Loon op
Zand en zijn kasteel
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 8 november 1969
Loon op Zand - Kasteeltje - archief Pierre
van Beek
Wie, komende
uit de richting Tilburg, de kom van Loon op Zand binnenrijdt
door de tunnel van hoge beuken en eiken aan weerskanten van
de weg, zal altijd opnieuw geboeid worden door "het
kasteel", rechts van die weg. Hoewel gedeeltelijk verscholen
tussen oud en zwaar geboomte, dringt 't zich met zijn
kalkwitte gevels, waarvan de achtergevel - in de
weerspiegeling van het grachtwater - altijd in stille
contemplatie naar zichzelf staat te kijken, onweerstaanbaar
op aan de voorbijganger. Het doet dit niet uitdagend, maar
meer gelaten omdat het er nu eenmaal niet aan ontkomen kan
en ge krijgt het gevoel, dat het zélf liefst anders zou
willen...
Dit is dan
het restant van het eens zo trotse kasteel van veel groter
omvang, dat een stuk geschiedenis heeft meegeschreven, ooit
het middelpunt van Venloon vormde en waar de bevolking al in
de 14de eeuw bescherming zocht. Vooral in de 16de en 17de
eeuw beleefde het kasteel gloriedagen. Het prachtlievende
geslacht Van Immersele - herhaaldelijk uitgebeeld door
voorname Antwerpse schilders als Jordaens en Van der Cruys -
gaf er grote feesten. Deze werden bijgewoond door geleerden,
krijgsoversten (vorsten van Oranje, Van Grobbendonck o.a.)
maar ook door de hoogste autoriteiten op kerkelijk gebied,
zoals kardinalen en bisschoppen. Keizer Karel V overnachtte
hier toen hij op 22 augustus 1540 van Den Bosch naar
Geertruidenberg reisde.
Dit alles is
voorbijgegaan zoals al de dingen van de wereld voorbijgaan.
Van de ridderlijke burcht bleef slechts een groot herenhuis
over. Maar toch nog altijd een huis, dat de adel op het lijf
geschreven staat en dat daardoor de nieuwsgierigheid van de
voorbijganger prikkelt. Aan die nieuwsgierigheid, die ook de
onze was, willen wij trachten hier enigszins tegemoet te
komen door te vertellen wat wij van de historie konden
achterhalen. Een hele reeks van bronnen hebben wij daarvoor
geraadpleegd.
Wat de
bewoners van Loon op Zand nog altijd "het kasteel" noemen,
is eigenlijk niet meer dan een voormalig torendeel met
daaronder gelegen de gewezen ridderzaal van het in 1777
wegens bouwvalligheid afgebroken kasteel uit de 14e eeuw.
Dit kenmerkte zich destijds door de zwaarte van zijn muren,
de gekanteelde hangtorentjes op de hoeken, een weergang en
grachten met één ophaalbrug. In de 17de eeuw was het
hoofdgebouw nog een verdieping hoger dan het tegenwoordige.
De voorburcht lag tegenover de huidige zijgevel. Een
verbouwing heeft de situatie sterk gewijzigd. Het
overgeschoten huis kreeg gevels met regelmatige indeling van
vensters over het muuroppervlak terwijl één verdieping werd
opgeofferd. De ingang kwam van de weg afgekeerd te midden
van de voorgevel te liggen en nieuwe voorgebouwen aan het
plein vóór de brug voltooiden het geheel, zo lezen we bij
Renaud. De hoge dakvensters aan het huidige kasteel dateren
van een verbouwing rond 1830.
Onder het
kasteel bevinden zich nu nog kunstig gebouwde fundamenten
met een muurdikte van ruim twee meter en gewelven, die eens
tot gevangenis hebben gediend. Heel wat misdadigers hebben
daar het ogenblik zitten afwachten dat zij gemarteld of
onthoofd zouden worden. Er werd in die tijd met dat soort
volkje in de heerlijkheid niet flauw omgesprongen, zoals we
vroeger al eens verteld hebben. Het hele gebouw staat op
tientallen, zwaar betonnen palen van minstens drie meter
dikte. De grauwe gewelven van eertijds zijn nu als kelders
in gebruik. O.a. bevindt zich daar nog een oude oven, waarop
in glorietijden de maaltijden voor de vele hoge bezoekers
klaargemaakt werden.
