CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS
NOOT VAN DE REDACTIE

De gegevens in dit artikel over de intocht en het verblijf van Willem V in Tilburg, de aanslag, en Geertje de Vlug werden door Van Beek ontleend aan hoofdstuk 4 van het boek 'Uit Tilburg's verleden' van Edmond Meelis.

In een artikel op CuBra heeft John van Erve aangetoond dat een dergelijk bezoek dan wel verblijf nooit heeft plaatsgevonden en dat Meelis de 'feiten' zelf verzonnen moet hebben.

Het artikel van Van Erve: KLIK HIER

 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

In 1767 stond op de Heuvel een schavot

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 30 november 1968

 

In de morgen van 28 februari 1767 is te Tilburg op onze thans zo gemoedelijke Heuvel een ongeveer 23-jarige vrouw Anna Marie M. op het schavot aan de worgpaal terechtgesteld om te boeten voor de door haar begane misdrijven. Onder de ogen van de "capitains" der verschillende wijken, die met hun manschappen de Heuvel hadden afgezet, was binnen een uur tijds "aan de menselijke gerechtigheid voldaan". Het dode lichaam bleef de gehele dag tentoongesteld voor het publiek en des avonds is het "van den Heuvel naar het buijtengerecht op het Galgeveld getransporteerd", waar het begraven werd. Dit en de geschiedenis die eraan voorafgaat, lezen wij in de verzameling losse schetsen "Uit Tilburgs Verleden" van de Tilburger Edmond Meelis. Het geheel blijkt een roversverhaal in optima forma, dat alle elementen bevat voor een daverend melodrama: roofoverval op een edelman, gevangenneming, stoutmoedige ontsnapping uit de Heikese toren, bevalling in de gevangenis, adoptie van het kind van de slechte vrouw, executie op het schavot, expositie van het lijk en nog een ophangerij als toegift. Voor schrijvers van ouderwetse stuiversromans-in-vervolgen om van te likkebaarden. Maar het gaat hier niet om fantasie. Allemaal echt gebeurd. Niet ver weg maar grotendeels in ons bloedeigen Tilburg. In de veelgeprezen "goede oude tijd". Hoe goed die tijd was, komt hier nogal aardig uit de verf...

 

Op 17 juni van het jaar 1766 had Tilburg een feestelijke ontvangst bereid aan de in hetzelfde jaar meerderjarig geworden en als erfstadhouder geïnstalleerde Oranjeprins Willem V. In de daarop volgende dagen van zijn verblijf in onze stad maakte de prins met leden van zijn gevolg per paard verschillende uitstapjes in de omgeving. Onder andere werden daarbij Oisterwijk, Alphen, Goirle, Strijen en Loon op Zand bezocht. Twee dagen na de feestelijke intocht begaf het gezelschap zich al vroeg in de morgen op pad naar Helvoirt. Door een dramatische gebeurtenis onderweg werd het doel echter niet bereikt.

 

In Enschotsebaan

Welgemoed reed het hoge gezelschap te paard door de Enschotsebaan. Een der deelnemers aan de excursie, Freiherr Von Grunbach, een familielid van de hertog van Brunswijk-Wolfenbutel, welke laatste voogd over de prins was geweest tijdens diens minderjarigheid, had zich wat verlaat bij het vertrek. Tengevolge daarvan kwam hij met slechts één bediende de prins achterop. Ze waren alle twee goed gewapend, want de veiligheid liet in die dagen veel te wensen over. Ze hadden nauwelijks een half uur door de Enschotsebaan gereden toen de bediende een mankement aan het tuig van zijn paard kreeg. Terwijl hij dit trachtte te herstellen, reed de Duitse edelman alleen stapvoets verder. Er waren nauwelijks enige minuten verlopen toen het paard van Von Grunbach weigerde nog één stap te verzetten. De Duitser meende dat het dier schichtig was geworden van de over de weg liggende takkebossen en bomen. Hoe hij het ook de sporen gaf of er de zweep over legde, het dier bleef weigeren. Von Grunbach dreef zijn paard wat achteruit met de bedoeling het over een omgeworpen boom te laten springen, maar op hetzelfde moment klonk er een schot. Het paard steigerde, wierp zijn ruiter af en holde in wilde galop over de hindernis de Enschotsebaan in.

