Pierre
van Beek - Heemkunde-artikelen
redactie:
Ben
van de Pol
Oude
herbergen op de Heuvel
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 28 maart 1970
Zoals
we al eerder gezien hebben was Tilburg, dat dan al de titel van
"stad" mocht voeren, eigenlijk de hele 19e eeuw door nog
een groot dorp. Iedere vreemde bezoeker, die hier verzeild raakt en
zich geroepen voelde zijn indrukken op papier te zetten - wat er
overigens niet zoveel schijnen geweest te zijn - hebben daarvan
getuigd. Maar hoe moet het er dan niet driehonderd jaar eerder
hebben uitgezien? We zouden wel eens graag in die voorbije eeuwen
over de Heuvel hebben rondgeslenterd onder en nabij de lindeboom. Al
wordt er dan ook nergens van banken en terrasjes gerept, enige
intieme gezelligheid moet er toch wel geheerst hebben. En
bedrijvigheid ook. We leiden dit af uit de serie herbergen, die er
in de loop der eeuwen daar met allerlei mooie namen gezeten hebben
en die hun sporen in vergeelde papieren hebben achtergelaten. En een
oude wijsheid zegt: Waar het volk is, is de nering!
Zo
heel veel weten we trouwens niet over onze Heuvel van drie tot
vierhonderd jaar geleden. De enige die het allemaal gezien heeft is
de lindeboom, maar die toont zich niet praatzuchtig. Tekeningen uit
die tijd zijn ons niet bekend. Voor wat de Heuvel betreft dateren de
oudste pas van rond 1830. Met de lindeboom en wat herbergen moeten
we het daarom voorlopig doen.
Schouten
vaak tevens kastelein
De
oudste herberg, die we op de Heuvel in de archieven tegenkomen, is
wellicht "In den Herdt", ook wel "'t Hert"
genoemd. Ze wordt al vermeld in het begin van 1500 en ruim
driehonderd jaar later is het er nog altijd herberg. Zeker tot 1820,
al weten we niet of ze ook tot die datum dezelfde naam heeft
gedragen, een paar eeuwen is dit echter minstens het geval geweest.
Er waren in die oude tijden echter wel méér herbergen die eeuwen
trotseerden, want er werd heel wat trager geleefd dan nu.
"In
den Herdt" lag aan de westkant van de Heuvel, daar waar we het
nog niet zo lang afgebroken pand van Foto-Kino Veldman gekend
hebben. Dat de herberg zo goed floreerde en zulk een lang bestaan
beschoren was, had echter ongetwijfeld nog een andere grond dan het
goede bier. Het grootste deel van haar bestaan - althans tot het
midden van de 17e eeuw - werd zij gedreven door herbergiers, die
tevens schout van Tilburg waren. Dat betekende, dat er heel wat
administratieve gemeentezaken werden afgehandeld. Dat kon je
natuurlijk niet met goed fatsoen doen zonder tegelijkertijd een
borreltje te consumeren. De schout tot vriend houden kon trouwens
ook nooit kwaad. Van de andere kant betekende zo'n zakelijk bezoek
voor de brave burger altijd een mooie verdediging tegen eventuele
verwijten van moeder de vrouw.
Schouten
en vorsters
Een
hele reeks van schouten hebben "In den Herdt" het mes van
twee kanten laten snijden. Vanaf 1500 tot 1651 waren er dat zeven en
wel achtereenvolgens: Jan van de Wouwer, Jan Janssoon van de Wouwer,
Jan Yewaens van den Hoevell, Herman de Roy, Jan de Roy, mr. Herman
de Roy, mr. Christiaan de Roy en drost Verschuuren. Pas drossaard
Adriaan Bernagie maakte aan die traditie 'n einde. Hij weigerde van
zijn functie te profiteren om privé-belang te dienen en zorgde er
in 1680 voor, dat er in de in protestantse handen zijnde kerk van 't
Heike een raadskamer werd ingericht. Het was afgelopen met het
vergaderen in een café, tenminste voor wat de officiële zittingen
betreft. Om na te kaarten zal de herberg wel onmisbaar gebleven
zijn, zoals dat nu op vele dorpen nog altijd het geval is.
