CuBra

INHOUD TILBURGSE LIEDJES
INHOUD FEESTLIEDJES
BRABANTS
HOME
TEKSTEN
AUTEURS
SPECIAAL
De pagina's van deze rubriek worden verzorgd door Ben van de Pol en Ed Schilders
Copyright 2007 Webmagazine CuBra

Pierre van Beek over de Tilburgse liedjes en straatzangers (3)


"Ka-ka-ka Kaatje" zong in Tilburgse straten

Het Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 22 mei 1974

 

"Zeg me wat ge zingt en ik zal zeggen wie ge zijt." Deze variant op een meer bekende uitspraak schoot ons te binnen toen we onlangs een lijstje van liedjes tegen het lijf liepen, die in de periode van 1911 tot ongeveer 1925 een meer of minder grote populariteit onder de brede massa genoten. Een speciale verzamelnaam voor zo'n collectie kunnen we ons niet herinneren. In het begin van onze eeuw kon je ze nog wel eens vangen onder het begrip "straatliedjes", maar daarmee zou onrecht gedaan worden aan produkten van de volgende decennia, die hun populariteit niet meer in eerste instantie aan "de straat" ontleenden. In de periode van vóór de tweede wereldoorlog, toen de Duitse film veel invloed in Nederland had, deed het Duitse woord "Schlager" zijn intrede en na die oorlog zag zich dit verdrongen door het Amerikaans-Engelse "top-hit". En daarmee schijnen we nog altijd gelukkig te zijn!...

 

Straatlied

De echte "straatliederen" werden inderdaad op de straat tot leven gewekt. Men had daarbij vaak te maken met heel primitieve teksten. Ze waren gedrukt op slecht krantepapier, en werden verkocht voor twee cent per stuk door de straatzanger of straatzangeres. Deze mensen zongen de liederen aan de om hen heen verzamelde menigte meerdere malen voor, totdat de luisteraars de melodie in het blote hoofd te pakken hadden. In Tilburg hebben we nog lang zo'n straatzangerspaar gekend. De vrouwelijke helft daarvan, die over een snijdend-schrille stem beschikte, werd in de volksmond "Ka-ka-ka-Kaatje" genoemd, een naam welke ze dankte aan een eens door haar gezongen lied waarin deze opeenvolging van lettergrepen voorkwam. Geleidelijk aan kreeg de straatzanger een concurrentie waar hij niet tegenop kon. Nieuwe liederen werden gelanceerd in "Café-chantants", cabarets en revues. De komst van de sprekende film gaf een forse duw in de richting van de popularisering van het lied in het algemeen. Een snelle opkomst van radio, televisie, platenindustrie en musical zorgde ten slotte voor de grote stoot.

 

Op laag pitje

Wat kwaliteit betreft, stond het straatlied, dat zich ook vaak met actuele zaken - bij voorkeur moorddrama's - bezighield, op een laag pitje. Als men alleen maar de titels van die oudere liedjes onder ogen krijgt, is men georiënteerd. Soms echter was er wel eens een uitschieter bij. Het valt op dat men onder de liederen uit de periode van 1911 tot 1925 produkten tegenkomt, die heel lang repertoire gehouden hebben, doordat ze van ouders op kinderen werden overgedragen. Ik heb geen bananen vandaag genoot zelfs de eer van een herleving in onze dagen. Ook de mindere kwaliteit wordt thans nog niet helemaal versmaad. En daarin mag men dan misschien een veertje zien, dat de windrichting tekent...

 

Om eens wat oude herinneringen los te slaan, geven we hier de door ons gevonden lijst. Daar gaan we dan:

Haagse Leen wat heb je koude voetjes! - Ik heb een oogje maar niet op jou! - Jonge, jonge, wat een lieve meid! - Ik zal zeggen tegen moeder. - Mijn hartje slaat van riktikketik. - Onder deze paraplu! - Hopfalderiere, hopfaldera! - Nieuwerhuis moet zakjes plakken! Had met politiek te maken. Het volgende wellicht ook: Tararaboemdiejee, de blikke dominee!

 

Sien, Sien!...

Verder hebben we geoogst: Niet zo hobbelen! - Sien, Sien, Siene la-me-los! - Laat ons draaie, pierewaaie! - Diender als je 't mij gebiedt! - Och, ik heb het zo nodig! - 't Was mijn eerste liefde, 't was mijn eerste schat! - Kom vriendenschaar nu bij mekaar! - Wij zijn gegaan, heel netjes aangedaan! - En de boeren hebben overwonnen (Slaat op de Boerenoorlog in Transvaal.) - Hier hè-je Pietje-Puk, waarop het vervolg luidde: Hij lust geen klare en dat is zijn ongeluk! Geen propaganda voor de toen actuele drankbestrijding! Als tegenhanger van die actie zou men misschien ook kunnen zien: Geef me nog een drupke! En: Drink klaore jannever anders krijg je de mot in je maag!

We hebben al gezien, dat het terrein van de liefde niet onbegraasd bleef. Hier nóg zo'n paar titels: Kom Karlieneke, kom! - O mijn lieve zwartkop, voel eens hoe mijn hart klopt! - Moeder, die man kijkt me weer aan! - Wat een spijt, ik ben mijn vrijer kwijt! - O wat een parel is toch mijn Karel!

 

Zo'n zeeman!

Als klap op de vuurpijl de hartverscheurende klacht: O moeder, de zeeman doet mij de doodsteek an! - Als je pas getrouwd bent, krijg je koekjes bij de thee doet dan toch wel heel wat lieflijker aan!... Een aardig meisje ontmoeten we in Hittepetit, waarop de zanger zó verkikkerd was, dat hij zei geen liever meisje te kennen. Wat te denken van: Maar ook hier bleef het niet bij!? - Alles kost een dubbeltje kan nu wel niet meer gezongen worden. Evenmin als: Heb je een hoedje van de bedéling en ben je er kwaad om, dat ik het weet!...

Wij noteerden nog: Heb je niet de kleine Ko gezien? - Mijn vader kocht twee bokkies. - Meisje, moet je niet opstaan? en: Kees laat je scheren, Kees scheer je glad. Met de zeep en het kwastje, die staan in het kastje! Ze zongen van: In het bos, in 't heerlijke groene mos! - Wat is het leven toch excellent! - Paraplu, paraplu, parasolletje! - Een Boemel Petrus heeft het lang goed gedaan. - Bobby moet een lolly hebben! liep in de dagen, dat de lolly pas was uitgevonden van stapel. Voor soldaten hadden we een: Alle dagen bruine bonen is ook zo lekker niet!

Overal, waar de meisjes zijn, was het bal en Er is geen club in het zuiden, die Willem II kan verslaan. Echt verleden tijd!... Dit liedje werd landelijk gezongen, waarbij men dan - naar behoeven - de naam van de windstreek en van de voetbalclub veranderde. Op bruiloften en partijen en in het feestneuzentoerisme van bussen naar verre en dichtbije landen, duikt dit laatste nog wel op, evenals het roemruchte: Van je hela hola, houdt er de moed maar in!

 

Dit was dan een greep uit de vocale aspiraties, waaraan een deel van generaties van een halve eeuw geleden zich te buiten ging. Het smartlappengenre, dat toch ook goed vertegenwoordigd was, ontbreekt opmerkelijk genoeg in de ons ter beschikking staande titels. Bij het weer onder ogen krijgen van al die "poëzie" duikt ongewild de herinnering op aan het woord van de onbekende dichter: "Wie lacht niet als hij de mens beziet!"...

 

PIERRE VAN BEEK