Specifiek
Tilburgs Liedje
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 28 februari 1970
Toen Tilburg
nog een sterk dorpskarakter bezat en de uit de elf (later
twaalf) heertgangen ontstane wijken min of meer een eigen
leven leidden met hun karakteristieke kenmerken en
onderlinge rivaliteiten, stond er van tijd tot tijd wel eens
een autochtone rijmelaar op. Het kon een gouden bruiloft
zijn, waaraan de hele buurt meedeed, maar hij kon ook wel
eens geïnspireerd worden door een al of niet vermeende
misstand. In zo'n laatste geval kwam de rijmelarij soms een
"volksgericht" nabij. Van fijngevoeligheid had men niet veel
last en het slachtoffer zag zich soms zó hard aangepakt, dat
hij of zij het niet meer harden kon. In kleine dorpen ziet
men dit verschijnsel trouwens ook thans nog wel eens een
keertje.
De archieven
bewaren in Tilburg "exempelen" van zulke schots-rijmelarij
naast meer goedmoedige probeerselen van inlandse dichtkunst.
Een zekere reputatie, waaraan de herinnering nog altijd niet
totaal is uitgewist, had de zg. Hasseltse litanie veroverd.
Daarover willen we het echter vandaag niet hebben. Ook in
latere tijden, met name de onze, zijn er wel onbekende
rijmelaars opgestaan, die zich met het wel en wee van onze
stad hebben beziggehouden. Ze deden het al minder stuntelig
en ook minder boosaardig dan hun vroegere voorbeelden. Op
bruiloften en partijen oogstten hun geestesprodukten succes.
Zij appelleerden aan de Tilburgse volksgeest en hun liedjes
dartelden van huis tot huis, waar maar een feest te vieren
viel. We hebben zo'n liedje voor ons liggen. Hoewel het
nogal veel plaatsruimte vergt, willen we het hier toch
afdrukken. Het is zó specifiek Tilburgs, dat het voor de
niet-ingewijde heel wat toelichting vergt, die we dan ook,
naar best vermogen, zullen geven.
Maar nu
eerst het: "TILBURGS LIED":
Lôpte welles
(wel eens) hers en geens (heen en weer),
Zède gè
(gij) 'ne pronte meens,
Luste gère
goei petatte,
Gao d'r
welles ene vatte (borreltje drinken),
Itte gûllie
(eten jullie) dikkels (dikwijls) snert,
En zegde
(zeg je): gatverdikke,
Dan zède gè
van onze stad,
Van Tilburg,
net als ikke.
De drie
laatste regels dienen als refrein voor elk van de volgende
coupletten (alleen het laatste keert terug met een variant).
Werkt oewe
(uw) vadder op 't febriek,
Hedde thuis
al electriek,
Giengde
(ging je) welles schôltje matten,
Knollen op
den ekker jatten,
Heej de
pliesie (politie) oe (je) nôôt (nooit) gevat,
Refrein
Kende gè
'nen duvelèr,
'n Volkom en
'nen schrobbelèr,
Witte (weet
je) wè getauwe (getouwen) zèn,
Baoide (baad
je) welles in 't Baksven,
Ziede (zie
je) daoglijks fraters zat,
Refrein
Witte waor
den Haaikaant is,
Kende gè
....................,
Lôpte welles
langs de kaaibaand,
Naor 't Ven
of naor Stèvezaand,
Witte gè 't
Spinderspad,
Refrein
Hedde
aachter 't hûis 'n schop (schuurtje),
Kuierd'
welles 't Gurke (Goirke) op,
Gaode zomers
meej de kender (kinderen)
Naor de
dûinen, 't kan nie fender (fijner),
Praotte
(praat je) van 'n spansievat (expansievat),
Refrein
Witte hoe
den blaauwsloot ruukt (ruikt),
Waor ge 't
biste mulders (meikevers) zuukt,
Viste (vis
je) welles in 't kenaol, zeg,
Wônde soms
ôk op de Prelweg,
Zède (ben
je) meej de kermis zat,
Refrein
Kende 't
Körvels Huukske (Hoekje) nie,
Zède bij de
Hermenie,
Vende 'n pèp
(pijp) tebak nie lekker,
Lôpte (loop
je) welles dur den ekker,
Kôpt' (koop
je) oew gruuntes op 't Smidspad,
Refrein
Praotte gè
van gienderwèt (ginds ver weg),
Komde (kom
je) welles in de Rèt,
Witte gè ôk
waor 't Kedent is,
Itte polling
(paling) meej de kerremis,
Kende gè 't
Fratersgat,
Refrein
Kende de
Rooi Harten wel,
Gève (gaaf,
hier in de betekenis van: net) paoters, 't is m'n stel,
De Rooi
Pannen in de haai (hei),
Den Awen
(oude) Dèk (Dijk), de Koningswaai,
Hedde in Oel
(Oerle) al slaog gehad,
Refrein
Gaode welles
naor de mert (markt),
Of naor
Meelis in 't Hert,
Is oewe (je)
vadder fabrikaant,
En hedde
(heb je) de schônste stad van 't laand,
Hekket (heb
ik) nie gezeej gehad?