 

Twee rovers

De edelman kreeg niet de tijd tot bezinning te komen, want direct na het schot sprongen uit het struikgewas langs de baan twee bandieten te voorschijn, waarvan de ene met een pistool en de andere met een mes gewapend was. "Je geld of je leven!" klonk er de kreet. Nu wist de Duitse officier hoe laat het was. Zonder aarzeling trok hij zijn degen, dekte zich van achter door tegen een boom te gaan staan en begon op de rovers in te hakken. De kleinste maar behendigste kreeg twee houwen te pakken. Toen de andere zag, dat men buiten de waard had gerekend, legde hij zijn pistool op de edelman aan. Het schot ging echter niet af. Vermoedelijk doordat het kruit op de pan vochtig was geworden. Intussen was de achtergebleven bediende op het horen van de schoten te paard komen toesnellen, met het pistool in de hand. Dit bleek voor de rovers voldoende om zich uit de voeten te maken, echter niet dan nadat een van de twee door een schot van de bediende geraakt was, zoals een pijnlijke kreet verraadde. De interventie van de bediende kwam juist op tijd, want de Duitser was aan het eind van zijn krachten. In de hitte van de strijd had hij het niet gemerkt, maar nu bleek dat hij een schampschot aan de schouder had opgelopen. Het bloed stroomde over zijn jas en had donkere vlekken gemaakt op zijn licht-gekleurde broek van leer.

Toen het weghollende paard bij het gezelschap van de prins terechtkwam zonder zijn ruiter, begreep men dat er iets bijzonders gebeurd moest zijn. Men keerde direct om en vond Freiherr Von Grunbach op het gras tegen een boom zitten terwijl de bediende de wonden verzorgde. Dat de verontwaardiging van deze laffe aanval groot was, behoeft wel nauwelijks vermeld. De prins zond onmiddellijk drie officieren naar den drossaert en de schepenen van de heerlijkheid om aangifte te doen. De achterblijvenden maakten uit takkebossen een primitieve draagbaar, maar de Duitser weigerde hiervan gebruik te maken. Men hielp hem daarop op zijn paard en stapvoets keerde de stoet naar Tilburg terug. Er was een abrupt einde aan de excursie naar Helvoirt gekomen.

 

Ontsteltenis

De ontsteltenis op het Tilburgse gemeentehuis was misschien nog groter dan die op de plaats van de overval. Men vreesde zich het ongenoegen van de prins op de hals gehaald te hebben. Die angst was waarschijnlijk niet ongegrond. Te meer niet omdat de Hoogmogende Staten al eerder plakkaten hadden uitgevaardigd tegen het vele gespuis, dat in de zuidelijke provincies rondzwierf. De prins zou wel eens kunnen denken, dat men het in Tilburg met die plakkaten wel geloofde. Tot overmaat van ramp werd er ook nog aangifte gedaan van diefstal met braak op Nieuwkerk (Goirle) en te Baarle-Hertog. Kort tevoren was er ook nog op Korvel ingebroken. Dat zat dus allemaal niet zo lekker voor de Tilburgse bestuurderen. Nog vóórdat de stoet van de prins bij het raadhuis verscheen, waren drossaert en schepenen één en al activiteit geworden. De "capitains" van de heertgangen waren toen al met hun manschappen op pad voor het onderzoek. De reactie van de prins viel mee. Hij toonde zich tevreden over de genomen maatregelen en stelde zelf ook nog manschappen voor het onderzoek beschikbaar.

