HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 5 - oktober 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Zanger Bonki Bongaerts (van de popgroep Bots) zingt het gedicht Mallemolen:

www.youtube.com/watch?v=6YeQxlVR2EM

Zie ook: http://tijkools.nl/

 

¶  Meer gedichten op het internet:

http://fleursdumal.nl/mag/.../babylon

cubra.nl/brabantliterairtoorians/05babylon.htm

 

In 2007 schreef Peter van Vlerken in het Eindhovens Dagblad een serie met verhalen en interviews over het leven van Frans Babylon.

Jeroen Brouwers schreef over hem in zijn boek De laatste deur. Essays over zelfmoord in de Nederlandstalige letteren. (Amsterdam: De Arbeiderspers 1983).

 

Een bescheiden bloemlezing, samengesteld door Ton Veugen in samenwerking met Joop Oversteegen, verscheen als Opwentelinguitgave nr 136-137 (en in 1987 nogmaals als nr 204): Frans Babylon, Een liefhebbend geheugen korrigeert. Bloemlezing uit alle gedichten.

Het is verwarrend dat dit ook de titel is van de laatste bundel die Babylon zelf uitgaf en die in 1968 verscheen in de reeks Onze Dichters en Schrijvers (nr 29) en die vervolgens enkele malen werd herdrukt als Opwenteling uitgave nr 49 en later in 1987 – opnieuw gezet? – als nr 204.

 

©Brabant Cultureel – oktober 2015

Frans Babylon, dichter tussen twee generaties

 

door Ton van Reen

 

Zevenenveertig jaar na zijn zelfgekozen dood in 1968 is Frans Babylon nog altijd de meest spraakmakende dichter uit Noord-Brabant. Mede door zijn excentrieke leven als bohemien die al op jeugdige leeftijd door Frankrijk zwierf in het spoor van de door hem bewonderde schilder Vincent van Gogh. In zijn romantische kijk op het bestaan wilde hij er leven als Dichter und Bauer en werkte er, soms samen met toenmalige geliefden, bij de boeren.

Van dat gedroomde leven kwam, in een benepen tijd waarin de katholieke kerk het dagelijkse leven beheerste, niet veel terecht. Zijn levenswijze, die in onze tijd als normaal wordt gezien, werd niet geaccepteerd. Hij wilde geliefd zijn bij iedereen, maar maakte zich vaak onmogelijk, door drankmisbruik, ontrouw en door het verwaarlozen van zijn kinderen uit zijn twee huwelijken. Op het eind van de jaren vijftig ging hij opnieuw naar Frankrijk. Parijs was het Walhalla van dichters en schilders en hij liet zijn vrouw Tosca de Vries met hun vier kinderen voorgoed in de steek. Hij hertrouwde met Nel Waller Zeper, maar zij scheidde zes jaar later van hem, omdat hij ook dit gezin met twee kinderen verwaarloosde.

 

 

Frans Obers, bekender als de dichter Frans Babylon. foto uit familiearchief

 

Zoon Leon, uit zijn eerste huwelijk met Tosca, vertelt: ‘Meestal wisten wij niet waar hij uithing. Soms kwam hij totaal onverwacht, ook na de scheiding, vroeg in de morgen thuis in Sint-Oedenrode. Helemaal te voet uit Eindhoven, waar hij met een dronken kop uit café De Poort van Kleef was gezet. Mijn moeder bakte dan eieren en maakte een veldbed voor hem, maar ze was blij als hij weer weg was.’

Na een voor zijn tijd turbulent leven vestigde Frans zich in Amsterdam, op zoek naar de erkenning die hij eerder in Brabant had gevonden, maar die hij door de slordige omgang met zijn talent ook weer was kwijtgeraakt. Maar ook in Amsterdam werd hem door het literaire publiek de erkenning die hij zo graag wilde onthouden. Depressief als hij vaak was, koos hij tenslotte voor de dood. Tien jaar na zijn dood kreeg hij dan eindelijk de zo begeerde erkenning doordat Gerrit Komrij drie gedichten van hem opnam in zijn beroemde Bloemlezing van de Nederlandse Poëzie. Dat was tien jaar te laat, maar de erkenning was terecht.

