Dierenliedjes - opgetekend door Ben Hartman

Het gesmokkelde kalf

 

Het gesmokkelde kalf

 

1) Te Kampen, ach mijn hart wordt week

Bij ’t horen van dat woord,

Maar nee, het is geen Kamperstreek

Die gij van mij hier hoort.

Bij enen boer van x tot z

Kwam eens een koopman aan,

En vond tot zijne grote pret

Een nuchter kalf daar staan.

 

2) Waarop boer, staat dat beestje wel?

Drie daalders heer, precies,

Dan neemt ge ’t mee met haar en vel

Maar wacht u voor kommies.

Drie daalders en een kwartje nog

Voor onze jongste knecht,

Zo willen ’t hier de wetten toch

En ‘k zeg dik: recht is recht.

 

3) Drie daalders voor zo’n mag’ren pier

Die toch maar dient gevild,

Maar kom, ik geef het met plezier

Zo gij het smokk’len wilt.

De boer kijkt eerst zijn vrouwtje aan

En zegt: verdraait dê doe ‘k,

Het kalf zal ’t avond bij u staan

En ’t geld komt in mijn broek.

 

4) Hij zint op ene wond’re list

Een list geslepen fijn,

Waarvan zelfs geen kommies nog wist

Hoe slim die lui ook zijn.

Hij neemt de grootste haverzak

Die hij maar ergens vond,

En knoopt daarin op dood gemak

Zijn Fik, een boterhond.

 

5) Daarmee passeert hij langs het pad

Waar de kommiezen gaan,

En of hij goed gerekend had

Hij hoort dra: boer blijf staan.

Daar in die zak zit smokkelwaar

En waar is uw patent,

‘k Heb maar een hond menheer komsaar

Wel, wel, wat malle vent!

 

6) Nee, loze boer, je piert me niet

Die zak moet losgedaan,

En Fik, die barste van verdriet

Loopt pijlsnel naar de maan.

Wat heb ik u gezeid, menheer

U drommelse kommies,

Ik moet daarvoor nog eens teweer

’t Is allemaal tijdverlies.

 

7) Het boerke loopt al knorrend heen

Maar lacht zijn buik toch dik,

Ik neem, sprak hij, mijn hond niet, neen

Maar ’t kalf in plaats van Fik.

Zoals hij zegt, zo ook gedaan

En gaat dan eens zo vlug,

Als d’eerste keer, langs d’eigen baan

Naar de kommies weer terug.

 

8) Maar de kommies is thans beleefd

En buigt zo slap hij kan,

En zegt of hij ’t verpeuterd had:

Passeer, mijn goede man.

Het boerke nu geheel content

Werpt nog een norse blik,

Op de beteuterde agent

En denkt: kom maar gauw Fik.

 

9) Hij heeft zijn koper opgezocht

En zegt: menheer hier is ’t beest,

Ik heb ’t er netjes afgebracht

Maar ’t is een toer geweest.

De koper telt hem schijf voor schijf

De boer brengt regelrecht,

Drie daalders naar zijn edel wijf

Een kwartje naar zijn knecht.

 

Deze klucht, die toch wel onder te brengen is bij de dierenliedjes, haalde ik uit een liedjesschrift van G. van de Laar uit Esch.

Hij schreef enkele schriften vol met (lied) teksten in de jaren 1902-1908.

Ik vond het lied ook in een liedjesschrift van mevrouw Marie Erkelens- van der Linden uit Schijndel. Zij werd geboren in Oisterwijk in 1898 en stierf in 1980 in Schijndel.

Alleen begint bij haar het lied met: ‘Bij ene boer van K plus Z’.

Waarom de eerste vier regels bij haar ontbreken is me niet duidelijk!

 

In ‘Oudkempische volksliederen en dansen’, verzameld door Theophiel Peeters en uitgegeven in 1952, vond ik in deel III hetzelfde lied, ook zonder de eerste vier regels!

Het lied heet bij Peeters: ‘Een slimme boer’ en hij tekende het op in de Vlaamse plaats Herenthout, jaartal onbekend.

De beginregel is: ‘Bij een boer van C en P kwam eens een koopman aan’, de rest van de liedtekst is identiek aan die van mevrouw Erkelens- van de Linden.

Gelukkig wordt er wel een melodie genoteerd door Peeters zodat we tenminste weten hoe dit lied ooit gezongen werd.

Bij de bijlage ‘notenschrift’ vindt u deze melodie.