De schepenen zagen met nieuwe schrik de avond vallen toen de ene wijkmeester na de andere met lege handen terugkeerde. Gelukkig verschenen ten slotte die van de Veldhoven en Kerk met drie arrestanten: twee vrouwen en een gewonde man. Op het raadhuis werd verlicht ademgehaald. De man was de 45-jarige G.B., die de bijnaam Geertje de Vlug droeg, een berucht lid van een zwervende bende landlopers, dieven, rovers en moordenaars. Hij was al herhaaldelijk gearresteerd geweest, veroordeeld, gegeseld en gevangen gezet. Hij legde evenwel een bijzondere bekwaamheid in het ontsnappen aan de dag. Daardoor had hij zijn bijnaam gekregen. De ene vrouw was de ongeveer 23-jarige Anna Marie M., dochter van een Pruisische officier van het regiment van Kalkstein, getrouwd met een gedeserteerde soldaat van hetzelfde regiment, zekere Peter V. De tweede vrouw zei 19 of 20 jaar te zijn. Als naam gaf zij op Anna Margriet E., geboortig uit Keulen. Later bleek zij in werkelijkheid Anna Margriet W. te heten. Zij was een soldatenkind. Beide vrouwen behoorden, net als de man, tot de bende. De eerstgenoemde vrouw stond daar bekend als Anne Mie uit het Gulikerland, vrouw van Peter van A., die de bijnaam van "Spitskop" droeg en te Breda in de gevangenis zat. De tweede vrouw Anna Margriet werd "de Kruikestop" genoemd. Alles bijeen wel een goor stelletje.

 

Bekentenissen

Geertje de Vlug, die sabelhouwen vertoonde, rekende zeker op zijn handigheid in het ontsnappen. Hoewel hij kon begrijpen, dat hij zijn leven nu wel op het schavot zou beëindigen, bekende hij grif zijn medeplichtigheid aan de aanslag op de Duitse officier. Daarnaast bekende hij ook nog medeschuldig te zijn aan de inbraken op Nieuwkerk, in Baarle-Hertog en op Korvel. Van de tweede dader van de overval in de Enschotsebaan had men niets meer vernomen. Geertje de Vlug zei hem op zijn vlucht te hebben achtergelaten. Voor de twee vrouwen moest de scherprechter mr. David Kleijn uit Den Bosch overkomen om ze, door middel van de pijnbank, aan het praten te brengen. Bij het zien van de gruwelijke marteltuigen schoot er de schrik zodanig in, dat ze de proef maar niet afwachtten doch bevend bekenden tot de dieven- en moordenaarsbende te behoren, die al een hele tijd Brabant, Luik en het land van Munster onveilig had gemaakt.

Geertje had zichzelf niet onderschat. Voor de zoveelste keer slaagde hij er in tijdig de benen te nemen. Hij trad daarbij zó driest op, dat hij er ook nog in slaagde een der vrouwen uit de Heikese toren te bevrijden, en het was zeker niet zijn schuld, dat hij de tweede ook niet de vrijheid kon geven. Beide vrouwen waren inmiddels op 15 februari 1767 ter dood veroordeeld en wel "om aan een paal geworgt te worden". In die dagen werden vrouwen geworgd voor misdrijven, waarvoor een man opgehangen werd. Zó fijngevoelig was men wel, al zal het voor de betrokkene niet veel uitgemaakt hebben!

 

Stout stuk

Een paar weken vóór dit vonnis had Geertje de Vlug, die voorlopig zat opgesloten in de woning van de vorster Otto van Dijk, de benen genomen. De hele heerlijkheid stond daardoor in rep en roer. Terwijl men de omtrek afspeurde, zat de bandiet echter kalmpjes in de kom der gemeente ondergedoken. Daar wachtte hij op de gelegenheid de twee opgesloten vrouwen te bevrijden en van het schavot te redden. Op de avond van de dag dat de zoon van vorster Van Dijk de gevangenen haar avondmaaltje ging brengen, liet Geertje zich in de toren insluiten. Nadat de jonge Van Dijk weer vertrokken was, werkte Geertje de hele nacht om een plank uit het gevangenishok te breken. Daar vond hij een van de twee ter dood veroordeelde vrouwen, Anna Marie M., bewusteloos op de vloer liggen, zo verhaalt Edmond Meelis. Pogingen haar bij te brengen lukten niet. De bandiet liet haar noodgedwongen achter en nam alleen Anna Margriet alias de Kruikestop mee, nadat men de weggebroken plank weer op haar plaats had bevestigd. De twee verborgen zich in een hoek totdat Van Dijk jr. met twee etensbakken de volgende ochtend de trap opsjokte. Hij sloot de deur niet achter zich af. Toen was het voor het stel een kleinigheid naar buiten te glippen. Geertje draaide de deur aan de buitenkant met de er op stekende sleutel op slot en stak de sleutel in zijn zak. Zo zat dus nu Van Dijk op zijn beurt ingesloten. Buiten gingen de gevangenen uiteen om ieder hun eigen weg te zoeken.