 

Depressief

Ik heb Frans Babylon gekend, maar niet heel goed. Toen ik als jong dichter, zo tussen 1963-1965, mijn gedichten mocht voorlezen op literaire avonden in Deurne, Helmond of in café De Poort van Kleef in Eindhoven, heb ik een paar maal kort met hem gesproken. Hij was een jaar of vijftien ouder, dat schiep een afstand. Ook door zijn uiterlijk, hij zag er mager en afgeleefd uit. Zijn beste jaren had hij al gehad. Na zijn dood hoorde ik dat Frans vaak depressief was, en iemand die zich graag, of uit onmacht, terugtrok.

Wij, de jonge dichters onder wie Hans van de Waarsenburg, Hans Vlek, Peter Schuddeboom, Peter van Lieshout en Frans Kuijpers, keken tegen hem op, vooral omdat hij als dichter een grote naam had en over kunst schreef in kranten en tijdschriften. Wij begrepen niet goed waarom hij zich klein maakte en stil was, hoewel ouderen zich hem herinneren als spraakmakende aanjager en aandachttrekker. Kwam het doordat hij een beetje bang was voor ons, omdat wij in veel lichtere tonen schreven en ons niet meer bekommerden om rijm of versvorm?

 

 

 

Drie jaar achter elkaar had hij de poëzieprijs van Hilvarenbeek gekregen. Daardoor voelde hij zich bevestigd in zijn schrijverschap, maar hij had niet door dat die prijzen waren toegekend door een jury van schrijvers van een voorbije generatie. Als jong dichter werd hij in zijn werk gestimuleerd door de bekende schrijver Antoon Coolen, zelf een bewogen schrijver over het leven van gewone mensen. En door zijn voormalige leraar Nederlands Gerard Knuvelder die zelf ook schrijver was en boekhouder van een voorbije generatie schrijvers en dichters. Toen Frans – in hun ogen – kritiekloos zijn gedichten begon uit te geven en met zijn talent begon te smijten, nam Coolen afstand van zijn werk en verweet Knuvelder hem dat hij maar raak schreef. Kon Frans anders? Hij zat gevangen in het keurslijf van de oudere grote dichters zoals Aafjes en Van Duinkerken, aan wie de nieuwe poëzie van de generatie van de Vijftigers zoals Simon Vinkenoog, Lucebert en Elburg totaal voorbij was gegaan. Frans’ pogingen om net als wij, de jonge dichters, met vrijere pen te schrijven mislukten. Zag hij daarom geen toekomst meer als dichter en maakte hij daarom in 1968 een eind aan zijn leven?

Frans Babylon was zijn nom de plume. Het woord herinnert aan de spraakverwarring bij de bouw van de toren van Babel, maar het is ook de Griekse verbastering van het Akkadische Bab-Ilim dat ‘Poort van God’ kan betekenen. Een betere schrijversnaam had Frans niet kunnen bedenken, door de verwarring die hij vaak aanrichtte in leven en werk en door zijn oorlog met of tegen God en met zijn roomse omgeving.

Zijn echte naam was Frans Obers. Hij was in 1924 in Deurne geboren en maakte een eind aan zijn leven in 1968 door in Bloemendaal de zee in te lopen.

 

 

Het gezin Obers in Deurne. foto uit familiearchief

 

 

Broer

Met zijn zelfgekozen dood volgde Frans Babylon het voorbeeld van zijn zes jaar jongere broer Leo. Ook die schreef poëzie, onder de schuilnaam Leon van Kelpenaar (hun vader kwam uit Kelpen) en hij was in 1951 in Meijel verdronken in de Helenavaart. Waarom en hoe dat gebeurde, is nog altijd een open vraag, maar wel is bekend dat Leon grote problemen had.

