Nieuwe
Tilburgse Courant - vrijdag 13 september 1940
De heide
Mijn gedachten blijven vandaag weer haken
aan de heide, waarvan ik u, terloops, al eens eerder
sprak. Ik heb ze geranseld met de zweep - niet de heide
maar die gedachten! - doch ze zijn als een nukkig paard,
dat wel steigert maar zich niet tot verder gaan bewegen
laat. Ge moet het mij maar niet kwalijk nemen: waar het
hart van vol is, loopt de mond van over. En gij praat me
toch ook wel den heelen dag door over uw duiven, uw
zaken, uw boeken, uw schilderijen, uw gedichten, uw
liefde en uw idealen!...
Mijn hart hangt aan de hei omdat ge er
zooveel groote dingen ziet. De hei is de draagster van
de eeuwige jeugd, waardoor ge zelfs des winters in haar
den zomer vindt... Ze is het symbool van de
oerdegelijkheid doordat ze zich niet bezig houdt met
fratsen, tierlantijntjes, zotternijen of modegrillen
maar altijd zichzelve en... een dame blijft. Vooral ziet
ge dat tegen het zomereind, zoodra ze haar schort
vóórbindt van simpel paars. Een would-be madame behoeft
ge dat - gesteld, dat gij verkooper waart in een
manufacturenwinkel - niet aan te preeken want voor
dezulken is eenvoud een weinig begeerd goed en zeker
niet een kenmerk van het ware...
Op de hei leeft de idylle van de nijvere
bijenwereld, van den konijnenberg en van den scheper met
zijn schapen, die toch minstens uw fantasie hier dolen
laat indien hij er zelf niet meer mocht zijn. Op de hei
leeft ook de romantiek met het avontuur. Het avontuur
van den mensch en van het dier. De smokkelaar gaat er
zijn geheime sluipwegen in het donker van den
sterrenacht als iedere eenzame dan 'n mensch wordt met
den zwarten mantel en de loerende oogen van den kommies.
Op ditzelfde uur schiet de stoute strooper den haas of
het konijn in den bundel van zijn lichtbak, vecht hij
soms met den even kloeken jachtopziener, die den
wilddief roekeloos bespringt. Dan spelen zich de drama's
af in het groot, welke zich iederen dag herhalen in het
klein wanneer de bunzing of de wezel zich bloeddorstig
vastbijt in den nek van het konijn.
Misschien, dat gij het nog niet wist,
maar op de hei is ook de stilte met de ingetogenheid
getrouwd. Sinds hun huwelijksdag wandelen die beiden
hier arm in arm, loodrecht onder den hemel. Dat is
dichtbij want op hemelsbreedte ligt nog altijd de
kortste weg. Dit geldt voor de banen van verkeer, voor u
en voor mij... En is het tenslotte ook niet op de hei,
dat gij de jacht naar uw idealen ziet? Een goede hei
immers teekent haar eind met de violette streep, waar
zij den luchtkoepel te schragen schijnt. Ge zoudt dat
wonder willen raken doch als ge komt op de plaats, waar
gij het wist, dan is het u vooruit gegaan met denzelfden
tred, waarmee uw schaduw naast u schreed. Zoo spreekt
uit de hei uw onvervuld verlangen, dat u werken en
strijden doet, uw heele leven lang...
CANTECLEER