Eerste
heer
De
intrigerende vraag wanneer en door wie het Loonse kasteel
werd gebouwd, is nog niet beantwoord. Misschien is hiermee
begonnen Willem, Heer van Hoorne en het land van Altena,
toen hij in 1269 van hertog Jan van Lotharingen en Brabant
de heerlijkheid Venloon (Loon op Zand) in leen kreeg. Dat
hij ook de toren heeft laten bouwen, is echter
onwaarschijnlijk. Het formaat der stenen (27 cm) spreekt dat
tegen. Die toren kan niet ouder dan 14de eeuws zijn. Nog
vóór dat het kasteel gereed was, kwam de Hollandse edelman
Pauwels van Haestrecht (de Oude) in 1387 in het bezit van de
heerlijkheid Venloon als kwijting van een schuld, die Sweder
van Abcoude aan hem had. Deze Sweder had de heerlijkheid
verkregen door zijn huwelijk met een erfdochter van Van
Hoorne. Van Haestrecht werd ook heer van de heerlijkheden
Tilburg - Goirle en Drunen. Deze Pauwels was hoogschout van
's-Hertogenbosch. In die functie kreeg hij, die geen
gemakkelijk man was, het met de hertogin van Brabant aan de
stok, wat tot belegering van zijn kasteel leidde in 1400.
Volgens sommigen verdwijnt de naam van Pauwels rond dit
tijdstip plotseling uit de geschiedenis. Als jaar van zijn
dood vinden wij 1412 vermeld.
Een van zijn
drie zonen, Dierick, volgde hem op als heer van Loon op
Zand. Als deze sterft (1440), treedt aan Pauwels van
Haestrecht (de Jongere), een zoon van Dierick. Deze laat de
heerlijkheid na aan zijn dochter Maria van Haestrecht.
Doordat Maria trouwde met Robbrecht van Grevenbroeck, ging
de heerlijkheid ten slotte over op het geslacht
Grevenbroeck.
Van
Immersele
Robbrechts
opvolger, Dirk van Grevenbroeck, trouwde met Philibertha van
Immersele, doch door de vroege dood van Dirk erfde
Philibertha op haar beurt de bezittingen. Hiermee treedt
weer een nieuw geslacht aan. Op 5 augustus 1603 wordt als
heer gehuldigd de te Antwerpen geboren achterkleinzoon van
Philibertha, Dirk van Immersele, die getrouwd was met Maria
van Renesse. Deze Maria was een dochter van Willem van
Renesse, de kleindochter van Jan van Renesse en Elisabeth
van Nassau en achterkleindochter van graaf Hendrik van
Nassau, heer van Breda. Tegen graaf Hendrik van Nassau moest
prins Willem van Oranje (de Zwijger) oom zeggen.
In 1633 trad
als heer op Engelbrecht van Immersele, heer van Bokhoven,
getrouwd met Helena de Montmorency, prinses de Robecq. Hun
zoon, graaf Theodoor, nam de bezittingen in 1652 over om ze
reeds weer in 1657 af te staan aan zijn broer Thomas
Ignatius. Twintig jaar later zwaaide diens zoon Ferdinant de
scepter en deze werd in 1697 opgevolgd door zijn broer
Charles van Immersele. Deze Charles was ongehuwd en stierf
in 1741 krankzinnig op het kasteel te Loon op Zand.
Grote
ruzie
Nu ontstond
er onder de nabestaanden grote herrie over het testament.
Prinses gravin Christine van Salm Salm erfde het graafschap
Bokhoven terwijl de roerende goederen vervielen aan de
markgravin De Reves. Het kasteel werd tussen die twee de
grote twistappel. Twaalf jaar achtereen werd het ene
ingewikkelde proces na het andere gevoerd. We lezen zelfs,
dat het tussen de betrokkenen tot handgemeen kwam. Men kan
zeggen, dat zij zich in letterlijke zin dood vochten, want
toen uiteindelijk de beslissing viel, waren beide rivalen al
lang en breed begraven. Op 8 februari werd het kasteel bij
transactie toegewezen aan Louis Charles Otto van Salm Salm
daar Christine dood was. Hij kreeg ook de heerlijkheid en
werd dus heer van Loon op Zand.