Drost
Bernagie hield dus zelf geen herberg, hij liet dat liever over aan
de vorsters, een soort veldwachter en deurwaarder tegelijk. Van 1680
tot 1740 treffen we verschillende namen van vorsters aan, die
herbergier speelden. Wat we nu als een ontoelaatbare misstand zouden
beschouwen, was sinds 1680 van de hogere naar de lagere regionen
afgezakt.
In
1576 ontmoeten we als eigenares of huurster van "In den Herdt"
alleen de naam Lysbeth. Dit zal wel dezelfde zijn geweest als de
weduwe Elisabeth, die we er van 1584-1585 aantreffen. In 1697 staat
de herberg op naam van Antony Soffaerts en in datzelfde jaar duikt
daar ook ene Adr. Cornelis Hutten op. Van 1737-1766 is Marie
Bernagie eigenaresse van "In den Herdt", die de zaak
verhuurt aan de weduwe Piter van Liempt en later aan Hendrik Hoecx.
Nadat het pand enige tijd onbewoond heeft gestaan, wordt er Albertus
Baesten de huurder totdat hij in 1771 eigenaar van de herberg blijkt
te zijn. Deze Albertus zit er in 1799 nog, maar in 1820 vinden we
J.F.J. Baesten.
"De
Vos en de Craen"
De
misschien oudst bekende herberg op één na op de Heuvel droeg de
naam "De Vos en de Craen". Met "Craen" wordt de
kraanvogel bedoeld, die doorging voor een symbool van waakzaamheid,
zodat hij zich dus bij de vos in goed gezelschap bevond. Deze
herberg lag op de hoek van de Heuvelstraat, waar men momenteel het
kledingmagazijn van Van den Brekel aantreft. Zij bestond reeds
vóór 1520, wellicht al in 1506.
Wat
we al in "In den Herdt" zagen, constateren we ook hier,
n.l. dat in de eerste helft van de 16e eeuw ook "De Vos en de
Craen" geëxploiteerd werd door Tilburgse schouten, t.w.
Adriaen Reyner Crillaerts (1513-1520) en Adriaen Adriaen Reyner
Crillaerts (1521-1539). In 1790, als men van de Heuvel een plein wil
maken, blijkt de waardin te zijn Lucretia weduwe J. Kerstiaense van
Beverwijk. Deze herberg heeft wel een tweehonderd jaar op dezelfde
plaats bestaan. In 1824 werd "De Vos en de Craen" bewoond
door Adriaan Momboirs en na diens dood nog door zijn weduwe.
"Swaenen"
En
laat ons nu op onze zestiende-eeuwse Heuvelwandeling maar eens
aanleggen bij "De Zwaen", die roemruchte naam welke in
Tilburg nog altijd in de herinnering leeft.
Zo'n
eenvoudige zaak is dat niet, want het blijkt dat in de voorbije
eeuwen de "Zwanen" lustig door Tilburg gefladderd zijn in
verschillende variaties en wel van de Heuvel tot en met de Markt op
't Heike. Zolang er geen kadastrale kaarten van deze Tilburgse
centra bestonden, heeft de lokalisatie van al die "Zwanen"
nogal wat puzzels opgeleverd. Hopelijk zijn we er nu wat beter
uitgekomen.