Hij was priesterstudent geweest maar was, na het kleinseminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel te hebben bezocht, gestopt met die studie, hoewel hij graag jezuïet was geworden. Die studie bleek echter te duur, waarna hij aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen Nederlands en Geschiedenis was gaan studeren. Ondertussen bleef hij worstelen met zijn roeping voor het priesterschap. Bovendien had hij het er moeilijk mee dat jongens zoals hij, die een priesteropleiding hadden gevolgd, maar hun roeping niet waren gevolgd, in die volop roomse jaren negatief werden bekeken.

Ook zijn oerkatholieke ouders hadden er moeite mee, vooral zijn moeder. Zij hadden liever gezien dat Leo priester was geworden, want een priesterzoon aan het altaar gold als de kroon op een katholiek gezin. Door de voortdurende worsteling met enerzijds zijn verlangen naar een leven ingevuld als dichter van aanzien en anderzijds het priesterschap was Leo vaak depressief en zag hij de dood als verlossing van zijn onvermogen om werkelijke keuzes te maken.

 

 

Leo Obers, alias Leon van Kelpenaar. foto uit familiearchief

 

 

Ouders

Frans was het oudste kind in een groot gezin van dertien kinderen, van wie zeven jongens en zes meisjes. Broer Inno was lichamelijk en geestelijk gehandicapt en een grote zorg voor de moeder, maar die maakte zich nog meer zorgen over Frans die onhandelbaar was en graag optrok met de zoons van de flamboyante dokter Wiegersma en met Antoon Coolen. Moeder Obers verzuchtte vaak: ‘Wat moet er van onze kinderen terechtkomen als onze Frans als oudste al precies doet waar hij zin in heeft?’ Dat sloeg waarschijnlijk op de vrijheid die hij nam. Dat kwam mede door dokter Hendrik Wiegersma, de befaamde huisarts in Deurne die al vroeg het talent van Frans onderkende en hem al als jonge jongen uitnodigde in de culturele kringen waarin Wiegersma vertoefde. Na zo’n avond, meestal ten huize van Wiegersma, kwam Frans vaak na middernacht thuis en dat vond moeder een slecht voorbeeld voor de andere kinderen.

Hoewel het vaak botste tussen moeder en zoon schreef Frans toen ze eens heel ziek was het volgende gedicht:

 

Voor moeder

 

Dit nieuwe beeld drong in mijn geest en bloed:

mijn zieke moeder met haar strakke haren

en jong gezicht, waarin haar ogen waren

gesloten en licht bewogen bij mijn groet

 

Dit meisje had zij steeds in haar behoed

en ’t was zo gaaf gebleven, spijts het baren

van dertien kinderen, ’t lijden in de jaren

dat ik haar vreemd werd in mijn overmoed

 

Nu voor het eerst in deze winternacht

beklemt de angst, dat zij in doodsgevaren

bezwijken kan en mij vergeefs verwacht

en droef en moe maar meisjesachtig lacht.

 

In dit gedicht schrijft hij hoeveel hij van haar houdt. Zoals het in veel gezinnen gaat, moet de wens van de moeder voor zekerheid voor de kinderen, middels een goed beroep, botsen met de zoon die dichter wordt in de sobere tijd van wederopbouw in de jaren na de oorlog. Want dichters lijden armoe op zolderkamertjes. Het is een mooi gedicht, maar het lijdt aan een woordgebruik dat toen al uit de tijd was.

Vader Obers, handelsreiziger in fietsen en fietsonderdelen van het merk Torpedo, was vaak van huis. Toch moeten de beide dichterzonen van hem het talent hebben gehad, want zoon Frans schreef ergens dat vader kunstenaar had willen worden en dat zijn vingers stonden naar pen en penseel. Voor zijn vader schreef Frans onder meer het volgende gedicht:

 

Ik rijd met vader door de wintermist

die wakkend weegt op ’t lege boerenland.

Wij rijden langs de waterkant;

Als jongen heeft mijn vader hier gevist.

 

Vol kinderlijke trots heeft hij gegist:

‘hier schepten wij de snoekbaars in een mand,

daar grepen wij de paling met de hand.

En wijd en breed de vangst weer opgedist.’

