Nieuwe
Tilburgse Courant - zaterdag 21 september 1940
Late
geraniums
Het wordt met de geraniums in mijn tuin
stilaan een triest geval. Den geheelen zomer door hebben
zij, als blozende juffers, die zich de eeuwige jeugd
beschoren achtten, haar vlammend rood, lijk waaiers van
een Oostersch vorst, gedragen boven haar malsche groen.
Zoo waren ze de weelde van mijn tuin en dus mijn trots.
Maar ook de jeugd vergaat, al merkt ge dat soms eerst
wat laat! Zoo dacht ik dezer dagen nog, dat ik een perk
vol frissche bloemen had en ziet, vanmorgen ontdekte ik
in het rood die vieze, bruine plekken, welke voor een
mensch de eerste grijze haren zijn. Zal het dan toch
gebeuren gaan? En reeds zóó ras!
Nog immers dringen mijn geraniums haar
trossen naar het licht op haar slanke stengels van wie
elk steeds de grootste wilde zijn. Maar wat is haar
kleed thans kaal en afgedragen! Neen, als ge goed kijkt,
wordt ge toch niet misleid door een met moeite
opgehouden stand. Zoo is het andere jaren ook gegaan en
daarom weet ge, dat wanneer het rood van uw geraniums
wanhopig tegen het nat der regens vecht, ook gauw het
einde daar zal zijn. Ja, thans is de herfst over den
muur van uw tuin geklauterd zooals hij eens klimmen zal
over den muur van uw leven. Nu gaat er iederen dag een
stukje af van het rood en komt er een stukje bij aan het
bruin, gelijk bij iedere wende van de zon een brokje van
het licht blijft kleven aan den nacht.
Nou wordt er in mijn tuin, in uw tuin en
in de tuinen van alle menschen een stille strijd
gevoerd. 't Is de eeuwige kamp tegen het oude, dat
verdwijnen moet maar zijn offer van het scheiden niet
goed brengen kan. Het is een tragische strijd wijl hij
altijd weer opnieuw wordt aangegaan hoewel ge toch
vooruit den uitslag zeggen kunt: nooit staat de winst
aan den kant van het oude. Doch als de nieuwe zomer
komt, zullen er ook nieuwe geraniums bloeien in mijn
tuin, misschien wel schooner dan die van dit jaar.
Daarom laat ge maar rustig sterven, wat eens zijn
plichten heeft gedaan...
CANTECLEER