Geslacht
Verheijen
Na diens
dood kwam de heerlijkheid in 1778 aan zijn neef Constantijn
Alexander Joseph, prins van Salm Salm, die in 1828 weer door
zijn zoon Guillaume werd opgevolgd. Diens zonen Alfred,
Emile en Felix verkochten op 26 oktober 1857 hun bezitting
in gedeelten. Het kasteel (ridderzaal) met 60 ha grond en de
heerlijke rechten gingen naar Sophie Maria Jacoba de Roy van
Zuydewijn-Capelle, douairière van jhr. Franciscus Verheijen.
Sophie de Roy werd 21 mei 1868 opgevolgd door haar zoon jhr.
mr. Eugenius Jan Baptist Marie Verheijen, die op 10 jan.
1942 stierf. Het kasteel werd nagelaten aan zijn dochter
Rose Marie Verheijen, die getrouwd was met de inmiddels ook
sinds enige jaren overleden dr. Carel Hendrik ten Horn.
Laatstgenoemde Jonkvrouwe bewoont tot de dag van heden, met
haar dienstpersoneel, het Loonse kasteel.
Dat was dan
een hele processie van adellijke geslachten, die nog best
enige omissie kan vertonen want de verschillende gegevens,
die we in handen kregen, klopten niet steeds met elkaar. We
lieten de processie voorbijtrekken, omdat zij getuigt van de
voorname plaats, die het Loonse kasteel heeft ingenomen.
Belegeringen
Dat kasteel
zelf heeft in de loop der eeuwen ook heel wat
wederwaardigheden doorstaan. Minstens drie maal werd het
belegerd en het moet toen telkens bezweken zijn. In 1400
werd het, op bevel van Johanna, hertogin van Brabant,
belegerd door de drost van Brabant, de heer van Boxtel en
Helmond met de bedoeling het totaal te verwoesten. Of dit
gebeurde, is niet bekend. Er werd geweldig gevochten,
waarbij de burgers van Den Bosch partij trokken voor Van
Haestrecht. Ze namen weerwraak voor het beleg van het
kasteel door de edelen de stadspoort uit te drijven.
Op 24 juni
1587 nam de graaf van Hohenlohe het kasteel met Staatse
troepen in. Hij had daar echter niet lang plezier van, want
reeds op 6 augustus van datzelfde jaar joeg Von Mansfeld,
aan het hoofd van Spaanse troepen, hem er weer uit. Deze Von
Mansfeld was met een deel van zijn troepen in Tilburg
gelegerd. Hij vroeg aan de Bossche stadsregering drie
quintalen buskruit, enige lonten en kogels te leen, welke de
stad Grave korte tijd later zou teruggeven. De verovering
van het kasteel ging heel snel in haar werk. Bevelhebber na
de bezetting werd hopman Riusky. Den Bosch was daarmee
helemaal niet in zijn sas want deze hopman betaalde zijn
soldaten niet. Nu moest Den Bosch daarvoor opdraaien en
bovendien begonnen de troepen te roven en te plunderen.
"De
Kommer"
Sommige
schrijvers zeggen, dat het kasteel in 1590 geheel werd
verwoest. Volgens Rijkers slaat deze verwoesting echter op
de "schanse tot Venloon", beter bekend als "De Kommer", een
ronde wiel, waar een schanstoren voor het kasteel stond. Dat
was aan de Tilburgseweg, van Loon uit gerekend, even voorbij
het kapelletje. Thans kan men daar nog aan weerskanten van
de weg gedeelten van de ringgracht zien. Het heet daar nu
nog "De Kommer". Het duurde tot 1636 voordat de schade aan
het kasteel geheel was hersteld. Vermoedelijk is toen een
voorpoort opgetrokken. Deze droeg tenminste genoemd jaartal
plus het opschrift: "Melius est mori quam facere contra
bonum virtutem" ("Het is beter te sterven dan tegen de deugd
te handelen").