 

Ik knik geïnteresseerd als hij vertelt,

maar proef het bitter heimwee dat hem kwelt...

Zo blijven wij steeds vreemden voor elkaar.

 

Ik zou nu willen doodgaan in die beek

met de vissen schuiven naar die kreek

om onder het ijs te ontwaken, over vijftig jaar.

 

Toen hij dit gedicht schreef moet hij al een voorgevoel hebben gehad van hoe hij later door eigenhand zou sterven, op dezelfde manier als zijn jongste broer Leo.

 

 

Het ouderlijk huis in Deurne. foto uit familiearchief

 

 

Kinderen

Toen Frans kinderen kreeg wist hij niet goed hoe met het vaderschap om te gaan. Daartoe getuigt het volgende gedicht dat hij voor zijn vader schreef, over de dagen dat ze samen waren op het water.

 

Voorbij, voorbij, dat ik in onze boot

als knaap met jou door bleke nevel roeide

die boven ’t eindeloze Peelland groeide

bij het langzaam rijzen van het morgenrood.

 

Jij trok het net op, vissen glansden bloot

en zilverblank zo gauw het zonlicht gloeide;

waar tussen glanzend riet een lelie bloeide

genoten wij koffie, kaas en brood.

 

Dan hoorden wij plots vogels zingen

en stopte jij opnieuw je oude pijp

vóór wij door ‘t glinsterend buntgras huiswaarts gingen.

 

Naarmate, vader, ik als vader rijp

hoe vaker ik mijn net met herinneringen

ophaal en eenzaam deze beelden grijp.

 

Het is een mooi en ontroerend gedicht. Hij ziet een echte vader, maar weet al dat hij zelf nooit zo’n vertrouwde vader zal zijn. Hoewel hij zelf vader werd van zes kinderen in twee huwelijken gebruikt hij in zijn beelden vaak de eenzaamheid die hij niet omarmt, maar waaraan hij niet kon ontkomen. Dat dwingt hem nostalgische verzen zoals het bovenstaande te schrijven, op zoek naar de vader die hij zelf zou willen zijn, maar die hij door innerlijke onrust onmogelijk kan zijn. De liefde die hij voor zijn ouders en ook voor zijn kinderen heeft, lijkt hij niet met hen te kunnen delen, waardoor zijn gedichten over en voor hen zo zwaarmoedig zijn.

Het volgende gedicht, dat hij schreef nadat hij vrouw en kinderen in de steek had gelaten, werd later gezongen door zanger Bonki Bongaerts van de groep Bots, die enkele jaren na de opname ook zelfmoord pleegde. In het gedicht beschrijft Frans de eenzaamheid van de vader die plotseling zijn dochtertje op de mallemolen ziet, hoe ze naar hem glimlacht, maar na de rit op de mallemolen in zijn droom weer verdwijnt.

 

Als vader stond ik weer alleen

en hield me bij muziek verscholen

in het midden van de mallemolen

 

De paarden draaiden rond, om me heen

Ik was alleen, van top tot teen

en sloeg de bel na dertien ronden

waarna ze even rusten konden

en het carrousel plots zinloos scheen

 

Ik zag opeens, vanuit mijn dromen

mijn oudste dochter nader komen

voordat ze op een schimmel steeg

Ze bleef zijn stijve nek bestrelen

ik liet de fijnste walsen spelen

waarvoor ik af en toe een glimlach kreeg

papa tiedela, papa, tiedela etc.

 

 

Bloemendaal

Frans Babylon was zelf een toeschouwer van het toneelstuk dat zijn leven was. Op 21 augustus 1968 nam de bohemien en dichter Babylon, 44 jaar oud, de trein naar Zandvoort, enkele reis. Op het strand kleedde hij zich uit en liep de zee in. Het was zijn derde zelfmoordpoging. Die avond werd hij gevonden op het strand van Bloemendaal. Voordien had hij een gedicht geschreven over zijn bestaan en zijn verlangen naar de dood.