Er
stond een boereherberg, waar men ook kon overnachten, aan de
zuidkant van de Heuvel, waar we nu de Hema kennen. In 1577 wordt zij
"De Swaen" genoemd en blijkt dan bewoond door ene Jan
Corneliszoon, die er de waard was. Op de tegenover gelegen hoek van
de Heuvel en de Heuvelstraat, de plaats van het tegenwoordige pand
van De Gruyter, wordt echter reeds in 1565 een herberg met de naam
van "De één Swaen" vermeld. Daaraan was ook een
brouwhuis verbonden, terwijl er melding wordt gemaakt van een stal,
een schuur en een hof. In de 16e eeuw vergaderden hier geregeld
schout en schepenen en burgemeesters. Eigenaars van dit pand zijn
o.a. geweest de families Van Dijk en Van Spaendonck. Daar "De
één Swaen" kort voor 1565 herbouwd was, zal het pand wel een
heel stuk ouder zijn geweest want zo vlug sloeg men niet aan het
"moderniseren".
Naast
"De één Swaen", aan de noordkant, keek een andere
herberg met een trapgevel, die zo wel van een schilderij van Pieter
Breugel kon zijn weggelopen, naar de lindeboom. En die heette nu
eens: "De drije (drie) Swaentjes". Zij wordt voor het
eerst in stukken vermeld in 1664. Net als haar buurvrouw en
concurrente was ze uitgerust met een brouwhuis, stal, schuur en hof.
Eigenaresse er van zijn o.m. geweest de families De Roy, De Crom,
Hoecx, v. Dooren en Priems, ook alle weer namen met een bekende
Tilburgse klank. De beide huizen zijn pas in de tweede helft van de
19e eeuw afgebroken. Op de plaats van "De drije Swaentjes"
staat nu hotel "De Korenbeurs".
Keus
genoeg
Maar
de Heuvel bood die goede Tilburgers nog heel wat méér gelegenheid
om hun dorst te lessen zonder dat ze er op een kapellekes-bedevaart
ver voor behoefden te lopen. Op de hoek van de tegenwoordige
Tuinstraat, nu café "Den Heuvel" (P. Gaillard) en
voordien politiebureau, wachtte een herberg met de tegenover al die
lieflijke "Swaenen" nogal ruig aandoende naam van "In
de Wildeman" op de klandizie. Dat was al zo in 1553 en schijnt
zo wel tot 1724 gebleven te zijn.
Op
de westelijke hoek van de Damsstraat, waar het woonhuis van dokter
Taminiau staat, hadden we rond 1573 de herberg "De drie
Coninghen", die in de 16e eeuw herhaaldelijk van naam
verwisselde. In 1576 heette zij "De zwarte Leeuw", in 1578
"De Leeuw", in 1583 stond ze er met haar "Roode
Leeuw" weer eens gekleurd op en in 1662 blijkt zij tot "De
Ram" gemetamorfoseerd.
Om
het met al die oude herbergen een beetje ingewikkeld te maken wijzen
wij er op, dat men in de 18e eeuw en begin 19e eeuw op de Markt weer
een "De drie Zwaantjes" had en later een "Gouden
Zwaan" en een "Gouden Leeuw". Niet alleen de
"Zwanen" doch ook de "Leeuwen" hebben door
Tilburgs centrum gezworven.
Franse
reiziger
Maar
laten we nu nog eens terugkeren tot "De Zwaan" op de
plaats van de huidige "Hema". Deze boereherberg en
logement, waarvoor "hotel" wel een te weidse naam zal zijn
geweest, werd in 1616 eigendom van Jenneke, weduwe van Nicolaas de
Crom. De zaak moet wel tot de voornaamste logiesgelegenheid van
Tilburg behoord hebben, want in 1662 overnachtte er de Franse graaf
De Monconys, een wereldreiziger, die dikke, in perkament gebonden
boeken over zijn reizen heeft geschreven. Onze stad geniet de eer
ook in een van zijn boeken te paraderen. Het blijkt, dat hij uit de
richting Breda kwam. Hij zegt, dat hij sliep "in het dorp
Tilborgk, waar een lindeboom staat te midden van de straten".
