Iedere
gemeenschap heeft te allen tijde haar zonderlinge figuren gekend.
Men vond ze in de steden en de dorpen. Rare kostgangers van Onzen
Lieve Heer. Het meest de aandacht trokken zij natuurlijk op de
dorpen, maar men liet hen rustig hun gang gaan als de
onverbeterlijken. Sommigen van hen haalden de Gemengd Nieuws-rubriek
van de dagbladen. Een eer, welke hun gewoonlijk pas te beurt viel
als ze geruisloos en in alle eenzaamheid het tijdelijke met het
eeuwige verwisseld hadden en er iets aan de oppervlakte kwam van het
mysterie van hun nooit begrepen levensgang. Één dag zeiden de
mensen dan: "Zeg heb je dat gelezen? Hij is dood." De
rimpels van een in het water geworpen steen zijn evenwel spoedig
uitgekringd. Andere dingen vragen weer de aandacht van de
spraakmakende gemeente.
Lang
geleden
Zo'n
figuur uit Oisterwijk is ook ooit opgedoken in de krantekolommen.
Een die het record van zijn rasgenoten moet gebroken hebben.
"De man met het koperen harnas" hebben zij hem gedoopt. De
Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant van 5
maart 1874, dus nu bijna honderd jaar geleden, heeft aandacht gewijd
aan deze zonderlinge figuur, die overigens al vroeger van zich had
doen spreken.
Op
2 maart 1874 deden twee mannen, een 41-jarige schoenmaker en een
51-jarige, die als zonder beroep vermeld staat, op de
gemeentesecretarie te Oisterwijk aangifte van het overlijden van hun
oom. Het betrof hier een 56-jarige vrijgezel, die 6 april 1817 in
Oisterwijk geboren was en aan het Lindeind, dus in het hart van het
dorp, woonde. Dat was "De man met het koperen harnas". En
daarop zullen we het hier maar houden daar de familienaam voor ons
verhaaltje niets ter zake doet. Antonia Smulders, die bij hem wel
eens wat werkzaamheden verrichtte, had de man in de morgen van de
28ste februari dood in zijn huis aangetroffen.
Tragisch
Uit
het verhaal van de Bossche Courant blijkt, dat men te maken had met
een man, die aan achtervolgingswaan leed, een tragische figuur, die
zich het leven zuur heeft gemaakt door het treffen van
voorzorgsmaatregelen welke alleen in het brein van een waanzinnige
ontstaan kunnen. Contact met de wereld onderhield hij niet, al was
er dan ook een meisje, dat hem van levensmiddelen voorzag. In zijn
zieke verbeelding loerde overal de belager, die het op zijn leven
gemunt had. Keek iemand hem straf aan dan dacht hij reeds dat men
hem dood wilde schieten. Maar ze zouden hem niet krijgen!
Met
dit oogmerk had hij zijn woning aan de buitenkant geheel met ijzer
beslagen. De toegang ging via dubbele ijzeren deuren. Over de zolder
had de man een met zand en ijzer opgevuld gewelf met een platte
vloer er over laten maken. Een van schietgaten voorziene ringmuur
van vier stenen dik en tweeënhalf el hoog, schermde de achterkant
van de woning af. Boven ramen en deuren hingen ijzeren latten,
waarschijnlijk met de taak eventuele kogels te laten afstuiten. Voor
hetzelfde doel bezat de ongelukkige ook een zevenkantige, ijzeren
kooi. En om de veiligheid ten top te voeren bleek hij nog te
beschikken over... een harnas, bestaande uit helm, schootsvel,
achterlap en laarzen. Alles van koper vervaardigd.
Vondsten
Voor
zover niet reeds bekend kwamen deze zaken aan het licht toen, na
zijn overlijden, eindelijk de gebarricadeerde woning binnengedrongen
kon worden. Daar vond men nog een koperen masker, een koperen
dekkleed, waaronder hij klaarblijkelijk sliep, een geweer en... een
brandkast vol met klein geld plus twee boven op de kast staande
zakken met geld, die elk duizend gulden bleken te bevatten.
Aldus
het kranteverhaaltje, dat onlangs "De kleine Meijerij",
het orgaan van de Heemkundekring van Oisterwijk en Omstreken, aan de
vergetelheid heeft ontrukt. Ja, Onze Lieve Heer heeft inderdaad rare
kostgangers...
PIERRE
VAN BEEK