HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

64ste Jaargang - nummer 1 - februari 2015

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

  Olaf Douwes Dekker (Bandung 1941) is dichter en publicist. Zijn leven lang was hij actief in de film-, muziek- en theaterwereld. Vanaf 1995 publiceert hij literair werk en treedt hij daarmee op. In 2000 verscheen de bundel Verlangen. In 2005 werd hij voor drie jaar aangewezen als (eerste) stadsdichter van Breda. Vanaf 2006 is hij redacteur van het tijdschrift Brabant cultureel / Brabant literair. In 2006 verscheen bij Uitgeverij Van Kemenade Een kist vol maanlicht met poëzie uit de periode 1985-2005, waarna de dichtbundels Terug naar Breda (2007), Infrarood (2009) en In het oog van de cycloon (2013).

  

©Brabant Cultureel – februari 2015

 

 

 

Woorden tellen

 

door Olaf Douwes Dekker (alias Beo Bachter)

 

 

Vooraf aan ‘Woorden tellen’

 

Het was maandagmiddag 29 december 2014. Al een tijdje lag een pagina uit Trouw van een paar weken eerder op mijn bureau. De pagina riep op tot het meedoen aan een Trouw-schrijfwedstrijd door het schrijven van een verhaal van maximaal 800 woorden. Dat laatste triggerde mij nog het meest. En voor ik er erg in had, had ik een goed uur later het frame geschreven voor een tekst van maximaal 800 woorden. ‘Woorden tellen’ had ik het gedoopt. Een en ander vóór oudjaar digitaal in te dienen, stond er op de Trouw-pagina. Ik deed het op tijd, ouwejaarsmiddag rond een uur of drie.

Op de een of andere manier, denk ik achteraf, wilde ik helemaal niet serieus overwegen die wedstrijd te winnen. Ik wilde mij afzetten tegen de mijns inziens onhaalbare onartistieke opdracht. Maximaal x woorden. Als je een verhaal schrijft, dus geen column of journalistiek verslag, dan okay, maar een verhaal!, kort of niet, dan schep je een wereldje binnen dat verhaal. En dan weet geen schrijver waar dat eindigt. Dat kan een verhaal van een bladzij worden, of veertien, of tweehonderd. Als ik aan een gedicht werk begint dat bij een flard van een strofe. Die kern vouwt zich uit tot iets meer en pas na een dag of een week of een jaar bepaalt dat gedicht zijn vorm. En wordt een sonnet, of een tanka of een vormloos zootje regels.

En dan: maximaal achthonderd. Of: 800. Dat getal, die grensbepaling. Dat voorschrijven van de vorm! Van een creatie: een verhaal! Een protestverhaal werd het min of meer. Ik ging mummelen over getallen en het tellen van woorden, raakte eigenlijk in paniek.

Ik hoorde ook niets van de jury, prima, ik snap het. Hierna volgt ‘Woorden tellen’.

 

6 februari 2015

 

 

 

Woorden tellen

 

Nog drie dagen heb ik, zegt de uitgescheurde pagina uit Trouw. Hij ligt al een tijdje op mijn werktafel, al bijna een maand. Nog drie dagen om door te breken!, staat er min of meer. Als schrijver van proza. De pagina roept op om een kort verhaal te schrijven, maximaal 800 woorden (800 woorden!) en in te sturen vóór middernacht met oudjaar. En dat voor een dichter die honderd woorden eigenlijk al gauw wat veel vindt. Achthonderd woorden om te vertellen hoe je eigenlijk best graag een verhaal wil vertellen. Maar dan: een verhaal waarover?

Over hoe het is om te schrijven, te mogen, te kunnen? Hoe bevrijdend het is, dat proces om iets te kunnen formuleren waarmee je helder maakt wat er toe doet? Op dat moment? Wat je bezighoudt? Wat je kwijt moet, zeggen sommigen. Ik weet het niet. Soms geloof ik wel dat ik liever schrijf dan hardop praat. En dan ook nog het liefst met zo min mogelijk woorden.

