HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 6 - december 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Thérèse Schwartze (1851-1918), Maria Swane-Jurgens, 1911. Collectie Museum Jan Cunen. foto Collectie Museum Jan Cunen

 

‘Henk van Os komt thuis’, t/m 10 januari 2016 in Museum Jan Cunen in Oss.

www.museumjancunen.nl

 

©Brabant Cultureel – december 2015

Henk van Os komt thuis

 

Henk van Os, voormalig directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam en bekend van de tv-programma’s Beeldenstorm en Museumschatten, maakte een keuze uit de collectie van Museum Jan Cunen in Oss. Met bijzondere thema’s brengt hij negentiende en twintigste-eeuwse kunst met elkaar in verband.

 

door Irma van Bommel

 

De expositie ‘Henk van Os komt thuis’ is de tweede in een reeks samengesteld door een bekende Nederlander. De eerste was ‘Linkse hobby. De keuze van Jan Marijnissen’ in 2012. De titel van de huidige expositie verwijst naar het gegeven dat de familie Van Os oorspronkelijk uit Oss komt.

 

 

David Bade (1970), Liefde maakt Blind, 2007. Collectie Museum Jan Cunen. foto Museum Jan Cunen

 

Van Os koos niet voor gangbare thema’s als geloof en natuur, maar voor ‘Hier wordt God nog geloofd’ en ‘Wat je met de natuur kunt doen’. Met dergelijke creatieve omschrijvingen kun je heel wat kunstwerken bij elkaar brengen. Onder ‘Wat je met de natuur kunt doen’ kun je verstaan dat iedere weergave van de natuur een interpretatie is. En zo is het maar net. Negentiende-eeuwse schilders als Andreas Schelfhout, Willem de Zwart en Théophile de Bock gaven een romantisch beeld van de werkelijkheid.

Hoe anders en divers geven kunstenaars sinds de twintigste eeuw de natuur weer. Marinus Boezem toont een reliëf van een gebergte, gepresenteerd in een ronde doos, waarbij het deksel een sterrenhemel laat zien. Voor zijn schilderij Esdoorn heeft Erik Andriesse de boom als het ware ontleed in een stam en bladeren, die hij op niet realistische wijze over het beeldvlak heeft verdeeld. Erik Odijk daarentegen geeft een hyperrealistisch en gedetailleerd beeld van de natuur met zijn tekening van een kale boomkruin op groot formaat papier.

 

 

Andreas Schelfhout (1787-1870), Boer met hooiwagen op brug in landschap, pentekening. Collectie Museum Jan Cunen. foto Museum Jan Cunen

 

 

Rotsvast

In de zaal ‘Hier wordt God nog geloofd’ zijn oude heiligenbeelden tentoongesteld en schilderijen waarop kerken (Johannes Bosboom) of een kruisbeeld in een landschap (Andreas Schelfhout) zijn afgebeeld. Een flyer die voor deze expositie is uitgegeven, geeft tekst en uitleg over de afzonderlijke kunstwerken. Maar de informatie over het schilderij Le pêcheur perdu (1892) van Jan Toorop doet hier niet ter zake. In de flyer wordt ingegaan op de ‘slaoliestijl’ van Toorop, maar daarop zal dit werk niet zijn geselecteerd. Hier was het mooi geweest meesterverteller Henk van Os zelf aan het woord te laten. Hij zou de werken als het ware aan elkaar kunnen praten. Nu ontbreekt die relatie tussen de verschillende werken, en daarmee de verantwoording voor de keuze.

Het schilderij van Toorop laat een man, de visser, zien die verwoede pogingen doet zich staande te houden in de golven van de zee. Linksboven in dit symbolistische werk is een kerk afgebeeld. De kerk staat hier symbool voor het geloof. Eind negentiende eeuw hadden nog veel mensen een rotsvast vertrouwen in God en dat is waar het in dit schilderij om gaat. Toorop werd op latere leeftijd zeer gelovig en maakte veel van dit soort religieuze werken.

De werken van Hans van Hoek en Marc Mulders die in deze zaal hangen, dateren van exact een eeuw later. Het schilderij Doop in de Jordaan van Hans van Hoek toont weliswaar een Bijbels verhaal, maar is waarschijnlijk slechts bedoeld als een studie naar een oude meester. Van Hoek maakte vaak studies naar oude schilderijen. De tekst op de door hem gebeeldhouwde lijst zou zo uit de bijbel kunnen komen, maar is dubbelzinnig en duidt vermoedelijk op andere motieven dan religieuze. De tekst heeft meer te maken met zijn visie op het existentialisme.

Ook het hier getoonde vroege werk van Marc Mulders heeft meer met existentialisme te maken dan met de beleving van het geloof in de kerk. Het gaat over vergankelijkheid: memento mori (gedenk te sterven). Toch horen beide werken in deze zaal. Zij geven immers uiting aan het feit dat de kerkelijke geloofsbeleving plaats heeft gemaakt voor een persoonlijke beleving.

 

 

Erik Odijk (1959), Poplar, 2000. Collectie Museum Jan Cunen. foto Museum Jan Cunen

 

 

Voorbode

Verder koos Van Os voor de thema’s ‘Bouwsels voor de verbeelding’, ‘Zet je stoel eens recht’ (voor conceptuele kunst), ‘Met kunst kun je nog eens wat meemaken (voor installaties met een verhaal) en simpelweg ‘Vorm’. Wat hij met ‘Eindelijk publiek’ bedoelt blijft in het ongewisse. Misschien gewoon portretten? In ieder geval laat deze expositie zien dat je op speelse wijze oude en nieuwe kunst bij elkaar kunt zetten, zodanig dat het de bezoeker aan het denken zet. Op de bovenste etage van het museum zijn korte films te zien over Henk van Os en een aantal beeldend kunstenaars van wie nu werk wordt getoond.

Deze expositie lijkt in zijn opzet een mooie voorbode op het nieuwe beleid van het Museum Jan Cunen. Dit als gemeentelijke instelling begonnen museum, gaat per 1 januari 2016 verder als zelfstandige stichting en zal zich vooral richten op de negentiende-eeuwse collectie waarover het beschikt, met altijd een link naar de hedendaagse kunst.

 

 

Robbie Cornelissen (1954), What happens to the Boy, 2000. Collectie Museum Jan Cunen. foto Collectie Museum Jan Cunen