Broekhoven had eens zijn slot
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 18 februari 1970
In een van
onze vorige artikelen hebben we gesproken over de
belegering, verwoesting en inname van het kasteel of het
slot "Broekhoven". Wellicht heeft menige lezer toen even
verbaasd "Hé!" gezegd, want daarover heeft, zeker de laatste
decennia, weinig of niets de dagbladpubliciteit gehaald.
Toch vormt dat Broekhoven een historische plek, waarover wel
het een en ander te vertellen valt al is er momenteel niets
meer van overgebleven dan de naam "Huize Broekhoven", die
ter plaatse op een villa wordt levendig gehouden. Dat deel
van Broekhoven waarover het hier gaat, is - zolang wij weten
- altijd een afgelegen hoek aan de rand van de stad geweest,
waar eigenlijk alleen de Groenewoudstraat naar toe leidde.
Aan de westzijde liggen de zich tot over de Nieuwe
Goirleseweg uitstrekkende wijde akkers en verder was het
gebied voor het grootste gedeelte nagenoeg hermetisch
afgesloten door ontoegankelijke moerassen met wuivend riet,
de daar langs stromende Nieuwe Ley, en de met haar parallel
lopende sterk vervuilde Oude Ley. Geen wonder dat de
Duitsers, bij de bevrijding van onze stad, juist hier een
verdedigingslinie tegen de oprukkende geallieerden
inrichtten en daar ook korte tijd stand wisten te houden.
Het historische, omwaterde "Huis van Broekhoven" lag dus
vrij goed beschermd.
Het grootste
deel van de moerassen is geleidelijk aan verdwenen. Daar
waar, bijna tegen de Oude Ley aan, tot voor enkele jaren de
blauwe blubber tussen het riet als een verraderlijke
lavamassa stinkende gasbellen lag te blazen, vindt ge thans
een verhoogd weiland en door een ander deel van de
Ley-moerassen is de in aanleg zijnde nieuwe weg om de stad
bezig het aanschijn der aarde te vernieuwen. Hier heerst nu
een chaotische toestand om nog maar niet van het
afschuwelijke autokerkhof te spreken. Naar dit eigenaardige
Tilburgse oord behoeft geen wandelaar zijn schreden te
richten. Het huidige "Huize Broekhoven" ligt hier echter
vrij ver vandaan. Het heeft zich ingekapseld in een grote
tuin, waar de bomen nu kaal staan maar waar in de zomer
enige sfeer niet ontbreekt. Dan stuit ge daar op een oase,
waar ge - met een beetje historie in het achterhoofd - de
verbeelding kunt laten stoeien...
Het schijnt
dat kastelen een fascinerende invloed hebben op de
volksverbeelding. Misschien is het wel daaraan toe te
schrijven, dat men nog al gauw het woord "kasteel" - en als
het dit niet helemaal lijden kan - dan toch minstens
"kasteeltje" in de mond neemt. In Tilburg hebben we in de
Bisschop Zwijsenstraat, die voorheen Nieuwe Dijk heette, in
de achttiende en in de negentiende eeuw immers "het
kasteeltje" van Van Dooren gekend. Het stond daar, waar nu
de Stadstraat in de Bisschop Zwijsenstraat uitmondt en werd
in het einde van de negentiende eeuw gesloopt. Oude mensen
praten thans nog wel van "het kasteeltje" van Pollet, de
grote vierkante villa op de hoek van de Noordstraat en de
Fabrieksstraat. Waarmee we maar willen zeggen, dat men bij
een zodanige betiteling niet direct behoeft te denken aan
wat wij tegenwoordig eigenlijk onder het begrip "kasteel"
verstaan. Vooral als het een "omwaterde huysinge" betrof,
waarbij natuurlijk steeds wel een of andere soort brug
behoorde, stond de verbeelding direct klaar om een "kasteel"
te creëren.
