CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
AUTEURS

PRINT

Cantecleer (ps. van Pierre van Beek) - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 4 juli 1940

 

 

In een slootje

 

Wat ge in zoo'n slootje toch beleven kunt! Zonder een speciale gedachte heb ik het mij tot rustplaats gekozen, na een wandeling door het van hars geurige dennenbosch, waar de zomer heet en loom tusschen de zongevlekte boomen dreef. 't Is een heel gewoon droog slootje. Als 't koren met zware halmen over de komst van den maaier, die iederen dag mag zijn, te peinzen staat, kunt gij er honderd en méér vinden op het hooge land van Brabant. Ge vermoogt het u wel voor te stellen: zoo'n greppeltje met ruige kanten van taai gras en een bodem van bladeren, waarvan de oudste, die onder liggen, vele seizoenen zagen te sterven gaan. Als gij er over loopt, veeren ze mee met den tred uwer voeten gelijk het kostbare smyrnatapijt in de eerste klas trouwzaal van het stadhuis.

Nauwelijks zit ik, of zie!... Daar wordt al het gordijn gehaald voor het avontuur, dat ge overal beleven kunt in Gods tuin als uw gemoed niet stomp is voor de kleine dingen der natuur. Krr... krr!... zaagt het plots zacht aan mijn voeten door den rullen grond, waarbij het bladerendek ritselend wordt omhoog gedrukt. Dat moet een mol zijn! En zoo maar rats, vlak onder mijn rechtervoet! Hebt gij ooit in uw leven een mol voelen graven onder uw voet? Ziet ge wel, dat ik mij niet tot boute taal verstoutte als ik van een avontuur gewaagde!... Kan ik het helpen, dat ik nu eensklaps aan menschen denken moet bij het wroeten van dien mol, onzichtbaar onder den grond? Als ik een keus moest doen, is mij de mol het sympathiekst. Hij toch kreeg in zijn benoemingsbesluit van Onze Lieve Heer het wroeten tot een taak. En wie met toewijding zijn taak vervult - hoe nietig deze ook zij - maakt aanspraak op respect.

Krr... krr!... zingt de grond. In mijn verbeelding zie ik genagelde kussenhandjes, die als schepjes aan weerskanten uit een fluweelen jasje steken, klauwen door de droge aarde. Zal de mol zich nog vertoonen gaan? Hij hoeft het niet. Ook zonder dat is hij mijn vriend. Hij was dit al toen ik mij nog een kind wist. Dit komt wijl hij in dien gulden tijd zoo listig de gekleurde eieren verstopte in onzen romantischen tuin gelijk dat bij u misschien de Paaschvogel of Paaschhaas deed. Wat ongetwijfeld veel deftiger was maar u toch niet méér vreugde kan geschonken hebben. 't Is natuurlijk ook, uit dien hoofde, dat de mol de hooge bescherming der wet geniet. Ja dat doet-ie, getuige mijn vriend, die wel eens in het wetboek neust en daar het bestaan van een Mollen- en Kikvorschenwet ontdekt heeft. Sindsdien weet ik waarom kikvorschen altijd zulke groote oogen opzetten. Of mollen zich eveneens verbazen kunnen, vermocht ik nog niet te achterhalen.

Krr... krr!... zaagt mijn mol. Dan een onvoorzichtige beweging van mijn voet... weg is hij! Zoo maar zonder goeden dag te zeggen. Ja, zoo zijn die mollen nou...

 

CANTECLEER