Nieuwe
Tilburgse Courant - vrijdag 20 juni 1941
Hitte
Er zit een musch te gapen in de goot, een
zon te rijden op het dak, een mensch te puffen in een
stoel. 't Is vandaag zoo warm!... De winden hebben een
afspraak om niet te waaien gemaakt. Zelfs Jan de
Westenwind verklaart zich solidair. Dan weet ge wel hoe
erg het is! De wolken zijn op vacantie gegaan omdat voor
haar nu toch niet te zeilen valt. Alleen de hitte is
actief. Onder een Lieve-Vrouwe-blauwe lucht staat ze als
een obsessie te dansen. Zij deelt vandaag de lakens uit
met speciaal verlof van den Baas van alle weer. Zóó
krijgt ieder eens op tijd zijn beurt: de wind, de regen,
de koude en... de hitte. En dat is goed! Evengoed als
dat er bij het verdeelen van de rollen geen advies
gevraagd wordt aan de menschen. In nog geen honderd jaar
kwamen die tot een accoord!
Wanneer ge peinst wat ge van de hitte
zeggen zult, ervaart ge ras, dat zij geen goede bron van
inspiratie vormt. Hoe kan nu fantasie haar vleugels
slaan wanneer uw hersenen als gesmolten boter drijven
door uw hersenvat. Al wat drijft mist toch houvast! Ge
kunt het ook niet helpen, dat uw gedachten daarom
druipen naar uw veel te engen boord. Vreemd, dat ge dit
euvel heden voor de eerste maal ontdekt! Bij al de
klaarte van den koperen dag gaat een nieuw licht u op en
ge roept terwijl ge van uw eigen moed verschrikt: "Wat
doe ik eigenlijk met zoo'n vadermoorder aan!" Dit is
geen filosofie, noch poëzie of romantiek. Ge proeft
hieruit alleen den practischen zin, die ook nog wel eens
overwint. Wat op zijn tijd zeker méér dan louter weelde
is. Voor heden: weg dus met dien boord! Ge stapt dwars
door het menschelijk opzicht heen en voelt u dubbel
opgelucht: aan uw hals en in uw hart. Een zege voor de
hitte, een zege voor u!
Doch de hitte doet nog meer. Ze toovert
een fata morgana voor uw oog. Ge ziet vanuit den schaduw
van uw lindeboom in het licht van de velden, gelijk een
groote verleiding, ineens al het water van de kanalen,
de rivieren, de zwembaden en de vennen, waarin de mensch
verkwikking zoekt. Overal waar de hitte trilt, wordt nu
gebaad. En waar gebaad wordt, is het feest. Hier hoort
ge niet het zeuren van den loomen man, die altijd naar
den schaduw zoekt, hier leven geen conventies van den
stijven boord. Integendeel! De vreugde spettert met het
water tegen den hoogen hemel aan. Hier wordt iedere dag
als vandaag geplukt lijk een rijpe vrucht. Kom, laat ik
gauw mijn badpak halen!...
CANTECLEER