Kubke Kladder
Inleiding
Ben van de Pol


Illustratie: Kees Koster; digitale bewerking van omslagtekening 'Terugblik op Tilburg' door Pierre van Beek (1994)

Een positief leesadvies voor de stukskes van Kubke Kladder!

 

Toen ik de kans kreeg de in dialect geschreven columns van Kubke Kladder, die in 1929 en 1930 in de Nieuwe Tilburgsche Courant verschenen waren, voor CuBra in de computer te zetten, greep ik die met beide handen aan. De reden hiervoor was heel simpel: verlekkerd geworden door de vertelsels van Naarus was ik razend nieuwsgierig naar hetgeen zijn vóórganger ons te vertellen had én naar de gehanteerde schrijfwijze van het dialect.

Ik begon enthousiast en ik bleef enthousiast, hoewel de kwaliteit van de kopieën de veronderstelling soms wettigde, dat deze ouder waren dan de originelen. Dat probleem bleek echter niet onoverkomelijk te zijn. Nadat ik de laatste column verwerkt had, vond ik het jammer dat het erop zat: Kubke's stukskes smaakten naar meer.

 

Wáárom vond ik die columns eigenlijk zo leuk? Dat zat hem op de eerste plaats in het beeld dat Kubke Kladder, vermoedelijk deels onbewust, schetste van het leven rond 1930 in zijn directe omgeving. Hij schrijft, de inleiding en één afleveringgrote magistrale poëtische ontboezeming uitgezonderd, over alledaagse dingen: het ongecompliceerde dorpsleven, kleine ergernissen, kwajongensstreken, bestuurlijke achteloosheid, roomsche hangijzers, volkssport, het gilde, etc. In de hele serie staat uiteraard het gezag steeds op een voetstuk, maar af en toe heeft Kubke zijn pen spits aangepunt en gaat hij zijn boekje te buiten, althans volgens de normen van die jaren. Zo hier en daar verdenk ik hem zelfs van een opzettelijk aangebrachte ironische ondertoon.

Kubke is meer verteller dan schrijver. Zijn stukskes zijn dus geen ijzersterk opgebouwde, met tal van fraaie volzinnen opgesierde verhalen. Denk meer aan een gezellig dagelijks gesprek, waarin óók regelmatig zijwegen ingeslagen worden en verdwalen niet ondenkbaar is. De rode draad wordt echter nooit door Kubke vergeten, hij keert altijd wel weer op het goede spoor terug, soms pas in een volgende aflevering. Haast was in die tijd onbekend!

 

Op de tweede plaats was het boeiend te zien hoe Kubke met het Tilburgse dialect worstelde. Tegenwoordig is de nodige documentatie voorhanden, maar in 1929 was dat niet het geval en dus moest hij zelf op ontdekkingsreis, waarbij niet uit het oog verloren mocht worden, dat van hem verlangd werd dat de abonnees van de krant van Arts zijn stukskes zonder al te veel inspanningen zouden kunnen lezen. Kubke heeft het op een voor de hand liggende manier opgelost: hij schrijft in een mengvorm. Als hij niet precies weet hoe een klank geschreven moet worden, gaat hij niet vaak op avontuur en schakelt meestal over op AB. Dat is er mede de oorzaak van dat zijn columns ruim zeventig jaar na dato ook voor ons bijzonder toegankelijk zijn en heel vlot weglezen.

 

Toch nog een kritische noot over Kubke's schrijfwijze van het dialect. Hij was beslist geen beroeps- of amateurdialectoloog, want notities over hoe hij de verschillende klanken op papier zette, is hij gewoon vergeten te maken. Je vindt dus voor één woord nogal eens verschillende schrijfwijzen, soms zelfs drie of vier, maar dit is niet storend voor de lezer, die echt wel weet dat met "ugskes, oogskens en eugskes" steeds hetzelfde bedoeld wordt. Ook "dè 't, dè't en dè-'t", "dorp, durp en dörp", en "melk, mulk en mölluk" zetten je niet op het verkeerde been. Over enkele vreemde constructies, zoals "schokkerde'n-ie" en "bliksemafleijer" (lei-jer), verbaas je je maar even. Een enkele keer bezorgt Kubke je wel een aha-ervaring. Dat gebeurt als je in zijn stukskes stuit op "doch", "chapiter", "en block" of "debat". Petje af voor die eenvoudige dorpse boerenknecht, komt dan automatisch bij je op! De schitterende dialectwoorden die in zijn columns opduiken, doen je zijn kleine ontsporingen echter weer vlot vergeten. Op mijn persoonlijk leven zijn die juweeltjes al van invloed geweest. Sinds Kubke klazineer ik regelmatig met mijn buurman (meestal over het weer). Ik weet nu ook wanneer ik een kasjeneej moet aandoen en met de winter in het vooruitzicht is dat een geruststellende gedachte. Als er kladderwolken aan de hemel hangen, laat ik voortaan mijn regenjas thuis, terwijl iederendeen mij dan voor gek verklaart. Geknal vanuit mijn tuin doet mij niets meer: dat zijn de schietvaorens. Of ik echter ook nog eens met sjanskouskes rond ga flaneren, betwijfel ik echter...

 

Ik ben ervan overtuigd, dat Kubke populair was en het nu wéér wordt. Geniet er van, net als ik!