Nieuwe
Tilburgse Courant - dinsdag 16 juli 1940
Gezicht
naar de zon
Als ge uw gezicht naar de zon draait,
valt de schaduw achter u. Het lijkt me zoo, dat ge deze
woorden moest ophangen in de kamer van uw gedachten
gelijk er bij u thuis het "Eigen haard is goud waard"
hangt. Ik bedoel: ge zoudt méér den zonnekant der dingen
kunnen zien. Ja, ge zoudt er zelfs met ijver naar moeten
speuren, omdat de dingen, die een grauw gezicht hebben,
zooals de schaduw, zich wel vanzelf aan u komen
voorstellen. Ook al wijl het leelijke nog brutaal is
bovendien!
Maar gij zijt een voorzichtig mensch,
niet waar! En er bestaat een oude doch nog altijd
beroemde medaille, die op tijd moet worden omgedraaid
opdat de keerzijde u niet ontsnappen zou. Uw gevoel voor
evenwichtigheid is zóó geraffineerd geslepen als de
glazen steen, die in den goedkoopen ring den diamant
vervangt; de naald van uw weegbalans zóó afschuwelijk
lang, dat iedere doorslag naar links of rechts met een
onwezenlijk vergrooten stap over de schaal der cijfers
glijdt. Zij is de immer opgeheven vinger, die waarschuwt
voor elke buitenissigheid... Altijd wikt ge, altijd
weegt ge... Vooral geen hart en vurigheid maar zweeren
bij het evenwicht der middelmaat. Altijd draaien in de
vingeren die medaille met licht- en schaduwkant!
Maar ik kijk - met uw permissie! -
vandaag eens naar de zon! En dan zie ik, door den
tooverlantaarn van mijn raam, in de lucht, die gisteren
nog voor het varen der wolken en tot dansvloer der
muggen diende, wondere gezichten tot mij komen. Ik zie
een kapitalisme, dat in stukken ligt... Een economisch
liberalisme met een lantaarn met een opgebrande kaars op
zoek naar verloren invloed... Tegenstellingen, die
worden opgeruimd en naar den vaalt gebracht... Ik
aanschouw dit alles met vreugde want het is 't schoone,
dat ligt in het leelijke, dat verdwijnen gaat. Doch méér
nog trekt er aan mijn geestesoog voorbij. Ik zie smeden
van den nieuwen tijd, op het aambeeld van onze
eigenwaarde, een nationale gebondenheid hecht in
elkander smeden. Zij weten nu het ijzer heet. Ik zie
grootsche tafereelen van historie en monumenten van
cultuur uit doode schoolboekjes te leven komen; ideëele
waarden, welke uit de rij gedrongen waren, weer naar
voren treden; den mensch, die van koninklijken bloede
is, zijn plaats hernemen; zijn arbeid in eer hersteld...
Ik zie, ik zie... Maar gij ziet dat toch immers ook! De
lucht gaat zwanger van zulke dingen. En die moogt ge
niet anders dan schoon en vol verwachting noemen! Of
wilt gij de medaille weer keeren?... Uw krenten nog eens
overwegen? Dát moet ge zelf weten maar ik steek vandaag
mijn gezicht naar de zon en laat de schaduw achter mij
vallen!...
CANTECLEER