HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - oktober 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Carina van der Walt (1960) werd geboren in Welkom Zuid-Afrika en studeerde Nederlands en Afrikaans. Zij doceerde aan de Potchefstroomse Universiteit in Zuid-Afrika en kwam via een uitwisselingsprogramma met de UvT naar Nederland, waar zij is gebleven. Als dichteres publiceerde zij Seeverse (2000), 4 Afrikaanse erotische gedichten (2007) en De poëzie van het alledaagse (2008).

 

 

©Brabant Cultureel – oktober 2014

 

Drie gedichten

 

door Carina van der Walt

 

 

sterrenregen

 

boven Maputo viel een ster

ik dacht dat het mijn moeder

was die daar stierf – een licht

wonder dat dooft in vage vrees

 

boven Quinjata viel een ster

ik dacht dat het mijn vader

was die daar stierf – een licht

flitst & steekt mijn angst aan

 

later op dezelfde avond

viel de weinige elektriciteit uit

boven de hutjes van Quinjata

 

we zagen miljarden sterren

samen schitteren op hun plaats

we voelden ons nietig in de nacht

in die vreemde afgelegen baai

 

vroeg de volgende ochtend

gingen we uit op zee als

vissers van vallende sterren

 

tussen het koraal wachten ze op ons:

Afrikaanse zeesterren fluorescerend

rood groot gespikkeld & gestreept

 

maar de duikinstructeur tilt een

zwart sterretje van de rots

& geeft haar zachtjes door aan mij

zij neemt mijn hand kust mijn vingers

 

vader! moeder! op deze waterscheiding

tussen hemelgewelf en zeebodem wijkt mijn

angst – God vangt jullie glanzende levens

op in de holte van Zijn uitgestrekte hand

 

 

 

Gespleten klein wildevy, Dikhololo, Zuid-Afrika. foto Carina van der Walt

 

 

 

gebed van een Bosjesman

 

een tienduizendste van een seconde

voor de pijl de boog van de jager

verlaat krimpt het hart van de jager

denkt zijn huid aan het hert

 

je bent zo mooi

het doet me pijn

jij bent mij

vergeef me

 

op het moment dat de jager

zijn lege buik in moet gorden tegen

de verscheurende tand van de honger

sterker dan hij en jonger denkt zijn hoofd

 

ik hou van jou

ik ben je trouw

neem mijn pijl en mijn boog

hier is mijn hand en mijn oog

 

mijn voeten zeggen

ga nog één mijl met me mee

mijn oren horen

hoe verdrietig huilt de wind

 

mijn ja is mijn ja        ja hert

mijn nee is mijn nee nee honger

 

 

 

gespleten

 

klim Zacheüs

klim kleine man

 

in de grote wilde vijg vol

met onrijpe beloftes van fruit

om die Man te kunnen zien

die jouw hart heeft gespleten

 

 – & jouw rijkdom die je weggeeft

& jouw spijt die druipt als fruit

& jouw leven door de dood –

 

zoals destijds een vijgje viel

op een rots & in de scheur

zijn worteltjes de zachte aarde

vond & de rots heeft gespleten

 

klim kleine man

klim Zacheüs