Bovendien als ik het dan doe in een stijl die we hebben afgesproken poëzie te noemen, dan lukt het misschien om wat meer afstand te nemen. Dan komt het niet zo meteen binnen, moet je er meer je best voor doen, als lezer, om te begrijpen wat er staat. Schrijven lijkt wel een grote wisseltruc. Maar dat zal het toch niet zijn? Proza is toch gewoon vertellen waar het om gaat, anders niet? Is daarom poëzie misschien meer de moeite waard, wat interessanter? Moet je dan meer pijn verdragen om te snappen wat bedoeld wordt? Ik heb in zo’n kort bestek nog nooit zo veel vraagtekens gezet.

 

Ik tel de geschreven woorden: tot en met de laatste regel waren dat er 270. Tweehonderdzeventig: geldt dat als één woord? Ja, 270 telt overigens ook als één woord. De tekstcorrector in de laptop geeft aan dat er iets mis is met de spelling van het geschreven getalwoord; misschien moet er ‘en’ tussen: tweehonderdenzeventig. Nee, nog steeds niet goed. Bij gedichten heb ik nooit dit soort rare vragen. Ik voel een vreemd soort waanzin binnensluipen. Ik wil dit snappen en pak de in de kast staande ‘Schrijfwijzer’ van Jan Renkema. Een publicatie die ik al jaren koester, maar doorgaans alleen nodig had als er een brief naar de gemeente moest, of voor het huiswerk van de kinderen. Ik kijk achterin en ja hoor, bij de g: getallen in woorden. Er worden vier bladzijden genoemd, bij de tweede daarvan vind ik wat ik zoek. De puzzel blijkt ingewikkelder dan ik dacht. Er staat op bladzij 167 onder meer:

 

In ‘gewone’ tekst worden alleen in woorden weergegeven: de hele getallen beneden de twintig (getallen zonder cijfers achter de komma), de tientallen tot honderd, de honderdtallen tot duizend, en de getallen duizend, honderdduizend, miljoen en miljard.

 

Dus, begrijp ik, mag je wel (in mijn voorbeeld) tweehonderd aan elkaar schrijven (blijkt ook te kloppen: de tekstverwerker is het er mee eens, geen rood lijntje onder het woord), maar moet de rest dus anders. Even verder kijken. Ik blijk te boffen, want zeventig is ook een tiental dus als ik dat dan naast elkaar zet moet het kloppen: tweehonderd en zeventig. Ja! Maar als ik ook maar één woord meer had geschreven in dat eerste stuk tot en met ‘gezet’ dan geldt, zo blijkt nu, dat zo’n getal niet wordt geacht te worden uitgeschreven en wordt (zo schrijft Renkema op bladzij 168) geadviseerd het getal in cijfers te noteren: 271 in dat geval.

 

Tot en met de vorige regel zitten we nu op 578. Overigens, als ik zo’n kort verhaal zou insturen en je zit boven de 800, bijvoorbeeld doordat je zonder goed na te denken er op het laatste moment een titel boven had geschreven, wat zouden ze dan doen? Dan maar bij die 800 blijven, inclusief titel. Ik schrijf als titel ’woorden tellen’ erboven. Dat moet bij proza. Wel zo toepasselijk. Behoorlijk prozaïsch ook.

 

Thema: van popmusici en dijken heb ik geen verstand. Wat hebben schrijvers gemeen: de taal! De taal als doorbraak, over alle grenzen, schrijvers gaan dwars door alle denkbare dijken. Popmuzikanten zingen erover in al hun talen. Hebbes.

 

Eigenlijk is dit onderzoekje naar de magie van het maximum van 800 woorden een soort lange column geworden. Maar nergens staat dat een column niet als kort verhaalt geldt. Een verhaal over taal tenslotte. Wat doet een taal zonder woorden? Ik besluit dan maar met een kort gedicht dat ik ooit schreef en ‘taal’ heet. Zou ik doorbreken?

 

taal

 

de mens spreekt woorden af

om te spreken, te verstaan

om lief te hebben, brood te kopen

groente, vis

de taal herkent de woorden

 

de mens verwoordt zich waar hij woont

wordt zelf dorp, zelf stad

verwoont de taal

waar het woord geboren wordt

thuis is en sterft

 

 

Beo Bachter, 2014