HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - april 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

 

 

©Brabant Cultureel – april 2015

 

Column: Amateurs

 

door JACE van de Ven

 

Het was zo’n slecht stuk dat de rechercheur, die op dat niveau altijd commissaris heet, het zelf gedaan bleek te hebben. Hij stond in een hotelkamer in de bergen, hoog boven een ruisende waterval en hield drie man onder schot. ‘Ja, ik heb het gedaan,’ zei hij, en ook dat hij, nu het was uitgekomen, er een eind aan ging maken.

Daartoe trapte hij met zijn linkervoet het openstaande raam een beetje verder open en liep er achteruit naartoe. Daar aangekomen wilde hij eruit springen, maar intussen was het raam uit zichzelf weer dichtgevallen. Dus legde hij zijn revolver even aan de kant, opende de vensters opnieuw, pakte met zijn linkerhand zijn wapen weer op, terwijl hij met zijn rechter het raam openhield, klom ongemakkelijk op de vensterbank en sprong naar buiten, terwijl hij luid ‘ahaaahhaaa’ riep.

De vensterbank was maar een halve meter hoog, dus je zag hem na zijn sprong even stilstaan achter het raam, zich bukken en vervolgens op zijn hurken weglopen naar de zijkant, nog steeds ‘ahaa’ krijsend. Ditmaal gevolgd door een plons. De drie andere toneelspelers haasten zich naar de plek waar hij verdwenen was en bogen zich over de vensterbank, waarna ze gruwelijke gezichten naar elkaar trokken en naar beneden wezen.

Ik zag dat er in het publiek mensen waren die meegingen in deze verbeelding en serieus waren aangedaan. Lomperd als ik ben, lachte ik in stilte en bedacht: zo hoort amateurtoneel en amateurkunst te zijn. Vol overgave en inleving en tegelijk een beetje klungelig en naïef. We gebruiken niet voor niks het woord amateuristisch in de betekenis van: op de wijze van iemand die er eigenlijk niet zoveel van kan.

Amateurisme is altijd een vaste waarde geweest in de kunst. Ik herinner me dat mijn ouders een boerderijtje gekocht hadden van een overleden vrijgezel. In zijn slaapkamer vond ik een waarschijnlijk door hemzelf gesneden kruisbeeld dat de erven kennelijk niet gewild hadden. Aan de Christusfiguur had hij zich niet gewaagd – ken u zelf, heel belangrijk in de kunst – maar hij had wel allerlei attributen aan het kruis gehangen zoals een speer en een doornenkroon. En bovenin had hij INRI in het hout gekerfd, de afkorting van Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum. De I en de N stonden er pontificaal en als hoofdletter, de R was letterlijk en figuurlijk al een kleine letter en het i-tje dat nog volgde, viel half weg aan de zijkant. Dit amateurisme, deze ongewilde knulligheid, maakt het attribuut voor mij tot het mooiste kruisbeeld dat ik ken.

Ik zou nog veel meer voorbeelden kunnen geven van onvolkomenheden die een kunstuiting mooi maken: een oma die met krakende stem een smartlap zingt, een balletmeisje dat zich verslikt in een pirouette en dan moet huilen. Niks aangrijpender dan de kermisschilders uit mijn jeugd die er maar niet in slaagden het decolleté van Brigitte Bardot of Jane Mansfield te laten bollen. Of de amateurtoneelspeler die ik ooit interviewde over het stuk Vaders en Zonen van Arthur Miller waarin hij als zoon de vader te lijf moest gaan. Als bewijs van goed spel, vertrouwde hij me toe: ‘Ze hebben me van hem af moeten trekken, ik had hem kapot geslagen.’

Ach, kom bij amateurs nog eens om die inleving. Tegenwoordig zijn ze allemaal op cursus geweest bij professioneel opgeleide en meestal zelf mislukte kunstenaars die hen alles bijbrengen over kleurenleer, vlakverdeling, solfège of stemgebruik. Binnen de kortste keren lullen ze net zo interessanterig als hun docent, gaan ze exposeren of optreden en hebben een mening over alles en iedereen in hun kunstdiscipline. Die ene is ZOOO goed, ZOOO origineel en heeft ZOO’N touch, maar die ander, die is toch al jaren PASSÉÉÉ. Om zich te bewijzen proberen ze zelf altijd veel te moeilijke dingen te verbeelden en hullen ze zich graag in mysterieus zwijgen als ze naar andermans werk kijken, terwijl zij bijna onzichtbaar knikken of nee schudden. Geen mooiere karikaturen dan gearriveerde amateurkunstenaars.

Nee geef mij de toneelclub waar ik mee begon. Ooit speelden ze ‘Sil de strandjutter’. In het eerste bedrijf had die zo’n honger, hij lustte wel zes borden snert. Waarna hij die tijdens het spel ook echt naar binnen werkte. Tijdens de pauze kwam de voorzitter vertellen dat het tweede deel jammer genoeg niet door kon gaan, de hoofdrolspeler was ziek geworden.

Alstublieft, laat amateurs zich blijven onderscheiden van professionals, hoe moeilijk dat ook is, gezien het werk van heel wat professionele kunstenaars.