HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - juni 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Motell Rijnen (Breda 1948) heeft een Nederlandse vader en Litouwse moeder. Hij studeerde Politicologie/Sociologie en werkte als manager in welzijnsland en het hoger beroepsonderwijs. Sinds tien jaar actief als schrijver van korte verhalen, gedichten en romans, en als folkmuzikant. Ook actief als bestuurder in de cultuursector. In 2013 verscheen zijn debuutroman Koningin van de Claddagh – zie elders in deze Brabant Cultureel – en hij heeft nog vier andere romans in bewerking.

 

www.motell-rijnen.com

  

©Brabant Cultureel – juni 2014

 

De parabel van de blauwe en de bruine ogen

 

door Motell Rijnen

 

Het heelal is de wereld van de goden, die er sinds mensenheugenis hun spelletjes spelen. Dat doen ze al zo lang dat ook geen enkele god zich nog kan herinneren wanneer dat is begonnen. De goden zijn immers even tijdloos als het heelal zelf. Zij zijn er altijd geweest en ze zullen er altijd zijn. Ze spelen voor eeuwig hun zinloze spelletjes en dat doen ze niet als tijdverdrijf - in de oneindigheid bestaat immers geen tijd - en ze doen het evenmin om te winnen of verliezen. Waarom zouden ze... Nee, ze doen dat uitsluitend omdat hun bestaan zo vreselijk saai is.

De goden meten de dingen niet aan elkaar af. Ze nemen elkaar niet de maat en er is geen enkele reden om elkaar de loef af te steken. Goden zijn niet meer of minder god, ze zijn niet meer of minder oneindig. Ze onderscheiden zich alleen doordat ze allemaal wel iets bijzonders hebben. De ene god is een rots in de branding, de andere als een laaiend vuur of een eiland van rust, een boze donder, een beschermende engel of een meedogenloze veroveraar.

Het is te begrijpen dat de goden het aanvankelijk spannend vinden om elkaar te kopiëren, maar naarmate ze daar verder in vorderen, gaat de spanning er steeds meer vanaf, er zijn geen verrassingen meer en onvermijdelijk slaat de twijfel toe. Waarom zou je, als je toch al een god bent, nog meer god willen zijn door op je collega’s te gaan lijken. Omdat dat het hoogst haalbare is, sluipt de inertie het godenrijk binnen en dat voelt niet lekker. De goden zakken weg in lethargie, in zinloze ledigheid, in lege zinloosheid. Een stijgend aantal van hen wordt, voor het eerst in het bestaan van het heelal, depressief omdat alles is bereikt wat er voor een god te bereiken valt of omdat er geen verlangen is naar meer. Omdat het zo niet verder kan, heeft een aantal ongeruste goden voor het eerst in het bestaan van het heelal het initiatief tot het bijeenroepen van een plenaire vergadering genomen.

 

Niemand kan zich achteraf nog herinneren hoe het idee geboren is. Ineens was er het gemeenschappelijke besef dat er een nieuwe dimensie aan het godenbestaan moet worden toegevoegd: alle goden moeten scheppers worden, maar anders dan de oergod, daar is geen misverstand over mogelijk. Ze moeten een niet-goddelijke wereld scheppen, een wereld van mensen, wezens die niet vanzelfsprekend sociaal zijn, die niet oneindig zijn. Ze moeten de mens scheppen en de mensen moeten met de beperking van het individualisme en met de beperking van de tijd leren om vreedzaam met elkaar samen te leven.

De mensenwereld krijgt de vorm van een reusachtige berg en de mensen moeten gelijk al met duizenden op die berg samenleven. Meer nog dan de goden lijken ze allemaal op elkaar. Ze hebben op zich een goed bestaan. De berg verschaft alles wat ze nodig hebben, ze hebben nergens tekort aan. Anders dan bij de goden is het leven van de mensen eindig, het gaat voorbij en in de plaats van de mensen die dood gaan komen er telkens weer nieuwe bij. Door voortplanting kunnen ze hun soort in stand houden. Hun aantal neemt zelfs toe, blijft toenemen omdat er meer nieuwe mensen geboren worden dan er oude doodgaan. Er komen zoveel mensen dat ze met elkaar dingen moeten gaan afspreken. Ze moeten de ruimte samen delen, ze moeten rekening houden met elkaar. De spanning tussen zelfzuchtigheid en vreedzaam samenleven doet haar intrede, wordt steeds groter totdat op een dag de mensen ineens anders naar elkaar gaan kijken. Ze ontdekken dat er echt een verschil is: niet iedereen heeft dezelfde kleur ogen. Sommigen hebben blauwe ogen en anderen hebben bruine ogen en dat simpele feit, het kleurverschil van de ogen waardoor ze kijken, zal uiteindelijk de goden ertoe noodzaken om in te grijpen in hun schepping.

