CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 27 november 1940

 

 

Ochtendschemering

 

Met dien winterschen zomertijd van thans trapt ge iederen morgen den nacht op zijn staart wanneer ge naar uw dagtaak gaat. Dat is een merkwaardige belevenis omdat ge vroeger, in de steeds verlichte straten, nooit de staarten van de nachten zaagt. Maar het beteekent ook een schoon avontuur, wijl al de dingen, welke eerst geen aandacht vroegen, nu voor u komen staan in een heel nieuw kleed.

De sterren deden, van het lange waken moe, reeds vóór een poos haar oogen dicht. Alleen Venus knipt u, iets ontijdig, het "goeden morgen" toe. Doch daar is ze dan ook godin der Schoonheid voor!... De duisternis staat wat te aarzelen en de nieuwe dag durft nog niet op stap. Toch kondigt hij in het Oosten reeds zijn nakende geboorte aan. Aan den bovenkant der huizen trekt zich een wolkenbank van somber onweersblauw omhoog, welke - naar ge zoo vermoedt - met haar teenen op den einder steunt. Daar bovenuit hangt al een plakkaat van schuchter licht, waarin wat wazig rood te dringen zit. 'k Geloof, daar wordt een stille strijd gevoerd!...

De huizen aan weerskanten van de straat staan alle nog met een falie om. Ze hebben geen deuren, geen ramen en geen gezichten. Ze zien niet u noch mij of een der andere menschenschimmen, die als spoken langs hen henen schuiven. Ze zitten in droomen gevangen! Indien ze tóch medewerken aan het wordend beeld der stad gaat het buiten hun bewustzijn om. En meebouwen doen ze! Kijk maar eens, hoe haarscherp hun grillige dakcontouren nu op het hemelfond gesneden staan lijk de zorgvuldige lijn van een grafiek. Ge kunt ze ook zien als zoo'n portret van de straat gelijk een kunstenaar op de jaarmarkt eens van uzelf knipte uit een zwart papier. Op-neer, hoog-laag, zóó gaan de daken!... Elke schoorsteen springt fel er telkens bovenuit maar geen is er, die het wint van de schouw van de fabriek of van de tandenstokers van Onze Lieve Heer, welke voor de menschen de tweelingspitsen van de kerk van den Heuvel zijn.

Een radio-antenne staat in den vorm van een kruis met een trekpen op de lucht geteekend. Het schoonst van al is echter wel de kale olmenboom, die met zijn ragebol een origineele ets kon zijn. Hij doet me denken aan den boom van het nooit vergeten huis, waar de dagen altijd lang, de zomers immer warm en de winters steeds vol vreugde waren... Misschien hadt gij ook zóó'n huis?... Dan wensch ik u daarmee geluk!...

Naarmate mijn lange weg nu korter wordt, steekt de dag zijn hoofd hooger boven de bedplank uit. Een huis, dat scheel naar het Oosten kijkt, vangt het eerste licht in den spiegel van het raam der eerste verdieping. Nou trekt de nacht zijn staart in zooals een slak haar hoorns doet zoodra gij ze beroert. De huizen krijgen hun oogen en monden en neuzen terug, contrasten groeien snel naar elkander toe en uw kennissen groeten u met uw naam. 't Is alles weer gewoon! Maar gij, die den wegsluipenden nacht op heeterdaad betrappen mocht, peinst nog even na hoe het komt, dat het schoone vaak op straat ligt zonder dat de menschen het er zien...

 

CANTECLEER