 

Existentie

 

Ik weet dat het leven meest verdragen is

maar soms kan ik me wezenlijk verblijden

in het weten dat de dood me zal bevrijden

uit mijn doorzichtige gevangenis

Misschien lag ik in deze levensnood

wel liever op de bodem dood

dan altijd rond te zwemmen van verlangen.

 

In dit gedicht herhaalt hij wat hij in het eerste geciteerde gedicht ‘Ik reed met vader door de wintermist’ al jaren eerder had geschreven.

Ook in een afscheidsgedicht voor Nel dat was gedateerd op 21 augustus 1968, de dag van zijn zelfgekozen dood, en dat werd gevonden in zijn kleren op het strand, schreef hij over zijn levenseinde.

 

Grafschrift

 

Toen hij van vrouw en kinderen gescheiden

Vereenzaamd zijn gemis niet meer kon lijden

en vreest voor een trage ondergang

liet hij zich door de dood in zee bevrijden.

 

Had hij dit gedicht bedoeld om het op zijn graf te laten zetten?

Maar verlangde hij wel echt naar de dood? Of verlangde hij alleen maar naar verandering en naar nieuwe erkenning van zijn werk dat, zonder dat hij het zelf wilde weten, al heel lang over zijn hoogtepunt heen was. Hij wist hij dat hij ondanks zijn pogingen zijn werk te vernieuwen niet meer kon aansluiten bij de nieuwe generatie schrijvers. Dat deed pijn. Was hij jarenlang in Noord-Brabant het middelpunt van de bewonderende dichters geweest, jonge dichters waren hem voorbij gestreefd en vroegen hem niet eens meer bij hun literaire avonden in zijn geliefde café De Poort van Kleef.

 

Ommekeer

Was het de zelfdood van een romanticus die leefde op een dubbelspoor, hem aangedaan door zijn eigen getormenteerde karakter? Lang had hij een dubbelleven moeten leiden, als ongelovige in een conservatief gelovig gezin. Misschien was hij schizofreen, omdat hij net zo’n goede vader wilde zijn als zijn eigen vader was, maar het niet uithield in zijn beide gezinnen. Waarschijnlijker is dat hij zichzelf niet kon zijn in de benepen geest van zijn tijd, waarin hij als schrijver groot wilde worden, maar die zijn groei verhinderde.

Zijn leven overziend, leefde Frans op een dubbelspoor, in een vreemde tijd waarin enerzijds het herstel van de wereld en de macht van de katholieke kerk van voor de oorlog werd nagestreefd, maar anderzijds de jongeren het keurslijf van de kerk en de burgerlijke samenleving van zich af gooiden. Bill Haley kwam in 1954 spectaculair op met de heavy film Rock Around the Clock. Dat was het begin van een rebelse jongerencultuur die onmiddellijk voor katholieken werd verboden. Rock Around the Clock werd het startsein voor de grote ommekeer, die er voor zorgde dat de zekerheden die de katholieke kerk de gelovigen voorhield overboord werden gegooid en de jongeren hun eigen weg vonden. Merkwaardig is dat in 1968, het jaar dat Frans zelfmoord pleegde, de vernieuwingen hun hoogtepunt vonden in de studentenprotesten, met in Parijs Sartre voorop, de opstand van Provo en de flowerpowerbeweging die niets moesten hebben van het rigide katholicisme waar Frans zo heftig tegen ageerde. Op het moment dat hij zoveel medestanders had, herkende hij het niet, en stapte hij uit het leven.

Frans had de pech dat hij opgroeide vóór en ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, in een tijd dat de katholieke kerk de gelovigen in een ijzeren greep hield en allen die uit de toon vielen vanaf de kansel de wacht aanzegde. En in een tijd waarin schrijvers en dichters gekooid werden door de katholieke boekenkeuring IDIL (Informatie Dienst Inzake Lectuur) die alles wat de kerk niet beviel, of volgens haar oordeel niet moreel juist was, aan de gelovigen verbood. Zelfs een vooraanstaand katholiek als Anton van Duinkerken beschuldigde het IDIL van censuur en Willem Frederik Hermans noemde het IDIL het ‘Rooms-katholiek cultureel terreurinstituut’. 

