Els
en ik
He,
kijk, zomaar een fotootje op het trottoir. Een pasfoto. Twee
vrouwengezichten. ‘Els en ik’ valt nog net op de achterkant te
lezen. Twee
vriendinnen. Gewoon gemaakt tijdens een uitstapje. Tussen het
winkelen door misschien. En misschien ook weer tijdens het
winkelen verloren. Uit een portemonnee gevallen. Of toch
weggegooid? “Ik zie Els niet meer zitten sinds die vakantie in
Benidorm.” Nee, dan was het fotootje kapot gescheurd of gelijk
in de vuilcontainer verdwenen.
Ik
stel me voor dat de vrouw links Els is. Ze heeft een hardere
uitstraling dan haar vriendin. Katteogen. Maar dat komt misschien
ook door de mascara – als dat het is. Haar vriendin – laten we
haar Lisa noemen – lijkt zich veel minder opgemaakt te hebben.
Beiden hebben sproeten maar niet heus. Dat zijn vuile vlekjes,
modderspatjes, schoenafdrukken van voorbijgangers.
Hoe
oud zijn ze op deze foto? Net in de twintig? Dan zouden ze nu een
jaar of veertig kunnen zijn, getrouwd, wie weet al weer
gescheiden. Maar ze zijn nog altijd vriendinnen, denk ik. “Ben
je dat mooie fotootje van toen kwijt geraakt? Wat jammer. Zullen
we weer eens zo’n fotootje maken? Op het station heb je zo’n
fotohokje met een gordijntje.”
En
als ze uit het hokje komen en de nieuwe foto zien, moeten ze
lachen. Want zo’n foto werkt als een spiegel.
“Dan waren we vroeger toch wel knapper”, zegt Lisa.
Maar ze heeft nog steeds de zachte mond en lichtblauwe ogen van
toen.
Joep
Eijkens
|