Jè (ja) zeg
mar: "gatverdikke",
Want gè zèt
ôk van onze stad,
Van Tilburg,
net als ikke!!!...
"Pront"
is "pront"
De woorden,
die wij tussen haakjes zetten, verduidelijken al wel iets,
maar voor een goed begrip van wat er in het bestek van dit
liedje allemaal gepresteerd wordt, kunnen we daarmee toch
niet volstaan. Er komt nauwelijks een regel in voor, die
niet iets specifieks Tilburgs oproept. Het begint al direct
met het woord "pront(e)", dat een zó kernachtig begrip
aanduidt, dat het een paar jaar geleden waardig gekeurd werd
te paraderen in de titel van het bijzonder geslaagde boekje
met oude, Tilburgse foto's van Henri Berssenbrugge "Pronte
Mensen". Dit werd destijds verspreid door de studenten van
het Tilburgs Studentencorps "St. Olof" tot medefinanciering
van de restauratie van de Tongerlose Hoef.
Onder een
"pronte mens" wordt een "nette mens" verstaan, maar "net"
dekt het eerste begrip toch niet helemaal. We denken ook
aan: een keurige mens, een op wie niets valt aan te merken,
die doet wat hij doen moet, nalaat wat hij dient na te
laten, braaf naar de kerk gaat, 's avonds het rozenhoedje
bidt, zijn pet netjes afneemt voor de pastoor, zorgt dat er
kindertjes komen (liefst niet zo weinig!), dat die goed
worden opgevoed, desnoods armoedig maar toch netjes gekleed
gaan zodat ge kunt zien, dat "er de hand aan gehouden wordt"
en verder nog wel het een en ander. Dat was eens in Tilburg
"'n pronte meens". Als ge nu misschien mocht denken, dat die
hele opsomming toch ook wel in dat sjieke woord "net" zit
opgesloten, hebt ge het mis. Het gaat hier juist om al die
verborgen nuances, welke zó subtiel zijn, dat ze eigenlijk
niet meer in woorden maar slechts door het gevoel gevat
kunnen worden. Alleen door een oer-Tilburgs gevoel! Wat het
allemaal precies betekent, zal de man van de Tilburgse
straat u niet precies kunnen vertellen maar voelen doet hij
het. Ondervraagd zal hij zoekende stamelen: "Pront?...
Pront?... nou ja, dat is gewoon 'pront'. Ge weet wel... Ik
weet nie hoe ik dat moet uitleggen!" En dan heeft hij het
precies uitgelegd want: "Pront" is "pront" en niets
anders!...
"Schôltje
matten"
De
uitdrukking "schôltje matten" zoeken we tevergeefs in het
Nieuw Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. Geen enkele
Tilburger heeft er echter moeite mee. Er wordt onder
verstaan het stiekem uit school wegblijven door een kind.
Van een boerenakker stilletjes 'n knol weghalen, behoorde
tot de pekelzonden, waaraan de jeugd van het zo landelijk
Tilburg van weleer zich graag bezondigde, al was het bij de
wet verboden. Vermoedelijk smaakten daarom die knollen zo
goed. Wie eet die nu nog? Oude kenners vertellen ons
trouwens, dat ze, tengevolge van toepassing van
kunstmeststoffen, lang niet meer dezelfde smaak als vroeger
bezitten.
Duvelèr
(laar) en schrobbelèr (laar) waren functies in een
wollenstoffenfabriek, waar ook de "volkom" thuishoort. In
deze laatste worden de stoffen gevold, dat is ingekrompen.
Het Bakseven, zoals dat eigenlijk heet, kennen we ook nu nog
steeds als een attractief natuurbad.
Dubbelzinnig
Een komisch
effect roept het zinnetje: "Ziede daoglijks fraters zat?" op
door zijn dubbelzinnigheid. "Zat" heeft bij ons de betekenis
van "genoeg" of "volop" maar tegelijkertijd ook van dronken.
In het versje is uiteraard het eerste bedoeld, doch
tegelijkertijd wordt eventjes de vraag gesteld of men
dagelijks fraters dronken ziet. De maker van het vers heeft
zich hier een ondeugend slippertje veroorloofd. In de
onvoltooide regel met de puntjes lieten wij een met bijnaam
en familienaam aangeduide Tilburger weg. Het betrof een
voormalige pakjesdrager aan het station (Kuus
Hersemis), die als zodanig grote bekendheid genoot.
Bij "'t Ven"
hebben we te maken met de oude benaming van het Piusplein en
"Stèvezaand" was de naam van het hele gebied in de buurt van
de huidige Stevezandsestraat en dito plein. Het Spinderspad,
dat nog altijd bestaat, was eertijds en deels nog een lange
zandweg, ver buiten het bebouwde gedeelte in het noordelijk
stadsdeel. Hij loopt via het Lepelarezand door de Loonse
Plakken, oostelijk van het Plakkeven naar Loon op Zand, waar
hij tussen deze laatste gemeente en De Moer uitmondt in de
buurt van Huis ter Heide.