Huizen
met gracht
Nu, zulke
omwaterde huizen, dus woningen met grachten er omheen, had
men in het verleden in Tilburg en naaste omgeving maar
genoeg. Om bij Tilburg te blijven, daar kende men er vóór
1600 minstens vijf. Dat waren dan: op de eerste plaats het
kasteel op de Hasselt, het huis of slot Broekhoven, de
huysinge van Back, eveneens op Broekhoven, "die huysinge
Moerenburgh" bij de Oisterwijkse Baan en de hoeve van Willem
Pijlijsers bij de Alleenhouderstraat, waaraan de naam
Pijlijserstraat nu nog herinnert. Broekhoven had dus twee
omwaterde huizen. Dat blijkt trouwens duidelijk uit het
kohier van de 100ste penning van 1569 en uit de
Verpondingskohieren van 1575 en volgende jaren. Vermoedelijk
lagen beide opvallende huizen niet ver van elkaar. Dit heeft
het er voor de vroegere geschiedvorsers niet gemakkelijk op
gemaakt en we hebben dan ook de indruk, dat beide huizen wel
eens door elkaar zijn gehaald.
Het ene Huis
van Broekhoven was in bezit van jonkheer IJsbrand van
Merode, die in 1594 overleed. Rond 1600 blijkt zijn "steenen
huys" totaal te zijn afgebrand zodat er niets meer dan wat
fundamenten en de naam waren overgebleven. In het register
van het Schoorsteengeld over 1600 lezen we immers: "De
keynderen en de erfgenamen wijlen Jonckheer Isebrandts van
Merode hebben binnen derselver heerlichheid oock gehadt een
omwaterde huysinge, die insgelijcz bij den crijgsvolke van
deselve provincien (Holland en Zeeland) in den gront is
afgebrandt, zijnde oversulcx voort vervallen ende niet met
alle daeraff resterende dan alleenlijck de fundamenten
daerop de timmeringe respectieve zijn gebouwt geweest." Dat
klopt wel want - zoals wij in een vorig artikel reeds
verhaald hebben - werd het huis van Broekhoven, nagenoeg
tegelijkertijd met het kasteel van de Hasselt, in 1581 door
de Staatse troepen op de Spanjaarden veroverd. Het Hasselts
kasteel werd spoedig herbouwd. Met het Broekhovense huis was
dit nooit het geval.
Bezettingslast
Last van
militaire bezetting heeft men op Broekhoven rond 1580 genoeg
gehad. Men heeft er voetvolk van de Spaanse kapitein Paulo
Boboca gezien en ook de lanciers van Haultepenne. De "heren"
lieten er hun rolletjes aflopen en requireerden maar. De
mannen van Haultepenne maakten het met hun uitspattingen ten
slotte zó bar, dat de ingezetenen zich heel bescheiden tot
Haultepenne richtten met het verzoek er een stokje voor te
steken dat zijn mannen steeds maar weer bedden inpikten.
Intussen probeerde men ook de soldaten door geschenken tot
vriend te houden. Die dingen blijken uit de
gemeenterekeningen. Lanciers kregen een viertal tinnen
schotels cadeau, die samen 9,5 pond wogen en tegelijkertijd
werd de luitenant met een half dozijn borden plus
tafellakens en twee servetten vereerd. Bier werd er ook
gedwongen geleverd. Een verzoek aan de luitenant om zijn
manschappen bij hun feesten wat in toom te houden werd
ingeleid met zestien nieuwe daalders als steekpenningen.
Kippen, kaas en varkensschouder en leverantie van twee
stenen bekers staan er ook genoteerd. De rekeningen bevatten
een hele litanie van leveranties o.a. een ton bier van Peter
Bastiaen Crillaerts.
In 1569
wordt er een huisbewaarder van "Broechoven" genoemd en wel
ene mr. Willem Janssen van Broeckhuysen, alias Van der
Schueren, die in Leuven zijn graad had gehaald. In 1578
verleende jonkheer IJsbrand van Merode aan deze Janssen
procuratie. We zien hem dan in verschillende Langstraatse
akten als zaakgelastigde voor jonkheer Van Merode optreden.
Het blijkt een priester te zijn geweest. In de
procuratie-verleningsakte zijn echter later de woorden
"priester zijnen capellaen" doorgehaald, zo lezen wij bij
Boeren.
Reeds in
1309
Hoe oud zou
die "huysinge Broeckhoven" nu eigenlijk geweest zijn? De
Wijs vermeldt een veertiende-eeuws handschrift
(cartularium), waarin gezegd wordt, dat in een Schepenakte
uit Oisterwijk van 27 dec. 1309 Waltherus de Back de Baescot
(van Baarschot onder Diessen) aan zijn zoon Wilhelmus "de
antiqua bona" de Broeckhoven schonk. Dat is het "oude goed",
de oude huyzinge. Derhalve zou het huis in 1309 al een
respectabele ouderdom hebben gehad. De schrijver poneert
zelfs de veronderstelling, dat reeds in 800 ter plaatse een
vroonhoeve heeft gestaan waar omheen de horigen van de heer
werkten.
