CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 30 juli 1940

 

 

Wolken

 

Gij houdt van een lucht, die als een stolp van azuur over de aarde staat? Ik ook! Zóó hangen de luchten boven Italië; alle ansichtkaarten vertellen het u. Dat is schoon, maar ge zijt er gauw op uitgekeken want er zit geen haak, waar fantasie houvast aan heeft. De rijkste luchten van de wereld zijn de onze, waarin de wolken drijven als vruchten in een pas omgeroerden bowl. 't Is uit deze luchten, dat onze schilders geboren werden om er zich later een roes aan te drinken...

Wolken moet ge eigenlijk zien wanneer ge op uw rug ligt in een weelderige wei of op een bronsbruine hei. Maar welk mensch, die zich respecteert, tuurt zóó die stille schepen na? Ge moet daarvoor wel eerst een tik van de molenwiek gekregen hebben! Dat gelooven zij tenminste, de armen van geest, die nooit de dingen op een eigen kant durven zien maar altijd gaan in 't platgetreden spoor van hen, die vóór hen dachten. Dit is de schuld, dat zooveel wonderen in de dingen, welke voor het grijpen liggen gelijk weleer het goud in Klondike, tot veler oog niet raken...

Indien ge ligt op uw rug, ziet ge de wolken niet vóór u als een muur, die op den horizon staat, maar boven uw hoofd gelijk een draaiend plafond met telkens nieuwe beelden. Ge moogt niet aarzelen die te vangen, want ze zijn de vrucht van nu. Gisteren waren zij niet zóó, morgen zullen ze anders zijn zooals in al de millioenen jaren, die over de wereld gingen, niet eene lucht het evenbeeld der andere kon heeten. Een drupke fantasie volstaat om in die wild dooreen gesmeten klodders, welke nu eens drijven met zwanenplechtigheid, dan voorbij jagen als wilde ruiters in de steppe, allerhande vormen te onderscheiden.

Er is een beer met reuzenklauwen, een koe met zware uiers, een leeuw met een misvormden staart, die bij het gaan van uw gepeinzen tot een ontzaglijken olifant op een koningstroon uiteenwaait. Ge ziet er holen en spelonken. Soms donker en dreigend door de dondergeesten, die er in zitten weggekropen, maar vaak ook lichtend en vol glans, ja zelfs brandend als de vuurmond van een geopenden oven. Dit avontuur beleeft ge wanneer de zon er in te vechten en te wroeten zit. En dat doet ze altijd; ook al ziet ge het niet immer! Jammer, dat de menschen daaraan niet vaker denken!...

Maar wolken beteekenen méér dan de dierentuin van een kinderlijke verbeelding. Wolken zijn de landloopers van het heelal, zwervers zonder heul die nergens wonen maar overal toeven... Wolken zijn idealen wijl ze altijd van plaats veranderen en zich niet laten vatten... Wolken zijn de fronsende voorhoofden van de denkers van alle tijden; de gestolde gedachten van de geesten, die naar den hemel moesten omdat ze door de wereld niet begrepen werden... Ten slotte zijn wolken de verlangens van alle menschen in wie de hunkering naar de blauwe verten leeft doch die door een ge-weet-niet-wat gebonden blijven aan den dorren grond van hun bestaan... Zóó verging het u, die oud en wijs geworden zijt; zoo vergaat het mij, die pas begint! Vandaar, dat een mensch zoo'n heimwee krijgt als hij naar het zeilen der wolken kijkt...

 

CANTECLEER