Voor het
"spansievat", waarmee een expansievat wordt bedoeld, komen
we ook weer in de textielindustrie terecht. Bij "Prelweg"
hebben we te maken met een verbastering door de volksmond
van het voor hem vreemd aandoend "Parallelweg", een oude
naam voor de huidige Spoorlaan.
Verleden
tijd
Het "Körvels
Huukske" was eens een deel van de wijk Korvel, dat er voor
bekend stond, dat daar een verschil van opinie nog wel eens
eigengereid en weinig zachthandig beslecht werd. "Oel", dat
in een der volgende coupletten optreedt, genoot een
soortgelijke faam. Het slaat op het stadsdeel Oerle in
dezelfde contreien als het Körvels Huukske. Deze denigratie
is echter reeds lang verleden tijd geworden.
Het Smidspad
is een smalle straat, die het Wilhelminapark met de
Goirkestraat verbindt. Het heeft zich altijd onderscheiden
door de drukke passage en de vele winkels, die men daar
aantreft. Het is dan ook wel ooit de Heuvelstraat van het
noorden genoemd. Onder "Rèt" hebben we het gebied van De
Reit te verstaan en onder de verbastering "Kedent" de
huidige Kwaadeindstraat en haar naaste omgeving.
Het
"Fratersgat" dient gelokaliseerd te worden bij het
Molenbochtplein. Met "Rooi Pannen" wordt het Missiehuis van
de paters van Mill Hill aangeduid. Dat het daar hei was,
kunnen we ons niet herinneren, wél buitenkant van de stad.
Mogelijk heeft de rijmelaar de "haai" nodig gehad voor het
rijm "Koningswaai". Met deze laatste benaming zitten we
midden in de stad verzeild. Het gold het gebied tussen
Willemsplein, Piusplein en Piusstraat.
Koffie
toe
"Meelis in
't Hert" is de manufacturenzaak in de Heuvelstraat, die van
oudsher bekendheid genoot tot ver in de rond Tilburg
liggende dorpen. Geen wonder, want het schijnt, dat in de
gezapige tijd van weleer de van ver komende boerinnen daar
op een "tas koffie" onthaald werden. De "Rooi Harten" is de
volkse benaming voor de missionarissen van het H. Hart aan
de Bredaseweg, die van oudsher populair geweest zijn.
"Hekket nie
gezeej gehad" is een typische taalvorm uit onze streek door
de plaatsing van twee verleden deelwoorden achter elkaar
daar waar men geneigd zou zijn één wel voldoende te achten.
Grammaticaal gezien mag die opvatting juist zijn - voor het
Tilburgse taalgevoel speelt het "overdadige" woord nog een
rol, hoewel deze zich moeilijk laat omschrijven.
Karakteristiek
Wanneer we
dit liedje, waarvan de melodie op muziek staat, aandachtig
bekijken, zien we dat het - ondanks zijn archaïsch karakter
- nog geen vijftig jaar oud kan zijn. Hoogstens
achtenveertig jaar, maar ook dat betwijfelen wij sterk. Het
geheel is maakwerk, waarin de inslag van "gene kaant" (ten
noorden van de spoorlijn) iets zwaarder dan de zuidelijke
lijkt te wegen. De optredende fabrikant en "de schoonste
stad van het land" lijken ons ontleend aan een ander
"beroemd" Tilburgs lied. Verder achten wij het niet
onmogelijk, dat de inspiratie geput werd uit een lied van
Roosendaalse komaf, dat men in "Eigen Volk" kan vinden.
Dit alles
neemt echter niet weg, dat het rijm van de onbekende dichter
het oude Tilburg in een aantal kernachtige facetten grijpt.
Het bouwt geen grootse "image" op van onze stad, besteedt
integendeel de meeste aandacht aan dorpse kleinigheden, maar
het is dan ook juist door die dóór en dóór typisch-Tilburgse
details, dat het sterk beeldend tot spreken komt en aanslaat
in de volksziel. Vermoedelijk leeft (leven) de dichter(s)
nog. Misschien meldt hij zich wel na alles wat wij hierboven
hardop dachten. Maar dan niet allemaal tegelijk want anders
komt er nog ruzie van!
Er zwerft
door Tilburg nóg een lied van enigszins soortgelijk kaliber,
dat zijn aandacht concentreert op een jong weverspaartje.
Het heet: "Jaanske en Fraanske van gene kaant" en bezit een
refrein om lekker mee te schommelen. De gebroeders Piet en
Willem van Gijsel plachten het vroeger in gesloten kring
o.a. bij de R.K. Studie- en Debatingclub "Lumen et Veritas"
op feestavonden met veel virtuositeit te brengen. Wij
beschikken echter slechts over brokstukken van de tekst, die
toch niet zo moeilijk leverbaar moet zijn. Nu er in snel
tempo zoveel karakteristiek oud-Tilburgs verdwenen is, komt
het ons wel gewenst voor ook dit liedje als document vast te
leggen. We houden ons derhalve aanbevolen.
PIERRE VAN
BEEK