Wat de naam
Broekhoven betreft, lezen we dat deze in de 15de eeuw als
geslachtsnaam voorkomt. Ook is er sprake van "De hoeve van
het Broek" terwijl er verder nog bestaat een verklaring van
1 juli 1680 van Niclaes Hendrik Niclaessens van Beek, oud 70
jaar, die sinds drieëndertig jaar op Broekhoven woont
"wesende de plaetse gelege aent Broeck, aldaar de nyeuwe en
de oude Leye syn lopende". De Brabantse leenregisters
vermelden o.a. een adellijke hoeve te Broekhoven, waar dan
ook een cijnsgoed de bakermat is geweest van het geslacht
Van Broeckhoven, later het geslacht Van Son.
Geslacht
Back
Hierboven
hebben we gesproken van twee voorname huizingen op
Broekhoven. Dit tweede huis schijnt aan 't oorlogsgeweld van
1581 ontsnapt te zijn. Het was in die tijd eigendom van
jonkheer Berthout Back, een vertegenwoordiger van een van de
oudste Tilburgse geslachten, waarvan de naam ook als Bacx en
Bakx geschreven wordt. Hij was schout van Tilburg en Goirle
van 1568-1602 en als zodanig in dienst van de Van Malsens.
Rond 1605 was het huis Back op Broekhoven in bezit van
Berthouts opvolger als schout (1602-1621) en ook diens
executeur, mr. Jan de Roy, die voorheen al secretaris van de
heerlijkheid (1581-1602) was geweest. Als zodanig had hij
dus de belegeringen van de Tilburgse kastelen meegemaakt. Om
te zien dat de appel niet ver van de boom valt en de
baantjes wel in de "permetatie" (de familie) bleven, is het
aardig te weten, dat de vader van mr. Jan de Roy t.w. Herman
de Roy van 1558-1567 schout van de heerlijkheid Tilburg en
Goirle was geweest.
In 1620
verpacht schout Jan de Roy aan Adriaen Peter Melis een goed,
dat wordt aangeduid als een omwaterde huizing met hof,
schuur, stalling en turfhok op Broekhoven en daar gelegen
gronden, weiden, beemden, hooiland, gedeeltelijk onder
Goirle, heidevelden onder Hilvarenbeek en moervelden. Dit
alles voor de tijd van vier jaar. De verpachter houdt echter
nog een grote kamer voor zichzelf, die hij klaarblijkelijk
van tijd tot tijd wilde gebruiken om eens uit te blazen van
al de regeertrubbels. Met de De Roy's zitten we ook weer in
een belangrijk Tilburgs patriciërsgeslacht, dat later nog
meerdere schouten aan Tilburg zou leveren.
Herbergier
Het doet nu
wel vreemd aan, maar verschillende schouten - ook de De
Roy's - dreven tegelijkertijd een herberg, waar ze woonden.
Voor vier De Roy's was dat de herberg "Den Herdt" aan den
Heuvel. In zo'n herberg van de schout plachten de
gemeentezaken afgehandeld te worden, o.a. de vergaderingen
van schout en schepenen vonden daar ook plaats. Voor de
"herbergiers" betekende dat een mooie "bijverdienste", maar
voor degenen, die met de gemeente te maken kregen 'n extra
belasting in de vorm van een bijna verplichte consumptie.
Eigenlijk een allesbehalve ideale toestand al kan het
misschien wel gezellig geweest zijn. Intussen blijkt er uit
dat in deze tijd het administratieve zwaartepunt van het
dorp op de Heuvel lag. Niet alleen in de 16de en 17de eeuw
schijnt dit het geval te zijn maar ook reeds in de 15de
eeuw, getuige een beschikking van 11 juni 1465. De herberg
"Den Herdt" - ook wel "In den Hert" geheten - wordt reeds
vermeld in 1515. Ze lag aan de westzijde van de Heuvel daar
waar het nog niet zo lang geleden afgebroken pand heeft
gestaan, waarin fotograaf Veltman gevestigd is geweest.
