HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - december 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

 

 

©Brabant Cultureel – december 2014

 

Column: Kerst

 

door JACE van de Ven

 

Kerstmis in Brabant wordt steeds meer het feest van de leegheid. Hier en daar wordt een Weihnachtsoratorium uitgevoerd en in Breda mogen ze zelfs naar The Messiah, maar op de meeste plaatsen is het huilen met de pet op.

O, de triestheid van winkels met een Kerstman voor de deur. Wat een proleet! Staat ie met een kegel van hier tot aan de Noordpool ergens in een winkelstraat op irritante wijze te bellen en juist als je met een grote boog om hem heen wilt lopen, komt hij opdringerig toegesneld en duwt je een folder van de Action of Ikea in je hand.

Dat synthetische rooie pak van hem, die goedkope nepbaard en dat vormeloze mutsje kunnen zijn niksigheid niet verbergen. En dan doen of de Kerstman een traditie bij ons zou zijn, net zo ingeburgerd als de goede Sint. Een Sint die zelfs voor het stoutste kind nog op zijn minst een pepernoot over heeft in plaats van een reclamefolder.

Alles wat er met de Kerstman is, wat ie aan heeft, of wat ie doet, heeft te maken met commercie. Zelfs zijn befaamde uitroep ‘Ho-ho-ho’ komt uit een reclame. In 1930 maakte tekenaar Haddon Sundblom een tekening voor Coca-Cola in kersttijd. Sundblom dacht: ik teken een vrolijke Kerstman en maak hem niet groen, zoals tot dan gebruikelijk, maar Coca-Cola rood. Hij nam zijn buurman als model. Dat was een dikke man met een eigenaardige lach. Die klonk ongeveer als ‘Ho-ho-ho’. Dus zette Sundblom die quote bij zijn Coca-Colakleurige Kerstman in plaats van ‘Ha-ha-ha’. En sindsdien roept elke Kerstman kennelijk ‘Ho-ho-ho’. De onderwerping van de wereld – ook Brabant – aan Coca-Cola kan niet duidelijker vormgegeven worden.

En dan die liedjes die hij met zich meebrengt. Jingle Bells, Rudolf the Rednose Reindeer, White Christmas. Slijm, slijm, slijm. Je glijdt er over uit. Gek van dit soort plastic songs ren je gillend door het huis als ze gedraaid worden. En al die diskjockeys tot Giel Beelen aan toe! Hoe die over dat niets lopen te blazen: ‘Een werkelijk prachtige kerst-cd van Jennemie Pisnogwat.’ of: ‘Hoe Chris Zeikstraal je het kerstgevoel laat beleven.’ Blablaa, blablaa, blablaa.

Het schijnt nogal iets te zijn, dat kerstgevoel. Het is kennelijk vanuit Amerika naar Brabant over komen waaien. En hier heeft het intussen bijna iedereen aangestoken. Gelukkig ben ik er tot nu toe van verschoond gebleven. Ik weet dus niet precies wat het is, maar ik heb het idee dat het ongeveer het tegenovergestelde van de blues is. Knus, snoezig, huiselijk, kneuterig, gezapig, gezellig en tevreden. En leeg. Vooral leeg.

Vroeger geloofden de gedepriveerde Brabanders dat met kerstmis Jezuske in een bakske met stro door een os en een ezel van de bevriezingsdood gered was. Ze zongen vol overgave en inlevingsvermogen: ‘Daar sloten noch vensters, noch deuren.’ Ook hun liederen waren vaak weekhartig en van een romantische saus overgoten, maar velen van hen geloofden wel wat ze zongen. Ook al bleek alles later een mythe te zijn, de aanleiding tot hun kerstgevoel was wel iets wat ze voelden en beleefden als iets wat ertoe deed. Sterker nog, het was voor velen een heilige overtuiging.

En dat is het probleem van het kerstfeest wat ons nu door de commercie wordt opgelegd: het gaat nergens anders over dan over Coca-Cola, Albert Heijn, Geer en Goor of de Efteling. En het ergste is dat bijna iedereen dat beseft, maar er toch gewoon aan meedoet.