HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 6 - december 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Jan Timmermans, Wonen als arbeider in een textielstad. Arbeidershuisvesting in Tilburg 1870-1938. Tilburg: Stichting Zuidelijk Historisch Contact / Hilversum Verloren 2015, 342 pp., ISBN 978-90-8704-551-7, pb., prijs € 35,00.

 

http://uitgeverij-zhc.nl

www.verloren.nl

 

©Brabant Cultureel – december 2015

Arbeidershuisvesting in Tilburg 1870-1938

 

Jan Timmermans schreef een boek over sociale woningbouw in Tilburg in de periode 1870-1938. De textielfabrikanten bekommerden zich veelal niet om hoe hun arbeiders woonden en de kerk had duidelijk meer regie dan het stadsbestuur. Het resultaat is een mooi sociaal- en cultuurhistorisch beeld van een katholieke textielstad rond 1900.

 

door JACE van de Ven

 

Tussen pakweg 1850 en 1950 was Tilburg de katholiekste stad van Nederland en bijna alle inwoners van de stad vonden ook dat dat zo hoorde. Dat blijkt uit alles wat je uit die tijd naar voren haalt. Ook uit een studie van Jan Timmermans, oud-wethouder van Tilburg, over de arbeidershuisvesting in Tilburg tussen 1870 en 1938, al zal het niet in de eerste plaats de bedoeling zijn geweest om dit aan te tonen. Het is de interessante bijvangst van een onderzoeker.

 

 

Jan Timmermans. foto Joep Eijkens

 

 

Woningwet

Rond 1850 was er een enorme industrialisatie aan de gang in heel Europa. Ook in Tilburg kwamen naast de thuisweverijen steeds meer textielfabrieken met arbeiders in loondienst. Fabriekseigenaren elders bouwden vaak woningen voor hun personeel, maar in Tilburg gebeurde dat nauwelijks. Alleen Nicolaas Diepen, die een fabriek had met 250 werknemers, bouwde in 1860 zes arbeiderswoningen. In 1900 deed fabrikant Thomas de Beer er nog enkele bij. En dat was het dan. Daarna kwam de Woningwet van 1901 die de gemeentes een uitvoerende taak in de volkshuisvesting toebedeelde.

Toch beoordelen landelijke onderzoeken tussen 1870 en 1920 de bevolkingssituatie in Tilburg positief. Veel Tilburgers hadden eigen huisjes met een stukje grond waarop zij wat konden verbouwen. Enkele van dergelijke huizen samen hadden vaak een drinkwaterput die zeker in droge zomers ernstig vervuilde, temeer daar het toilet en de afvoer van de gootsteen meestal vlakbij waren.

 

 

Achterzijde van woningen aan de Hoeksche Dwarsstraat die eind jaren ’20 werden afgebroken in verband met de bouw van de Groeseindse kerk. foto uit besproken boek

 

Toen de Woningwet van 1901 er eenmaal was, bleef Tilburg volgens Timmermans erg laks omgaan met de taak in de volkshuisvesting die ze gekregen had, zowel wat betreft het stimuleren van woningbouw als op het gebied van de hygiëne. Tot het einde van de Eerste Wereldoorlog kwam daar weinig van terecht. Daarna kwamen er woningbouwvereniging als Sint Joseph en de Tilburgse Bouwvereniging die in verhouding tot andere steden kleine projecten van de grond kregen.

Ook op het gebied van de controle van de volkshuisvesting liet de gemeente het afweten. Toen de Gezondheidscommissie de gemeente daarop wees, antwoordde die bij monde van wethouder E. van Roessel in 1923 dat die controle niet te doen was of er zou uitbreiding van het personeel nodig zijn ‘hetgeen evenwel ook niet gewenscht is’. Dus: aanmodderen maar met alle ziektes en verdere ellende vandien. Door toedoen van dezelfde wethouder Van Roessel had een paar jaar eerder ook de zeer kundige en visionaire directeur van Publieke Werken, ir. J. Rückert, Tilburg verlaten. Bijna elke vernieuwing in de textielstad, hoe nuttig ook, werd door het stadsbestuur argwanend bekeken als gevaarlijke nieuwlichterij. Daardoor liet het haar eigen arbeidersbevolking jaren in de kou staan.

 

 

Wethouder E. van Roessel in 1923. In zijn taak als wethouder publieke werken schoot hij ernstig tekort. foto uit besproken boek

 

 

Groeseind

Timmermans eindigt zijn studie met het jaar 1938. Hij besteedt in de tijd van het interbellum veel aandacht aan de rol van de katholieke kerk. Die voerde in Tilburg meer de regie dan de overheid. Nieuwe wijken, die gebouwd werden tussen de uitvalswegen van de stad in, werden tegelijk nieuwe katholieke parochies, compleet met hun jongens- en meisjesscholen, kerk en patronaat. Hij gaat daarbij gedetailleerder in op de bouw en inrichting van de arbeiderswijk Groeseind die in die periode plaatsvond.

Dit is een prettig leesbaar boek dat goed wegwijs maakt in een tijd waarin de beslissingen werden genomen onder de sigarenrook van de pastoors, fabrikanten en bestuurders en die beslissingen braaf werden uitgevoerd in het zweet des aanschijns van de werkman.