In de
laatste wereldoorlog had het kasteel het weer zwaar te
verduren door bominslagen. Het dak werd daarbij grotendeels
vernield, zodat weer en wind geruime tijd vrij spel hadden
in het interieur. De na de oorlog begonnen restauratie heeft
twee jaar in beslag genomen.
Groot
duel
Een
tragische en eigenlijk thans ook wel wat komisch aandoende
geschiedenis willen we hier ook even verhalen. Van 4 of 5
februari 1600 overnachtte op het Loonse kasteel Ridder
Pieter de Briauté, een Frans ridder in dienst van de Staten
van Holland. In de vroege morgen van de 5de februari woonde
hij in de Loonse slotkapel, na gebiecht te hebben, de Mis
bij. Daartoe had hij wel enige aanleiding want hij was er
niet zeker van de avond van die dag nog te zullen zien. Hij
trok die morgen uit voor een militair duel op de
Vughterheide. Daar was eerst iets aan voorafgegaan.
In november
1599 trok een deel van de compagnie Kurassiers van Antonie
Schets, baron Van Grobbendonck, bevelhebber van Den Bosch,
onder geleide van luitenant Gerard Abrahamz van Houwelingen,
die de bijnaam van "Lekkerbeetje" droeg, van Den Bosch naar
Diest. Deze ruiters ontmoetten onderweg een aantal ruiters
van Pieter de Briauté. Zoals in oorlogstijd te verwachten,
ging het er direct op. Aan beide kanten werd ferm gevochten
met als resultaat, dat de ruiters van Van Grobbendonck
meester van het terrein bleven. Ze voerden zelfs de leider
van de tegenpartij en enige van diens manschappen
gevankelijk naar Diest. De Briauté was woedend over de
nederlaag van zijn mannen. Hij schreef aan de luitenant niet
te kunnen begrijpen hoe zij, Fransen, zich door Brabanders
hadden laten verslaan. Twintig van zijn ruiters waren immers
méér waard dan veertig van de tegenpartij, snoefde hij.
Op leven
en dood
Dat gezwets
kwam "Lekkerbeetje" ter ore. Hij liet De Briauté per
omgaande weten, dat zijn mannen even goede soldaten waren
als de Fransen, die dat wel uit ervaring wisten. Als De
Briauté daarvan niet overtuigd mocht zijn, moest hij maar
eens de proef nemen van man tegen man met een gelijk aantal
manschappen. Na veel over en weer geschrijf kreeg de zaak
haar beslag. De Vughterheide werd als gevechtsterrein
uitgekozen voor het duel, dat zou plaats vinden op 5
februari 1600. Elke partij zou met 22 ruiters komen onder de
persoonlijke aanvoering van De Briauté aan de ene en Van
Houwelingen ("Lekkerbeetje") aan de andere kant. Bovendien
werd er een eed gezworen, dat de overwinnaars voor de
verslagenen geen pardon zouden kennen. Het gevecht was
hevig. Reeds bij de eerste aanval sneuvelde luitenant Van
Houwelingen door de hand van De Briauté's broer Antonie. De
Nederlanders waren dus al vroeg hun aanvoerder kwijt. Van de
Fransen bleven er veertien op het slagveld, drie namen de
vlucht en de vijf overigen moesten zich overgeven.
Slachtpartij
Hiertoe
behoorde ook De Briauté. Hij bood een heel hoge losprijs
voor z'n leven. De opgewonden overwinnaars waren echter
verbitterd over het verlies van hun luitenant
"Lekkerbeetje". Tevens indachtig de eed niemand te zullen
sparen, doodden zij De Briauté met de andere Fransen. De
Nederlanders verloren slechts vier man terwijl één man later
aan zijn verwondingen stierf. Dit verhaal werpt wel een
typisch licht op de situatie in onze streken in het begin
van de 17de eeuw.