Na de
verwoesting van het Huis van Broekhoven van IJsbrand van
Merode bestonden op Broekhoven nog drie tot het domein
behorende hoeven. Twee daarvan lagen dicht bij elkaar. De
derde was die van het Eselsven in het gebied, dat nu nog als
de Ezelvense akkers bekend staat en waarnaar ook de
Ezelvensestraat werd genoemd. In 1604 staat Floris van
Merode als eigenaar van een hoeve vermeld. Voor zijn dood in
1652 blijkt jonkheer Floris successievelijk al zijn
bezittingen in Tilburg en omgeving van de hand te hebben
gedaan. Op 19 maart 1633 wordt namens hem "het oudste slot"
ten noorden van de Nieuwe Ley met nog enige goederen
overgedragen aan jonker Johan Gerardi, drossaard van Heeze
en Leende. In hetzelfde jaar vinden nog meerdere
overdrachten plaats aan verschillende kopers, waartoe ook
weer Johan Gerardi behoort. Zo kwam aan het domein van
Floris van Merode op Broekhoven een einde.
Hiaat
opgevuld
De
vermoedelijk uit Zuid-Nederland afkomstige Johan Gerardi had
reeds eerder bezittingen in Tilburg verworven, want hij was
19 april 1622 getrouwd met Maria de Roy, de jongste dochter
van mr. Jan de Roy. Deze laatste was in 1621 overleden en
Maria was mede-erfgename van het bezit van haar vader. De
ambtenaar van het Tilburgse gemeentearchief de heer J.A.
Becx heeft dit allemaal nauwgezet uit de doeken gedaan in
een publikatie (1969) in de Brabantse Leeuw, waaraan wij een
aantal van de hier vermelde gegevens ontlenen. Het meest
interessante van deze publikatie is, dat door de ontdekking
van de naam Gerardi en zijn relatie een tot dan toe bestaand
hiaat in de lijst van bewoners en eigenaars van Broekhoven
opgevuld kon worden. Vroegere schrijvers tastten namelijk in
het duister over de periode van 1600 tot 1675.
Op een
gegeven moment had Johan Gerardi o.a. twee hoeven in zijn
bezit, die vermoedelijk beide afkomstig waren van het slot
van Broekhoven. Toen hij op 9 januari 1652 in Tilburg
kinderloos stierf, liet hij zijn weduwe heel wat bezittingen
na. De gemelde twee hoeven en die van het Eselsven waren
echter sinds 1640 al in bezit van Willem Gerrits de Roy,
schepen van Goirle en Tilburg (1631-1643) en van Niclaes
Hendrix de Crom, in 1640 burgemeester van Tilburg. Maria de
Roy, Gerardi's weduwe, stierf 19 mei 1664.
Verdelingen
De
erfgenamen van het echtpaar Gerardi-de Roy verdelen de boel
onder elkaar en de nakomelingen van de stam De Roy komen
weer tot een verdere onderverdeling van het hun toegewezen
bezit. Het blijkt, dat Willem Gerrits de Roy ook een part
heeft gekregen waartoe het Huis of Slot van Broekhoven
behoorde, dat toen omgeven was door hoge eikebomen. Lang
plezier heeft hij er niet van gehad, want hij stierf kort na
de verwerving te Tilburg op 24-4-1669. Hij was getrouwd met
Maria Adriana Oomen (of Damen). De kinderen van dit echtpaar
gaan bij de dood van beide ouders weer aan het delen waarbij
dan ook nog eens de hoeve van het Eselsven op de proppen
komt.
In 1675 is
jonker Mathijs van Cannart, schout van de heerlijkheid
Venloon (Loon op Zand) op Broekhoven gesignaleerd. In ieder
geval blijkt hij bezitter van één hoeve van het voormalige
Huis Broekhoven. Volgens Van Delft ging zijn bezit later
over op zijn kinderen en kleinkinderen. In 1755 heeft er een
jonkheer E.F. van Cannart d'Hamale, heer van Turnhout en
Beerse en Witte Graft, nog altijd iets te vertellen over een
huis en landerijen. In een huizenlijst van drost schepenen
van 16 juli 1748 is ter plaatse sprake van een huis dat
"seer vervallen en door een boer bewoond" is.
