CuBra

INHOUD TILBURGSE LIEDJES
INHOUD FEESTLIEDJES
BRABANTS
HOME
TEKSTEN
AUTEURS
SPECIAAL
De pagina's van de rubriek Gelegenheidsliedjes worden verzorgd door Ed Schilders
Copyright 2007 Webmagazine CuBra

Een achttal teksten van weversliedjes uit de verzameling van A.J.A.C. van Delft in 'Spin- en weversliedjes oud en nieuw' (1952)

ZES WEVERSVROUWEN UIT GOIRLE

Zeer hiermee contrasterend is 't liedje, dat me in Goirle voorgezongen en opgeschreven werd. Er spreekt verbittering en ellende uit.

Daar was laatst een vieze Prinses,

Onder het drinken van een fles

Zes weversvrouwen, die waren bereid

Spraken over de slechte tijd.

Rozaline begon te vloeken;

'k Zal mijnen man wel geld doen zoeken.

Hij is wever, hij verdient niet veel,

Hij brengt nog geen vijf gulden mee.

Toen sprak slecht, die vuile Marjan;

'k Doe m'n best zoveel ik kan,

M'n kinderkleren zijn verscheurd

Waar ik zo dikwijls over treur.

Nu kan ik geen ander kopen,

'k Zal voor dol de deur uit lopen.

'k Zit te kijken op een dronken vent.

Hij is zelden of nooit content.

 

Toen sprak slecht die koppige Marie:

'k Heb een man gelijk een bie,

Mijn kinderen schreien somtijds om brood

En dan zitten wij in nood,

Als m'n man niet kan werken.

Waar zullen we ons dan mee sterken?

Hele dagen zit hij in zijnen stoel,

Hij kan niet werken met z'n spoel.

Toen sprak Piet met haren bril:

Als ik het niet hebben wil,

Dat mijn man naar de herberg gaat,

Als ik het verbied, dat hij laat

Zeg ik wat, of hij zal zwijgen

Of hij zal wel krabben krijgen

Met ene klomp op zijn gezicht.

En 's avonds zitten we zonder licht

 

Toen sprak Nel: laat ons maar zwijgen,

Wij zullen wel den avond krijgen.

De fles is leeg, we gaan naar huis.

Ik verwacht m'nen man vroeg thuis!