Waar Meelis al die gedetailleerde bijzonderheden over dit stoute schelmenstuk vandaan heeft gehaald, weten wij niet. Misschien een van geslacht op geslacht voortvertelde geschiedenis? Wel haalt hij een paar documenten aan, welke enige essentiële punten ondersteunen.

 

In gevangenis geboren

Tussen de gevangenneming van de daders en het vellen van het doodvonnis over de twee vrouwen lag een nogal lange termijn. Dit vond op de eerste plaats zijn oorzaak in de vele confrontaties die er moesten plaatsvinden. Verder kwam daar bij de omstandigheid dat Anna Maria M. in de gevangenis een kind had gekregen. Toen het bestuur van de heerlijkheid de vrouw liet vragen of het katholiek of protestants gedoopt moest worden, zei ze dat haar dit niets kon schelen. De schepenen lieten het in de protestantse kerk dopen. Het kind werd uitbesteed voor veertig gulden per jaar aan een weduwe. De heerlijkheid heeft die kosten twintig jaar betaald.

 

De executie van de moeder vond op 28 februari op den Heuvel in Tilburg plaats. Daartoe moest het zich op het Galgenveld bevindende schavot gerepareerd en naar den Heuvel overgebracht worden. Op dit schavot werd de "worgpaal" opgesteld. Het Galgenveld lag vermoedelijk dicht bij de oude baan van de Laarstraat naar Riel in de richting Goirle. Een oude landkaart van Diederik Zijnen van 1760 geeft in de buurt de namen Galgeveld en Galgestraat. Op een in ons bezit zijnde kaart van vermoedelijk 1890 komt ook een Galgestraat voor. Die begon aan de Rielseweg en liep achter "Bremhorst" door naar de Goirleseweg. Huidige bewoners van de Rielseweg praten nu nog over het Galgestraatje dat niet veel meer dan een karspoor betekent.

 

Geertje opgehangen

Drie maanden na de executie werd Geertje de Vlug te Thorn in Duitsland voor moord gevangen genomen en enige weken later op het marktplein van dat stadje opgehangen. Het gemeentebestuur van Tilburg had van tevoren nog zijn best gedaan Geertje uitgeleverd te krijgen. Men had hem liever zelf opgehangen om de op een executie gestelde premie te kunnen innen. De terechtstelling van Anna Marie M. had toch al genoeg gekost. Men kreeg slechts een vergoeding van f 100,-. De kosten beliepen evenwel duizend gulden. Vijf zesde hiervan kwam voor rekening van Tilburg en één zesde moest Goirle betalen.

Meelis geeft ook een specificatie van een deel der kosten. Vorster Otto van Dijk, die zo slecht op zijn gevangenen had gepast, kreeg f 470,- voor hun onderhoud plus f 33,- voor het schoonhouden van de gevangenis. De Bossche scherprechter mr. David Kleijn had voor het "scherp examen" recht op 47,5 stuivers en voor de executie van de vrouw nog eens 60,5 stuivers. Het stellen van het schavot enz. kwam op f 41,-, de assistentie van de "capitains" bij de terechtstelling vroeg f 64,-. Verder kwamen er nog honderden guldens bij voor allerlei andere zaken zoals: zegels, verteringen, vervoer, juridische adviezen, porti, het maken van nieuwe boeien en sloten enz... Een goedkope aangelegenheid was zo'n executie derhalve niet.

Twee van de drie bandieten waren nu opgeruimd. Maar waar was nummer drie, Anna Margriet W., alias de Kruikestop, gebleven? De schrijver vertelt daar niets anders van dan dat zij uit Duitsland in de Meijerij was teruggekeerd, gearresteerd werd en haar verdere dagen in de gevangenis te Den Bosch doorbracht. Aan haar is dus het gevelde doodvonnis niet voltrokken.

De hele geschiedenis werpt wel een schel licht op de veiligheid in die dagen. Zo'n driest optreden als van Geertje de Vlug kan men zich nog nauwelijks indenken. In het kader van het einde van de 18de eeuw was het misschien niet zo ongewoon als het nu lijkt. Het bendewezen tierde hier welig, mede door desertie van Duitse soldaten en losgebroken gevangenen. Er werden er wel gesnapt en opgehangen, doch een einde aan de roverijen kwam er pas in de Napoleontische tijd.

