Nieuwe
Tilburgse Courant - dinsdag 29 oktober 1940
Straten
De zomer is dood en de herfst
zieltoogt... Daarom ligt mijn straat niet meer
genoeglijk te spinnen lijk een poes in de zon. Maar haar
harteklop slaat onverminderd voort want straten zijn
nooit dood. Ze leven zoo goed als menschen. De eene doet
het luidruchtig, met het hart op de tong, de andere al
mediteerend met de ziel naar binnen gekeerd. Doch leven
doen ze allemaal, uw straat zoo goed als de mijne al
heeft ze dit nooit verteld... Ook al de straten van de
stad kijken u aan met een eigen gezicht wanneer ge zoo
haastig langs haar henen gaat.
Zooveel menschen, zooveel gezichten!...
Zooveel straten, zooveel gelaten!... Ge hebt straten
gelijk protserige parvenu's met een gouden
horlogeketting op een breeden buik... Straten als
filmsterren met maskers van een onwaarachtige
"make-up"... Straten met van miserie roodgeweende oogen
en straten met platte neuzen, spitse ooren en dunne
lippen wijl er de misdaad woont... Maar er leven in het
spinneweb van de stad ook straten als aristocraten,
dragers van belegen beschaving en geestelijke waarden...
Straten, die altijd te zingen staan in den dag...
Straten, welke den weg wijzen naar het paradijs van de
zon en straten, die met een breeden lach en twee handen
royaal ter begroeting uitgestoken op u komen toegeloopen
omdat er de liefde woont...
Zoo'n straat als de laatste is míjn
straat, welke haar elleboog buigt naar een gebed van een
kerk. Ge kunt er mee naar het Oosten gaan van waar de
Wijzen kwamen. Die Koningen hebben stilgestaan in onze
straat. De Heilige Boeken melden het wel niet maar mij
dunkt toch, dat het zoo moet zijn. Onze straat leidt u
ook naar het Zuiden toe, waarheen de vogels op hun trek
de verlangens dragen van de menschen, die verre reizen
maken in den geest. Maar vóór alles kunt ge in onze
straat u warmen aan het geluk van den eenvoud en de vrêe
harer bewoners, dat er gloeit in de kleine kamers met
groote gezinnen zooals er des zomers de geraniums
gloeien voor ieder raam. En dit geluk vraagt om geen
zomer of winter, om geen lente of herfst; het leeft er
altijd! Daarom zou ik wenschen, dat alle menschen van de
wereld konden wonen in onze straat...
CANTECLEER