Nieuwe
Tilburgse Courant - zaterdag 2 augustus 1941
Het koren
is gemaaid
In Juli moet ge door de velden gaan om te
zien naar het gemaaide koren! Indien ge niet, gelijk de
vlieg aan de gelijmde strook papier des zomers in uw
huis, zit vastgeplakt aan de straten van de stad, kent
ge de historie van het graan. Vanaf het vorig najaar
reeds hebt gij er tegenaan gekeken. Ge zaagt hoe het van
onder de sneeuw te voorschijn kroop - als altijd
ongedeerd! - hoe het groeide en van groen naar geel
verschoot, totdat het viel onder de ratelende machine -
neen, pardon: onder de zicht! Er mag geen machine dwars
door onze gepeinzen rijden!
Zicht!... Zicht!... Zicht!... Daar leeft
de fiere slag van den maaier in. Zeg nu ook eens drie
maal achtereen maaimachine. Wanneer ge een fiasco zoekt,
grijp het hier dan bij zijn haar want grandiozer zult ge
nooit meer vangen. Alle koren dat ik ken wordt dus
gemaaid met de zicht. Omdat de zicht zoo zingt... En ook
omdat het zóó staat in de romantische boeken, waarin
sommige menschen, die aan Sinterklaas en de schoonheid
van onwerkelijke dingen gelooven, in hun simpelheid wel
eens plegen te lezen... Waarachtig, Onze Lieve Heer
heeft zulke rare kostgangers nog in de twintigste
eeuw!...
Maar we zouden het over 't gemaaide koren
hebben! Op heel de wereld marcheeren de bijeengehokte
schoven in Juli over het stoppelveld. In stram gelid. De
grootste hokken voorop, de kleinste achteraan. De
geheele rij afloopend ais een dak. Tenminste, zoo lijkt
het! Leg er niet den duimstok langs doch houd het bij
dezen schijn want het is een goede schijn. En iedere
schoof is verkoperd omdat de zon er uitdagend op te
rijden zit. De impressionisten onder de schilders konden
dat zoo mirakels schoon, in vliegende vaart, op het doek
kletsen. Ge weet wel: met heel veel geel en een groene
veeg voor den schaduwkant. Met ver weg een violetten
einder, waaruit al de verlangens van brave menschen als
wierookgeuren opklommen naar den zomerhemel, die in
Lieve-Vrouwe-blauw te juichen stond...
Zóó had ik het gemaaide koren willen zien
maar ik kwam te laat. Dat was erg! Te laat door eigen
schuld: het ergst van al! Den eenen dag had ik een vrouw
getrouwd... Den anderen een os gekocht... en vandaag
regent het. De zon laat verstek gaan. De schoven
marcheeren niet. Ze druilen den dag door met lange
gezichten en koppen als ragebollen. Zóó deden ze
gisteren, zóó doen ze vandaag. Straks zullen ze wellicht
als balen zout door de knieën zakken. Neen, ge moet niet
uitstellen tot morgen wat ge heden kunt doen...
CANTECLEER