Hij heeft onze linde een beetje nader bekeken, want hij noteert er
nog van dat die boom zijn takken zó breed uitspreidt, dat de omtrek
van de kroon wel 62 passen is en dat ze een volmaakt loverdak
vormen, door 28 pijlers ondersteund. In zijn logies ontdekt hij een
heel mooie, zwart en wit gevlekte hazewindhond. Hij ziet ook de meid
bezig met het strooien van zand op de vloer van de gelagkamer, waar
zij, volgens een bestaand gebruik, met dit zand sierlijke figuren
tekent. Een aardig detail, dat de Fransman blijkbaar opvalt en dat
voor ons ook een beetje de sfeer van "De Zwaan" oproept.
Bekend
drama
In
november 1669 speelt zich in "De Zwaan" het door ons dezer
dagen uitvoerig weergegeven drama af, dat de aanleiding werd voor
het Oisterwijkse meisje Elisabeth de Saint-Mourel om, vermomd in
manskleren, als soldaat in dienst te treden van Spaanse vrijscharen
onder de naam van Tobias Morello. Volgens dat verhaal was toen
Cornelis Weijerman de waard van "De Zwaan". Akten daarover
zijn er niet gevonden. In 1702 duikt er echter wel als eigenaar een
Hans Jochem Weydeman op, een naam, die we nogmaals schijnen te
ontmoeten in 1708 als er 'n Hans Jochem Wijdemans aan de Markt op 't
Heike de herberg "De Ploegh" koopt.
Rond
de tijd van het drama voert de herberg op de Heuvel geen naam maar -
volgens Nepveu - alleen een uithangbord met een uitgesneden zwaan,
die boven de kop een gouden kroon draagt. Daarom zou de volksmond
van "De gekroonde Zwaan" gesproken hebben.
Dorps
gedoe
In
1748 is "De Zwaan" eigendom van Cornelis Botermans, in
1751 van Bastiaan Botermans en in 1799 van de weduwe van Sebastiaan
Botermans. Deze woonde er echter niet zelf in, wel een Dionijs
Botermans, die in 1807 eigenaar wordt. In 1882 koopt de familie
Hegeman het hotel. De Botermansen hebben derhalve heel lang op een
of andere manier geregeerd.
Het
is aan deze familie, dat een bekend Tilburgs gezegde verbonden is,
dat momenteel alleen nog onder de heel oude Tilburgers klank en
betekenis bezit. We denken hier aan "Botermaans waogde er z'n
dochter wél aon en dè was zo'n kostelijk (kostbaar) paand!"
Soms werd daar nog aan toegevoegd: "Ze had een zijen klêêd
aon...". Men gebruikte deze woorden om iemand aan te moedigen,
die aarzelde 'n riskante stap te doen. We hadden hier wel te maken
met Tilburg op zijn smalst, daar waren we dan ook nog altijd
"dorp" voor. De zaak zat zó: 'n Dochter van de grote
hotelhouder Botermans trouwde met een kelner F. Bergmans. De
spraakmakende gemeente, die zich immers graag overal mee bemoeit,
achtte dit een verbintenis beneden de stand van de bruid, want ze
kwam per saldo toch uit Tilburgs voornaamste hotel. Diezelfde
gemeente zat er echter met haar vlugge oordeel lelijk naast, want
deze Bergmans ontwikkelde zich tot de zo invloedrijke Tilburgse
wethouder wiens naam altijd met ere genoemd zou worden. We zien hem
o.a. vermeld als Commandeur in de Orde van het H. Graf en als Ridder
in de Piusorde. Waaruit weer eens blijkt, dat iedere soldaat de
maarschalkstaf in de ransel draagt.
