Nieuwe
Tilburgse Courant - vrijdag 26 juli 1940
Oogst
De Julizon laait als een feest over de
wereld. Ze schatert haar vreugde uit over het
wélgelukken van den oogst, die ook nu weer zwaar in de
halmen weegt. De tijd van den maaier is aangebroken.
Onder het zoevend lied van den zwierigen zwaai van diens
felle zicht ruischt het rijpe koren als een wegebbende
zee naar de aarde. Dat vallen van het graan moogt ge
zien als een hoogtepunt, als een bekroning van het werk
van den mensch en de natuur met daar bovenuit God, die
er den wasdom inspoot. Zoo is het schoon en goed! Maar
ge kunt het óók ondergaan als de ontluistering der
velden omdat er iets verdwijnen moet, waaraan uw hart
heeft vastgehaakt gezeten. Wanneer ge zoo gelukkig zijt
in een huis te wonen aan den zoom der stad, hebt gij
wellicht gezien hoe de groene sprietjes van onder den
sneeuw te voorschijn kropen, hoe ze bij het lengen van
het licht en het uitzetten der lucht met sprongskes naar
den hemel schoten, hoe uw kinderen uit de holle stengels
een "muziekske" maakten, dat ze "nunneke" noemden en ten
slotte hoe het verder groeide tot een wieg van
klinkklaar boter en goud.
Indien dit alles tegen den grond waaiert,
stokt er toch wel even een brokske weemoed in uw keel,
komt er een deuk in uw hart. Zoo'n golvend korenveld,
waaraan - naar het mij dunkt - de eerste moeder van de
wereld het wiegen van haar kindje heeft afgekeken, is
zulk een vertrouwd en rijk gezicht, dat gij er eigenlijk
niet van scheiden kunt. Maar daar om wordt u niet
gevraagd! Ge moogt al blij zijn als ge nog de trouwe
figuur van den gekromden maaier met den schokkenden rug
kunt zien en deze niet verdreven is door een machine,
zonder brein of geest, welke met dwaze haast langs de
gele weelde raast, zoodat de bundels goud schier achter
elkander vallen als de omgeworpen steenen van een
dominospel. In het maaien van het graan ligt ook iets
van sterven gaan.
Nóg klimt de zon hoog doch gij weet, dat
zij iederen dag haar uitbundig lied een regel korter
zingen zal. Met het vallen van het koren smelt er licht
van den hemel weg. Dat wil zeggen, dat de zomer reeds
met één vinger wijst naar de deur, waarachter, in den
kring van het jaar, de herfst zijn verven mengt. Zóó
herinnert u de oogst er aan hoe achter iederen top een
dal begint. Ge ziet dat in de natuur en ook in het leven
der menschen...
CANTECLEER