 

 

 

 

Toneelstuk

Frans Babylon had zijn tijd niet mee. De destijds in Brabant populaire schrijver van streekromans Walter Breedveld schreef in 1960 in een portret van Babylon: ‘Brabant kent weinig bohémiens. Frans Babylon die pretendeert er een te zijn is het meer omdat hij het per se wil zijn dan dat hij het van nature is.’ Opmerkelijk dat Breedveld toen al wist dat Babylon toneel speelde, in een door hemzelf geschreven rol en door hem zelf geregisseerd toneelstuk dat gericht was tegen zijn tijd en haar moraal. Hij kon niet anders, omdat zijn leefwijze, die in onze tijd geheel normaal is, in zijn tijd niet paste en door zijn burgerlijke omgeving werd afgekeurd.

Zijn zelfmoord hoorde bij het toneelstuk, waar hij zelf de regie over had willen houden, maar waarvan hij de draad was kwijtgeraakt door overmatig drankgebruik en avonturen met vrouwen.

Ik vermoed dat hij er als toeschouwer graag zelf bij had willen zijn toen zijn lichaam werd gevonden. Als afronding van het toneelstuk over zijn leven en zijn rol daarin. Niet om dood te zijn, maar om in een nieuwe tijd te beginnen met een nieuw leven waarin hij alles anders en beter zou doen. Of hij echt heeft beseft dat het na de zelfmoord afgelopen was? Ik betwijfel het. Zoals veel zelfmoordenaars heeft hij de consequenties niet overzien. Ik vermoed dat hij als een vlinder uit de cocon van zijn lichaam te voorschijn had willen komen en fluitend van het strand had weg willen lopen, op zoek naar vernieuwing in zijn leven en in zijn werk. De nieuwe tijdgeest was er, precies zoals hij het zich had voorgesteld. Ook de erkenning kwam. Tien jaar later zette Gerrit Komrij hem bij in zijn standaardwerk over grote Nederlandse dichters.

 

Waardering

Over Frans Babylon en zijn werk wordt wisselend gesproken. Ongetwijfeld was hij een groot dichter, maar de beoordeling van zijn werk werd te vaak gerelateerd aan de manier waarop hij leefde en die tegen de mores van zijn tijd inging. In het burgerlijke milieu waarin hij gewoonlijk verkeerde, vond men dat het zo niet hoorde.

Frans had de pech de oudste in het gezin te zijn. Was hij als jongste kind geboren, dan had hij in een heel andere tijd geleefd en zou zijn levenswijze niet zijn opgevallen. Veel van zijn depressiviteit heeft te maken met de benepen tijdgeest. Was hij twintig jaar later geboren, als jongste broer, dan had hij geen les van Knuvelder gehad en zou hij niet aan diens gedachtegoed omtrent roomse literatuur zijn overgeleverd. Wellicht had hij dan wel tussen de jonge dichters Hans Vlek en Hans van de Waarsenburg op het podium van de Poort van Kleef gestaan, als een van hen.

De verwijten van Coolen en Knuvelder dat hij zijn talenten vergooide, zijn onterecht. Beide heren begrepen zijn gedichten niet, omdat zij zelf waren blijven hangen in de jaren van voor de oorlog en het tijdperk van naoorlogs herstel. Knuvelder, die hield van gedichten op rijm, vond dat veel van zijn gedichten niet af waren. Later, toen Frans al dood was, herzag Knuvelder zijn oordeel.

Frans Babylon liet een groot oeuvre na. Vierentwintig dichtbundels getuigen van zijn groot talent. Hij achtte zichzelf kleiner dan hij was, maar hij zal een van de grootste dichters van Brabant blijven. In Deurne is een straat naar hem genoemd.

De ouders van Frans en Leo, van de aan een hersenvliesontsteking op veertienjarige leeftijd overleden Pieter en van de op vijftienjarige leeftijd overleden broer Inno, stierven respectievelijk in 1972 en 1979. Frans, Leo en Pieter rusten in hetzelfde graf in Deurne.