Onze tijd
Voor het
einde van de 18de eeuw vinden we bij Van Delft de families
Van Haanswijk en Van Rijswijk genoemd en voor de 19de eeuw
de families Peijnenburg en Brouwers van welke laatste het
goed aan Kerstens komt. 't Schijnt dan o.a. te gaan over 'n
vervallen boerderij. J.M.J. Kerstens, destijds wethouder van
Tilburg, heeft de boerderij laten afbreken en op de
fundamenten daarvan in 1904 een zomerverblijf laten bouwen
door architect Haarselhorst. Deze villa kreeg de naam "Huize
Broekhoven". In de twintiger jaren bezat de heer Kerstens
een schilderijtje van de oude boerderij, dat op last van
Damen geschilderd was door de later zeer bekende Tilburgse
fotograaf H. Berssenbrugge. Het zomerverblijf is later in
handen gekomen van een zoon van de heer Kerstens.
Bij het
slopen van de boerderij stootte men niet alleen op oude
funderingen, maar men vond er ook potscherven uit de 14de en
15de eeuw, een beschadigd Jacobskannetje en zwartgeblakerde
haardstenen uit de 16de eeuw. Dergelijke stenen werden,
vóórdat de zg. Delftse tegels in zwang kwamen, gebruikt voor
de bezetting van de haard. Aan de bovenkant werden ze met
boogsgewijze aangebrachte sluitstenen afgedekt. De hier
gevonden tegels stellen voor: Adam en Eva in het Paradijs,
rustend onder een boom, en verder een zeegevecht. Deze
historische overblijfselen zijn thans in bezit van mevrouw
J. Kerstens, die in het grote huis Noordstraat 36 op de hoek
van de Fabrieksstraat woont. De vermelde tegels zijn daar
aangebracht in een haard.
Huidige
situatie
Nog altijd
treft men aan de Groenewoudstraat bij het nieuwe
Visserijplein een villa aan, die de naam van "Huize
Broekhoven" voert. Zij wordt bewoond door J. Kerstens-van
Rompu, die haar van een familielid huurt. Het betreft echter
niet meer helemaal het originele in 1904 gebouwde
zomerverblijf. Dit heeft een paar maal enige uitbreiding
ondergaan, waardoor het vermoedelijk wel dubbel zo groot is
geworden. Het bezit een vierkante toren, is wit bepleisterd
evenals de naastgelegen garage, en maakt een enigszins
slotjesachtige indruk, te meer daar het aan drie kanten
omgeven wordt door een tuin met hoog geboomte en heesters in
grote variatie. Er staan o.a. een paar grote platanen,
gewone en Amerikaanse eiken, beuken, berken, een zeer grote
Oostenrijkse spar, coniferen en rododendrons. Een in
kolommen van rode stenen opgehangen ijzeren hek, dat altijd
openstaat, geeft toegang tot het complex. Zowel op de
kolommen als in het hek staat ook nog eens de naam "Huize
Broekhoven" vermeld. Aan de westkant van de tuin leidt een
met eiken beplante laan, die het bordje "Verboden Toegang"
draagt, naar het gebied van de nu in weilanden herschapen
vroegere moerassen. Er is daarvan nog een restant
overgebleven in de vorm van een naar schatting 25 tot 40
meter grote visvijver, die zijn naam eer aandoet.
Nieuwe
weg
Waar eens in
zuidoostelijke richting de blik weidde over de wuivende
rietpluimen van de Ley-moerassen, loopt hij nu dood tegen de
zandbergen van de nieuwe verkeersbaan om Tilburg. De
werkzaamheden hebben hier de Broekhovense Ley-wereld als het
ware binnenstebuiten gekeerd en daardoor onherbergzaam
gemaakt zoals dat overal gebeurt, waar grote autobanen met
daarbij behorende kunstwerken van viaducten hun betonnen
linialen in het stille, Brabantse land leggen. "Huize
Broekhoven" met zijn historie in de rug behoeft zich daar
voorlopig nog niet veel van aan te trekken want - ondanks
alles - vormt het nog steeds een eigen wereldje aan de rand
van een zich over de akkers voortvretend Tilburg al gaat dat
hier in een heel wat trager tempo dan in het noorden.
PIERRE VAN
BEEK