins Adolf von Schwarzenberg in de nabijheid van Wenen. Het werd vervaardigd van 1698-1702 door Guillaume Werniers naar een voorstelling van Teniers en munt uit door zijn prachtige kleur. De tafel, die in de voorste zaal ook werkelijk de functie van tafel vervult, is Oud-Hollands uit het begin van de 17de eeuw.

 

Wist u dat?

"Wist u," zegt de heer Peters, "dat men in de 16de eeuw en daarvóór de tafels niet permanent midden in de kamer liet staan? Die werden na het eten gedemonteerd en tegen de wand van het vertrek gezet en bij het begin van de maaltijd telkens weer opgebouwd. Pas in de gouden 17de eeuw, toen er méér werk van mooi gedekte tafels werd gemaakt, bleven ze staan. Kijk, hier heb je zo'n uitneembare tafel", en hij wijst op de schroeven en bouten, bestemd om haar snel uit elkaar te nemen. "Ik heb ooit zo'n Oud-Hollandse tafel gehad van zes meter lang. Die staat nu in het oude raadhuis van Wijchen."

Boven ons hoofd hangt een prachtige, veelarmige kroonluchter van koper zoals men die nog wel in kerken tegenkomt en die thans ook gebruikt worden voor de sfeervolle inrichting van gerestaureerde, oude gebouwen zoals bv. die van het Hoogheemraadschap Rijnland te Leiden. Dit lichaam heeft van de heer Peters drie oude kronen uit de Lutherse kerk te Den Bosch aangekocht. Een klok van Claudius Dûchesne met twee carillons erin laat onverwacht haar tingel-tangel horen en van de wanden kijken de koppen van twee onbekende goudeneeuwers zeer ernstig uit hun lijsten en hun brede halskragen op ons neer. Ze doen dat in gezelschap van de levensgrote grootvader van de gebroeders Jan en Cornelis de Witt, die door Van Miervelt geschilderd werden.

 

Nooit beleefd

Dat is dan alleen nog maar een deel van wat er zo allemaal staat en hangt rondom de plaats, waar we zitten. We zouden zo eindeloos voort kunnen gaan bij het wandelen door de zalen, waar de voeten gaan over de grote plavuizen uit de oude, in verval verkerende kerk van Bergeyk. En wie heeft er - zonder daarop attent te zijn gemaakt - erg in, dat hij zelfs op de binnenplaats, waar de regen schaamteloos neerplast, op tegels loopt van omstreeks 1200, die eens beroerd werden door de reeds eeuwen gestorven gelovigen van 't kerkje van Velp bij Grave. We zullen niet breed uitweiden over de vele grote kasten, waarvan 's heren Peters' trots is die l7de eeuwse uit palissander. "Mooier dan die van het Rijksmuseum. Alle beeldhouwwerk van palissander. Tot zelfs de poten toe. Dat heb ik nooit eerder meegemaakt."

 

Geen kuisheid

Men kan ook niet voorbij aan de oudste kast, een credance met briefpanelen van 1420 - afkomstig uit 'n pastorie - en aan een 17de eeuwse renaissancekast. Deze laatste is versierd met voorstellingen van de Zeven Deugden. Het blijken er hier echter maar zes te zijn. Natuurlijk word je dan nieuwsgierig te weten welke er ontbreekt. Bij nadere beschouwing is dat de Kuisheid... Laten we daarvoor maar een plausibele verklaring zoeken: de kast biedt slechts voor 6 panelen plaats. Waarmee uiteraard nog niet verklaard is waarom uitgerekend de Kuisheid het loodje moest leggen. Boosaardige criticasters zeggen, dat dit pas in de 20ste eeuw zou geschieden... We zien in dit kader trouwens nog wel iets leuks. Dit blijkt een kloosterspiegel met, ter beveiliging van het kloosterzieltje, de in opvallend grote letters vermelde vermaning: "Nergens veilig als in 't heilig"...

Alle antiek heeft zijn geschiedenissen. Grote of kleine, bekende of onbekende, komische en tragische. Een merkwaardig geval ligt in het feit, dat de heer Peters momenteel weer in het bezit is van een kast, die zijn vader veertig jaar geleden aan de toenmalige deken van Grave had verkocht. "Ik zal er een nulletje méér voor geven als u mijn vader hebt betaald", zei ik na de ontdekking. Het lukte aanvankelijk niet maar na verloop van tijd heb ik ze toch in mijn bezit gekregen."

 

Bescherming

In het begin van ons verhaal noemden we reeds de Adviescommissie voor het bisdom Den Bosch, waarin de heer Peters zitting heeft. Hij toont zich daarover nogal enthousiast en vindt het heel interessant met de commissie op stap te gaan om de inventaris van kerkelijke kunst op te maken. "Je staat er gewoon versteld van wat voor een zeldzame, kostbare dingen men kan tegenkomen in de kleinste dorpen zonder dat men er ooit notie van gehad heeft. Zo hebben we een paar monstransen ontdekt. Één hiervan zoals de dom van Keulen of de Notre Dame van Parijs er geen rijk zijn. Je vindt gewoon dingen van wereldformaat. Het omgekeerde doet zich echter ook voor. In een befaamde kerk meende men zich te mogen verheugen in het bezit van een echt kunstwerk. De commissie moest het echter als imitatie kwalificeren. Men had van de illusie geleefd. Als kerk, die heel wat interessants bevat, noemt onze zegsman die van Hilvarenbeek. Verder betreurt hij het, dat er vroeger bij de seminarieopleiding geen begrip is bijgebracht voor kerkschatten. Te veel is er uit onkunde verdwenen. Dat gevaar wordt nu ingedamd. De commissie maakt voor de kerken een lijst op van wat er rustig verkocht mag worden. En reken maar dat er niets aan de aandacht ontsnapt. Het werd de hoogste tijd. De grote ondeskundige uitverkoop is al veel te lang aan de gang.

Als de heer Peters ons uitlaat, begint er weer een carillon te tingelen. Nu komt het uit een grote, staande klok. Fijne, serene muziek alsof een magische hand klokjes van oud kristal bespeelt. Een tros buitelende echootjes van een verleden, waarvan het over de Spoorlaan voorbijjagend verkeer geen weet heeft.

 

PIERRE VAN BEEK