Hét
Hotel
Ten
tijde van de familie Hegeman was en bleef de zaak een flink hotel,
tegelijkertijd het voornaamste van Tilburg. In 1814 voerde het al de
naam "De gouden Zwaan" zoals blijkt uit een mededeling van
De Beer in zijn dagboek, waar hij d.d. 20 februari zegt, dat de van
Breda komende Prins van Oranje twee uur in "De gouden
Zwaan" is verbleven en daar vertegenwoordigers van
verschillende religies, de maire en enige andere personen heeft
ontvangen. Hoe populair "De gouden Zwaan" in het begin van
onze eeuw in Tilburg was, blijkt misschien ook uit een overigens
niet zo'n fijn liedje, dat er gezongen werd:
"Bij
Hegeman op de Heuvel
Daar
staat een gouden zwaan
En
ze fret (vreet) nie en .............
Maar
ze blijft er altijd staan".
Het
werd gezongen op de sloperige wijs van een inmiddels weer vergeten
lied: "Bij Sédan op den heuvel". Een grappige vondst was
dat door de woordspeling. Dit laatste lied heeft namelijk niets met
onze Tilburgse Heuvel te maken. Het is 'n herinnering aan de
Frans-Duitse oorlog van 1870-1871. De titel komt overeen met de
beginregel van het eerste vers, waarin dan een echte heuvel en
géén naam - zoals in Tilburg - wordt bedoeld.
De
bekendheid van de laatste exploitant kwam ook tot uitdrukking in het
feit, dat men vaak sprak van "Hotel Hegeman" met weglating
van de zaaknaam, welke met grote letters op de voorgevel onder de
ramen der eerste verdieping van het voor die dagen wel imposante
hotel te lezen stond.
Laatste
eigenaar van "De gouden Zwaan" was Bern. Hegeman, die het
hotel - naar wij menen vóór de twintiger jaren van onze eeuw - van
de hand heeft gedaan. Er is toen de meubelzaak van Ribbens in
gevestigd geweest. Tenslotte kwam er de "Hema" terecht.
Waarom
zwanen?
Waaraan
de aan de oostzijde hierlangs lopende Zwaanstraat haar naam te
danken heeft, vormt wel geen probleem. Ditzelfde geldt echter niet
voor de vraag waarom, sinds eeuwen, de zwaan zo favoriet is als
embleem voor herbergen, cafés en hotels. Tilburg heeft er zijn deel
van gehad in verschillende variaties en nog altijd treft men die
naam van dit edel pluimgedierte aan daar waar gelegenheid bestaat
dorst te lessen. Men kijke maar naar Oisterwijk en Oirschot om vlak
bij te blijven. Eigenlijk is de zwaan méér voorgekomen als
uithangbord voor herbergen dan alle andere vogels te zamen. Vooral
de 15e eeuw zweert in onze streken bij de zwaan. Ook Duitsland kende
ze.
Het
is amusant te lezen welke verklaringen men allemaal gezocht heeft.
Daar vallen best een paar kolommen in de krant mee te vullen.
Onderzoekers zijn terecht gekomen in de Griekse en Latijnse
literatuur, bij het Oude Testament, in de middeleeuwen bij de
Zwanenridders en bij de mooie meisje... We lezen dat de zwaan in de
middeleeuwen als een edele vogel gold, maar tegelijkertijd elders
dat de middeleeuwse schrijvers er weinig goeds van wisten te
vertellen. Volgens sommigen is daar de zwaan "een genotzoeker
en bovendien een huichelaar omdat onder het blanke dons zwart vlees
verborgen zit"...
Echte
"nathals"
Uit
dit alles blijkt eigenlijk dat men het doodgewoon niet weet. Daarom
durven wij het óók niet te weten! Wat belet ons echter het dan
maar te houden bij het in ieder geval eenvoudige en leuke rijmpje
van een 17e-eeuwse rijmelaar:
"De
Swaen voert iedere kroeg,
Zowel
in dorp als stad
Omdat
hij altijd graeg
is
met de bek in 't nat."
De
zwaan ontbreekt het immers nooit aan gelegenheid haar dorst te
lessen. Met haar lange hals is ze een echte "nathals" en
bijzonder goed door de natuur uitgerust om diep "in het
nat" te kijken. Zij is daar trouwens in haar element...