De mensen zijn niet sterk genoeg om hun persoonlijke ambities in te wisselen voor het ideaal van een vreedzame samenleving. Misschien is dat ook wel erg veel gevraagd. En zo kan het gebeuren dat de mensen met de blauwe ogen zich gevoelsmatig steeds meer verbonden gaan voelen met andere mensen met blauwe ogen, net zoals de mensen met bruine ogen steeds meer ophebben met andere bruinogigen. Het is niet dat de mensen met blauwe ogen de mensen met bruine ogen niet meer aardig vinden, ze zijn in wezen net zo aardig als mensen met blauwe ogen, maar ze hebben nu eenmaal bruine ogen. Zo kijken ze naar elkaar en in de duizenden jaren die volgen wordt dat gevoel alsmaar sterker. Zonder enige aanleiding krijgen geleidelijk aan de mensen met blauwe ogen een steeds grotere hekel aan mensen met bruine ogen. Omgekeerd is het al niet anders.

Het onvermijdelijke gevolg is een schisma tussen de mensen op de berg. Dat blijft niet zonder gevolgen. De mensen met blauwe ogen nemen de ene kant van de berg in bezit en die met bruine ogen vestigen zich aan de andere zijde. Na een tijd doen zich de eerste gewelddadige confrontaties voor tussen de bewoners van beide zijden van de berg. De blauwogen willen de bruinogen van de berg verdrijven en de bruinogen willen de blauwogen uitroeien. De goden zien dat met verbazing aan. Alleen door in te grijpen kunnen ze voorkomen dat hun schepping zichzelf gaat vernietigen. Als dat gebeurt, zouden ze weer terug bij af zijn en dat is niet de bedoeling. Een nieuwe plenaire vergadering van alle goden moet uitkomst brengen. Het verdict is dat de blauwogen en de bruinogen ieder hun eigen berg krijgen. De wereld zal voortaan uit twee bergen bestaan.

Met het mythische hemelzwaard wordt de moederberg gekliefd. De blauwogen ontdekken dat er op hun berg geen bruinogen meer zijn en de bruinogen ontdekken de blauwogen zijn verdwenen. Hun geleerden en filosofen komen er na lange wetenschappelijke verdieping achter dat de mensheid vanwege de kleur van ogen over twee bergen is verdeeld en dat wordt als een enorme schok ervaren. Het is toch eigenlijk onvoorstelbaar dat een volkomen ongefundeerde haat, het loutere gevoel van anders en daardoor beter te zijn, hiertoe heeft kunnen leiden.

In de duizenden jaren die dan volgen komen de grote denkers op de beide bergen tot het inzicht dat je schijnbare tegenstellingen het beste kunt overbruggen met rituele oplossingen. Dat is beter dan ze te negeren en ze daardoor de kans te geven om als een kankergezwel in de boezem van de samenleving voort te woekeren. Het zou hoogmoedig zijn om te willen ontkennen dat mensen individualistisch zijn, dus bedenken ze een manier om met erkenning van de verschillen, van ieders eigenheid, toch tot een vreedzame wereld te komen.

De oplossing is het voeren van een rituele oorlog. De wijzen van de twee bergen gaan samen in conclaaf en na zeven overlegrondes is het scenario klaar. De kern daarvan is dat er voortaan sprake zal zijn van een symbolisch machtsevenwicht. Dit moet periodiek verstoord worden, om het daarna telkens opnieuw te kunnen herstellen. Om de zeventig jaar zullen daarom de blauwe berg en de bruine berg elkaar symbolisch aanvallen. Het aanvalsritueel bestaat uit het afvuren van een kwartskogel met een diameter van zeventig centimeter. Die wordt digitaal geleid naar het oorlogstoneel, een plateau van zeven bij zeven meter, dat op de top van beide bergen wordt aangelegd. De aangevallen berg vuurt als vergeldingsritueel digitaal eenzelfde kogel af naar de aanvallende berg. Daarna wordt met groot ceremonieel de vrede gesloten. Het ritueel wordt om de zeventig jaren herhaald, waarbij de rollen van aanvaller en verdediger telkens wisselen. In de tussenliggende jaren reizen de twee kogels als symbool van de vreedzame co-existentie en als middelpunt van vele volksfeesten over de twee bergen. Er is alleen nog oorlog om vrede te kunnen sluiten. De goden zijn verbaasd over deze menselijke oplossing. Zij zijn niet langer nodig en ze moeten een ander spel gaan bedenken.