HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 6 - december 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

©Brabant Cultureel – december 2015

 

Column: Jeroen van Lanschot

 

door Lauran Toorians

 

Jeroen Bosch is weer volop in het nieuws. Sinds de grote expositie rond zijn werk in Museum Boijmans Van Beuningen in 2001 is hij daaruit eigenlijk niet weggeweest. Het ene boek na het andere verscheen met zijn naam in de titel en doordat die naam mooi samenvalt met die van de hoofdstad van Noord-Brabant, profiteert ’s-Hertogenbosch van deze naamsbekendheid volop mee. Dat begon andersom, want toen rond 1500 de werken van Jeroen Bosch ontstonden, was ’s-Hertogenbosch een van de grote steden van het machtige hertogdom Brabant en werd juist de naam van de stad gebruikt om de schilderwerken internationaal te promoten. Met succes, kunnen we achteraf constateren.

In al die publicaties over Jeroen Bosch valt over de schilder zelf bijzonder weinig te lezen. Niemand weet wanneer hij werd geboren, of waar precies, en ook zijn overlijdensdatum is niet bekend. Op zaterdag 9 augustus 1516 werd weliswaar een requiemmis voor hem gezongen in de kapel van de Illustere Lieve Vrouwebroederschap, maar dat gebeurde voor elk lid dat overleed en het is beslist niet zeker dat dit ook zijn sterfdag was. Zowel over waar hij woonde als waar hij zijn atelier had, doen zekerheden de ronde die bij nader inzien de toets der kritiek niet kunnen doorstaan. Bij nadere beschouwing kunnen we dan haast niet anders dan concluderen dat Jeroen Bosch nooit heeft bestaan.

Wat wel bestond was een familiebedrijfje van schilders – dat was toen nog een ambacht – uit een familie Van Aken. Het schilderen met olieverf op eikenhouten panelen was in de vijftiende eeuw opgekomen, met al bij leven beroemde schilders uit vooral Vlaanderen, Henegouwen en het zuiden van Brabant. Om in die markt voet aan de grond te krijgen, zullen de Van Akens hebben bedacht dat de naam van hun stad bekender was dan hun eigen naam, die bovendien verwijst naar een andere stad waar een voorvader vandaan zal zijn gekomen (voor Jan van Eyck vormde dat in Brugge blijkbaar nooit een probleem). En als ze al een naam moest hebben, produceerde een werkplaats in de middeleeuwen altijd onder de naam van de baas. Een naam als ‘Atelier Bosch’ of ‘Werkplaats Bosch’ zal dan ook nooit zijn overwogen. De familie Van Aken ging dus op zoek naar een pakkende naam, een naam die in ’s-Hertogenbosch door niemand werd gedragen: Jheronymus, naar de heilige kerkvader en Bijbelvertaler Hiëronymus van Stridon. Een mooie keuze, want die naam betekent gewoon ‘heilige naam’. Vromer kun je het niet hebben.

Eigenlijk is Jeroen Bosch dus een oudere broer van Hans Anders of van stadgenote Eefje van Lanschot, een slimme merknaam die nog steeds voldoende geld genereert om een heel team van mensen gedurende minimaal tien jaar aan een inkomen te helpen dat conform de ‘Romboutsnorm’ negenduizend euro per maand mag bedragen. Niet meer dus dan burgemeester Rombouts per maand ontvangt (exclusief toeslagen, dat wel). Maar pas op. Ook Rombout is de naam van een heilige, net als Jheronymus. De heilige Rombout of Rumoldus zou een christelijke Ier zijn geweest die in de achtste eeuw (of al in de zesde?) in Brabant terecht kwam en in het huidige Mechelen een kerkje liet bouwen. Anders dan in die tijd gebruikelijk was, zo zegt zijn heiligenleven, betaalde hij de arbeiders een billijk loon en dat viel op bij twee mannen die concludeerden dat Rombout een rijk man moest zijn. Zij besloten hem te beroven en vermoorden en gooiden zijn lijk in het water. Nadat dit werd ontdekt, werd hij bijgezet in zijn eigen kerkje waar rond zijn graf al snel wonderen gebeurden. Nu maar hopen dat de Romboutsnorm billijk is, want anders leidt dit moderne mirakel misschien naar de hel in plaats van naar heiligheid. Tijdens de requiemmis voor Van Aken klonk in 1516 ook het Dies Irae. Misschien een tekst om nog eens na te lezen?

Zowel de arbeiders die het kerkje bouwden als de roofmoordenaars van Sint Rombout spelen in het verhaal verder geen rol. Zij zijn er slechts om zijn de heiligheid vorm te geven. De Bossche Rombouts deelt in de glorie van Hieronymus en laat zich heiligen door een stichtingsbestuur – betaald volgens de Romboutsnorm en onder aanvoering van Ad ’s-Gravezande. En wat leert een blik op de kaart? ’s-Gravenzande grenst aan Monster. En daar had Jeroen Bosch dan weer een helder beeld bij.