HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang -nummer 5, oktober 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Ton van Reen (Waalwijk 1941) woont en werkt in de Peel. Hij debuteerde in 1965 met de gedichtenbundel De vogels. Zijn verzamelde proza verscheen in 2008 in twee lijvige banden bij De Geus in Breda. In 2011 verscheen Blijvend vers. Verzamelde gedichten (Utrecht). www.tonvanreen.nl

 

  Demian Geerlings (Lisse 1974) groeide op in Groningen en zakte via de kunstacademie in Kampen (illustratie) af naar het zuiden. Als student aan de academie in Tilburg (animatiefilm) begon Demian in 1998 maandelijks voor de Brabant Cultureel een prent te tekenen. Door iedere tekening in een andere stijl te maken, bouwde hij een breed portfolio op waarmee hij opdrachtgevers vond als Malmberg en Hoppenbrouwers. Demian maakt ook animatiefilms, videoclips en muziek.

 

www.demiangeerlings.nl

www.demiangeerlings.nl/bc

  

©Brabant Cultureel – oktober 2015

 

Meester Jan

 

door Ton van Reen

 

Op school was ik niet het braafste jongetje. Een eigen mening werd door de meesters en vooral door meester Jan niet gewaardeerd. Ik had de pech dat ik door klassenindelingen drie jaar Jan als meester had, in de derde, de vierde en de vijfde. Meester Jan was geniepig. Wandelde hij door de rijen, dan kon hij onverwacht een paar haren uit je hoofd trekken of je wang omdraaien. Een draai om je oren was heel gewoon.

Ik was niet het enige kind waar hij vanwege vermeende wijsneuzigheid een hekel aan had. Vooral de boerenkinderen, die vaak in overall naar school kwamen, waren hem een doorn in het oog, waarschijnlijk omdat er altijd een geur van koeien- en varkenslucht om hen heen hing. Meester Jan, uit Venlo afkomstig, was te veel een stadsmens om te kunnen wennen aan een boerendorp.

Kinderen die niet goed konden leren, konden altijd op veel strafwerk rekenen. Een regel vol moeilijke woorden moesten ze thuis honderd keer overschrijven, maar je leert het woord 'oeuvre' nooit goed schrijven als je thuis niet leert wat het betekent. Vaak moesten ze urenlang, met de armen omhoog, voor het bord zitten. Als de armen zakten, gooide Jan ze een borstel of een krijtje naar hun hoofd.

Thuis hoefde je niet te klagen over het gedrag van de meester. Volgens onze ouders zou je de straf wel verdiend hebben. Bovendien was een schoolmeester in het dorp een autoriteit. Tegen zo iemand had je geen verweer. Onze ouders durfden niets in te brengen tegen de deftige meester Jan die altijd in een driedelig pak liep, wat niet verhinderde dat je altijd aan hem rook dat hij te veel gedronken had.

Ook in de klas was hij niet vast ter been. Vroeg in de ochtend viel het mee, maar om een uur of tien dronk hij een paar slokken jenever uit een zakflesje. Na de middagboterham ging het vaker mis. Dan had hij een paar flesjes bier gedronken, wat hem blijkbaar nog dorstiger had gemaakt, want elk halfuur nam hij een slok uit de zakfles, die tegen een uur of drie leeg was. Zijn hoofd was dan vuurrood en meestal nam zijn kwaadheid toe. Wij moesten oppassen. Als hij zo halfdronken door de klas liep, kon hij zomaar uithalen.

Het kon ook totaal anders uitpakken. Soms kreeg hij vrolijke zin door de alcohol en besloot hij te gaan voorlezen. Als eenmaal het boek op de lessenaar lag, veranderde zijn gezicht totaal. Wij haalden opgelucht adem. Want voorlezen kon hij. Hij had een warme stem die ons meenam naar de geschiedenissen van De negerhut van Oom Tom, De knechts van de Warderhoeve, dat over de avonturen van de bokkenrijders ging, en de avonturen van cowboy Arendsoog en zijn trouwe maatje de indiaan Witte Veder. Waren we op zijn kwade dagen blij als om vier uur de bel klonk, op de dagen dat hij voorlas, vonden we het jammer dat het tijd was. Met onze fantasie verrijkt door de spannende verhalen van meester Jan, speelden we in de tuin de woeste avonturen van de bokkenrijders na, of cowboy en indiaantje, wat altijd op ruzie uitliep omdat we allemaal Witte Veder wilden zijn.

 

 

illustratie Demian

 

Pas jaren later begreep ik waarom meester Jan zo moeilijk was voor zichzelf. Hij had graag aan de school gestaan in een stad, maar door gebrek aan diploma's had hij in de naoorlogse tijd toen er gebrek was aan onderwijzers een tijdelijke aanstelling gekregen op onze dorpsschool. Jan had een tijdje voor priester geleerd, en hoewel hij waarschijnlijk net zo wijs was als de andere, wel gediplomeerde onderwijzers aan onze school, moest hij van jaar tot jaar afwachten of hij weer opnieuw benoemd zou worden of plaats moest maken voor een onderwijzer met de juiste papieren. Meester Jan moet altijd bang zijn geweest voor zijn toekomst en moet in ons kinderen een soort verraders hebben gezien, die wel jaar na jaar op school mochten blijven, terwijl hij de kans liep op een kwade julidag op straat te worden gezet.

Zijn angst blijkt totaal overbodig te zijn geweest. Hij heeft zijn pensioen gehaald, waarna hij fluks naar de stad Venlo is verhuisd, ver van de kinderen die roken naar zweet, varkens en koeien.

Een jaar of tien later zag ik hem weer. Hij zat op een bank bij het station in Venlo, in zijn mooie pak dat wat grijzer en wat rafelig was geworden, glimlachend, een fles bier in de hand. Hij mompelde in zichzelf, alsof hij aan zichzelf een verhaal aan het voorlezen was.