 

Tilburgse wever onschuldig verdacht van inbraak

Mensen die onschuldig van een misdrijf werden verdacht, hebben alle tijden gekend. Uniek is wellicht de omstandigheid, waarin in het jaar 1766 die onschuld aan het licht kwam van een Tilburgse wever die in de Noordhoek woonde in de zg. Borgerie, waaraan het Burgerijpad zijn naam te danken heeft. De brave man A.R., die getrouwd was en een 20-jarige dochter Maria had, was door de vorsters (veldwachters) Petrolet en Otto van Dijk gearresteerd onder verdenking van inbraak en diefstal in een woning op Korvel. Men zou hem in de bewuste nacht met een zak op de rug door de Korvelse akkers naar de Borgerie hebben zien trekken. De man ontkende hardnekkig maar zijn alibi leek niet geheel overtuigend. Met een beschuldiging van inbraak viel zeker in die dagen niet te spotten. Zo'n misdrijf kon met geseling en worging bestraft worden. De Hoogmogende Staten hadden reeds 1 april 1738 een plakkaat uitgevaardigd, waarin een premie van honderd gulden voor het vangen van een misdadiger werd uitgeloofd, en voor een executie werd aan de "criminele officieren" een kostenvergoeding van f 200,- gegeven.

 

Prinselijke hulp

De Tilburgse wever zat juist in de gevangenis toen de jonge Oranjeprins Willem V een bezoek aan Tilburg bracht. Mede met de gedachte aan het feit, dat deze prins zelf al vroeg wees was geworden, kreeg - volgens Edmond Meelis, bij wie wij dit verhaal vinden - de dochter het denkbeeld de prins een "smeekschrift" aan te bieden. Meester Bennetrum stelde dit op. Toen een feestelijke stoet, onder het gebeier van alle klokken van de Heikese toren, bij het raadhuis stopte en de prins voor een officiële ontvangst uitstapte, bood de in het zwart geklede moeder het smeekschrift aan, terwijl de dochter Maria de prins om hulp vroeg voor haar ongelukkige vader. Volgens het verhaal moet de prins zodanig onder de indruk van dit optreden zijn gekomen, dat hij het gemeentebestuur opdracht gaf de zaak nog diezelfde dag te onderzoeken. De oplossing kwam eerder dan wie ook - en zeker niet de prins - kon vermoeden. Twee dagen na het aanbieden van het "smeekschrift" op 17 juni 1766 vond de hier elders verhaalde roofoverval op een lid van het prinselijk gevolg in de Enschotsebaan plaats. De daarvoor gearresteerde B., alias Geertje de Vlug, bekende toen vlot ook een mededader van de inbraak op Korvel te zijn geweest. De gestolen goederen had hij naar de Rauwbraken gebracht. De wever, die in de woning van vorster Van Dijk opgesloten zat, werd naar het raadhuis gebracht en daar, in tegenwoordigheid van de prins, met de echte bandiet geconfronteerd. Toen bleek dat de wever "van dezelfde houding" als de rover was en eveneens een bruin spitsbaardje droeg. De aanbrengers hadden zich dus in de persoon vergist.

 

Grote vreugde

De prins stuurde direct de bode Drexler naar het huis van de wever om de blijde boodschap over te brengen. De vreugde daar kan men zich voorstellen al werd de wever dan ook pas de volgende dag vrijgelaten. De prins wilde het arme gezin een "beurs met goudgeld" aanbieden - zo gaat het verhaal verder - ter verzachting van het ten onrechte geleden leed. De mensen weigerden die aan te nemen. Na veel moeite slaagde de prins er echter toch in de dochter te bewegen de gift te aanvaarden als bruidsschat...

Dat was dus het happy end van dit melodrama, dat door de schrijver met iets méér verve werd uitgesponnen dan wij nodig meenden te hebben. Jammer, dat we niet weten op welke documenten de vermelde feiten allemaal steunen. Maar een mooie geschiedenis uit het oude Tilburg is het toch wel!...

 

PIERRE VAN BEEK