Stromen
bier?
De
oude Tilburgers waren dat blijkbaar ook. In 1732 hadden ze zó de
smaak van het Diester bier te pakken, dat de dertien brouwerijen van
het dorp hun eigen bier niet meer kwijt konden. Waartoe dat leidde,
vertellen we misschien nog wel eens bij een andere gelegenheid. Rond
1800 was het Diester bier nog steeds in trek. Toen er echter een
"infame logen" over de Tilburgse bierdrinkerij
gecolporteerd werd, ging men officieel op zijn achterste benen
staan.
De
bekende dominee Steph. Hanewinkel had in zijn in 1803 verschenen
"Geschied- en Aardrijkskundige Beschrijving der Stad en
Meijerij van 's-Hertogenbosch" een voetnoot gepresenteerd, die
de Tilburgse woede opwekte. Hanewinkel vertelde daarin langs zijn
neus weg, dat in Tilburg per jaar wel voor 20.000 gulden Diester
bier geconsumeerd werd, buiten het bier, dat "hier in zes
brouwerijen, die alle de handen vol hebben, aanhoudend wordt
gebrouwen." Aan deze uitspraak ging in dezelfde noot nog een
venijnigheidje vooraf. Hanewinkel zei, dat sommigen menen, dat het
getal inwoners van 8.532 om bijzondere reden bij de volkstelling te
klein is opgegeven. Uit vrees voor militaire dienst zouden jongelui
voor enige tijd zijn ondergedoken (dus niets nieuws onder de zon!)
of hun naam hebben doen verzwijgen. "Ik wil - aldus de
schrijver - de waar- of onwaarheid van dit gezegde niet
bepalen". Hij voert dan een "men" op, die "wil,
dat de volkrijkheid te Tilburg groter moet zijn dewijl in deze
plaats zeer zeker voor 20.000 gulden Diester bier jaarlijks
gedronken wordt" enz..... zie boven.
't
Is gelogen!
Dit
alles komt er op neer, dat de Tilburgers óf enorme bierdrinkers
waren óf foefjes met de volkstelling hadden uitgehaald. In beide
gevallen niet te best! Het gemeentebestuur meende, dat men met deze
beweringen vroeg of laat in de hogere ambtelijke regionen wel eens
een slechte beurt zou kunnen maken. Op instigatie van P.J. Mathijs
kwam men unaniem tot een verontwaardigd protest tegen die twintig
mille aan opgedronken Diester bier. Het gemeentebestuur "vind
zig verplicht, uit liefde tot de waarheid, deeze stelling voor een
infame logen te verklaren, en gemelden leeraar in deezen opzichte te
waarschouwen zig noukeuriger te informeren teneinde geene onwaarheid
nopens eene gemeente door publieke geschriften in het licht te
brengen". Nee. ze lieten zich niet op de huid zitten! De
vergadering verzocht P.J. Mathijs dit protest met een bijbehorende
korte inleiding als advertentie te plaatsen in de kranten van de
Groot Kols en de Haarlemsche. Of dit ook inderdaad gebeurd is
vermeldt de geschiedenis tot heden niet.
Intussen
bleef het Diester bier in Tilburg en de Meierij best. Aan de
zuidkant van de Markt op 't Heike hebben we vorige eeuw het
koffiehuis "De stad Diest" gekend, waar uitsluitend het
gelijknamige bier werd geschonken. In 1915 gaven in Den Bosch de
regenten van het Roomsch Armen-Weeshuis nog om de twee jaar een
Diester-bieravond.
Nu
heeft in Tilburg dat bier in ieder geval afgedaan, evenals de
laatste "Zwaan" die, op de Markt het predikaat
"Gouden" voerde. Alleen de dorst is gebleven.
PIERRE
VAN BEEK
|