Nieuwe
Tilburgse Courant - zaterdag 14 juni 1941
Klokje
M'n klokske is vandaag terug van den
chirurg. Die heeft het wat in zijn buik gemorreld,
zooals dat chirurgen doen, en daarna weer met schroefjes
dichtgemaakt. Nu staat het daar opnieuw op mijn bureau
alsof het niet was weg geweest. Met zijn van ouds
geblutst gezicht kijkt het filosofisch tusschen twee
barokke kolommetjes door, precies gelijk het altijd
reeds naar 't leven heeft geschouwd. Al de jaren, dat
het woont bij mij en den veel langeren trits van jaren
van een ietwat duister bestaan, die hieraan is
voorafgegaan. 't Tikt weer bedacht zijn slag, waarin ge
het vertrouwen van de vriendschap hoort. Nu! Vandaag,
omdat het pas is teruggekeerd.
Met het tikken van een klok is het immers
een beetje raar gesteld. Ge leeft er heele dagen bij
maar hoort het meestal pas zoodra het opgehouden heeft.
Alsof er onverwacht iemand klopte aan de deur, kijkt gij
verwonderd op en zegt: "De klok staat stil." Afwezigheid
van wat er regelmatig placht te zijn scherpt zinnen en
gemoed. Dat merkt ge uit 't niet-meer-tikken van uw klok
en uit de dingen, die ge achteloos liet verloren gaan...
Maar 't klokje op mijn schrijftafel leert
nog meer! 't Is de wijsvinger van den tijd, die
onvermoeid tegen de ruit van m'n geweten tikt, opdat ik
altijd maar zou zien naar 't weinige, dat ik heb gedaan
en 't vele, dat nog wacht. Zóó waarschuwt mijn oude
klokje op 't bureau... Uw fraaie klok in de woonkamer
van uw huis... De moederklok van den toren, die de
andere onderricht... Zoo waarschuwen al de klokken van
de wereld omdat ze overal de vrienden van de menschen
zijn. Als gij deze taak der klokken kent, begrijpt ge
zeker wel waarom zij nimmer tijd tot rusten hebben,
indien zij nauwgezet haar plichten doen en waarom ze
steeds in de nabijheid der menschen verkeeren...
CANTECLEER