Na de vrede
van Munster (1648), in de tijd van de Generaliteitslanden,
speelde het Loonse kasteel een belangrijke rol in de
kerkgeschiedenis. De heren verleenden alle faciliteiten voor
godsdienstoefeningen. Eerst diende daarvoor de slotkapel en
later werd bij het kasteel een schuurkerk gebouwd. Al in
1485 had de prins van Luik, Jan van Horn, verlof gegeven in
de kasteelkapel de Mis op te dragen. Vrijwel zeker was tot
1630 aan de slotkapel een eigen kapelaan verbonden. Na 1630
verblijft de pastoor der parochie voortaan op het kasteel en
wordt er niet meer over een slotkapel gesproken.
Portiershuisje
Aan de
overzijde van de weg tegenover het huidige kasteel ontdekt
de hedendaagse bezoeker een klein vierkant gebouwtje, dat
van onder zijn hoog, spitse dak en vanuit de schaduw van de
rand van een donker eikenbos, met kleine raampjes tussen
zijn venstertjes naar zijn wereldje kijkt. Er zijn mensen,
die wel eens denken, dat men hier te maken heeft met het
meest rechts gelegen deel van de oude burcht. Daar is geen
sprake van. Het gebouwtje is van veel jongere datum maar
heeft wel ooit dienst gedaan als portiershuisje. Men heeft
het laten staan als een soort "natuurmonumentje". We zouden
niet met een oud kasteel te maken hebben als er ook geen
geruchten de ronde hadden gedaan, dat er een onderaardse
gang van het kasteel naar dit portiershuisje zou lopen. Dit
verhaaltje kan tot het rijk der fabelen verwezen worden. De
huidige bewoonster en ook vorige bewoners is daar nooit iets
van bekend geweest. Zo'n gang had men dan toch al lang
moeten ontdekken.
Het
tegenwoordige kasteel, dus de voormalige ridderzaal, ligt
schilderachtig verborgen in zwaar geboomte, dat - als de
bladeren zijn afgevallen - nog altijd duidelijk de sporen
van de oorlog verraadt. Onderbeplanting, tegen de stammen
klimmende guirlandes van klimop en de vele jaren oude
scheuten uit de voet van de lindebomen geven het hele
complex een ruig aanzien. Ze roepen herinneringen op aan een
sluimerend Doorneroosje-kasteel, welke indruk versterkt
wordt omdat de zich aandienende oprijlaan kennelijk reeds
lang op non-activiteit staat. Hier gaan geen voeten meer,
die de dikke bladerenlaag tot ritselen brengen. In de
binnengracht - er is ook nog een droge buitengracht! -
duiken echter witte eenden in de nóg wittere weerspiegeling
van de achtergevel.
Feodaal
eiland
Het huidige
gebouw kijkt met zijn gezicht, over een weiland heen, naar
de dorpskom. Een andere weg dan de vermelde laan voert langs
de bosrand naar het kasteel, dat daar achter een afgedekte
muur met een gesloten ijzeren hek, goed onderhouden, sereen
en voornaam maar toch ook iets verstorven, oprijst aan een
door zijgebouwen omarmde binnenplaats. We stonden daar eens
op een mooie herfstdag toen een schuininvallend zonlicht de
o-zo-gele bladeren, transparant en tot goud maakte en
roerloze schaduwen als diepe gedachten op de voorgrond had
uitgesmeerd. Wij en de schilddragende, stenen leeuwtjes op
de toegangspoort, welke beestjes afkomstig zijn van een
grafzerk in de Heikese kerk te Tilburg, probeerden
tevergeefs ze te peilen. Tot leedvermaak van de
nieuw-vergulde windvaan op de punt van het open
klokketorentje, midden op het wolfsdak met blauwe leien.
Zwaar wogen de stilte en de rust op dit feodaal eiland, dat
- teruggetrokken op zichzelf - zich geheel leek te hebben
ingekapseld hoewel het drukke doorgangsverkeer er toch
duidelijk hoorbaar langs raasde. Merkwaardig dat zoiets
bestaat!
PIERRE VAN
BEEK