HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - juni 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Het Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum (NVM) in Oudenbosch, tegenover het Zouavenmuseum, heeft sinds kort een bijzondere collectie Afrikaanse voorwerpen in huis. Het gaat om een deel van de nalatenschap van Anneke Bloys van Treslong Prins. Deze adellijke (jonge) dame werkt tot mei 1965 als verpleegster de allerlaatste jaren samen met dr. Albert Schweitzer in zijn oerwoudhospitaal in Lambaréné in het huidige Gabon.

Hoewel roem het allerlaatste was dat Anneke in haar missie dreef, deelt ze na haar dood nu in de roem die geldt voor iedereen die contact krijgt met een groot mens.

Het NVM in Oudenbosch is als museum een schatkamer op het gebied van natuur, geologie, archeologie, mineralen en ‘uitheemse’ volken, zoals dat vroeger zo mooi werd omschreven.

 

Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum, Markt 30a (in de poort), Oudenbosch.

Geopend op zondag en woensdag van 14.00 tot 17.00 uur.

 

www.nvmoudenbosch.nl

 

Voor Albert Schweitzer, met kat, aan de piano, zie:

www.youtube.com/watch?v=s2lRwGXkr3A

 

©Brabant Cultureel – juni 2014

Adellijke Anneke in Afrika

 

Door een gelukkig toeval kreeg het Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum (NVM) in Oudenbosch een collectie uit de nalatenschap van Anneke Bloys van Treslong, een Haagse jongedame die naar Afrika trok om te werken in het hospitaal van Albert Schweitzer. Dit getuigenis van idealisme en Hollandse nuchterheid is vanaf 4 juli 2014 te zien in het museum.

 

door Henny Zetteler

 

Haar haren grotendeels verborgen onder een witte tropenhoed, gekleed in donkere rok en zedig hoog gesloten witte blouse. Maar wel met korte mouwtjes. Met stomheid geslagen staat Anne Henriette Bloys van Treslong Prins, in het drassige oerwoud van Frans Equatoriaal Afrika (het huidige Gabon). Gesloopt door een eindeloze reis vanuit het verre Den Haag zuigt ze als in trance het decor van haar langgekoesterde dromen op. Voor haar ogen ontvouwt zich haar nieuwe wereld, het oerwoudhospitaal van haar idool dr. Albert Schweitzer in Lambaréné.

Het is zaterdag 6 oktober 1962 als Anneke Bloys haar koffer in de jungle neerzet. Als gediplomeerd verpleegster met kennis van medicijnen en bevallingen en met een koffer vol idealen volgt de 23-jarige adellijke jonge Haagse juffrouw haar hart en de weg die haar leven verder zal bepalen. Als een eigentijdse Florence Nightingale stapt ze de Afrikaanse jungle binnen om ‘inboorlingen’ te gaan helpen.

 

 

Anneke Bloys van Treslong met de witte tropenhoed die zij droeg toen ze in 1962 in Lambaréné arriveerde. foto NVM Oudenbosch

 

Veertien is Anneke als ze in april 1953 vanuit de statige woning van haar ouders in Den Haag een lange brief schrijft naar de man die in dat jaar de Nobelprijs voor de Vrede krijgt. Ze stopt ook nog wat geld in de envelop voor het werk van de oerwouddokter die al ver voor zij werd geboren in 1913 naar Afrika afreisde en daar zijn levenswerk begon in dienst van de mensheid. In haar brief maakt ze de wereldberoemde arts vooral duidelijk dat ze hem wil helpen, want Anneke weet al van jongs af aan wat ze wil: dienend werk doen. Wat dat betreft verschilt ze niet van haar idool, die op zijn eenentwintigste in 1896 besluit zich tot zijn dertigste te wijden aan wetenschap en muziek om zich daarna – na een dan al zeer indrukwekkende wetenschappelijke carrière – met hart en ziel voor de medemens in te zetten. In de diepste eenvoud, onder de meest barre, sobere en zompige omstandigheden.

Hoezeer de werelden van Anneke en Albert ook verschillen, voor beiden is medische zorg de sleutel tot het hart van de medemens. Schweitzer wil met het voorbeeld van zijn offer daarnaast ook de rijke westerse mens bereiken en ‘hen op zijn manier meteen een sleutel tot hun hart aanreiken’. Dat legt hij onder meer vast in Eerbied voor het Leven en in zijn meest beroemde werk Cultuur en Ethiek dat hij in 1923 voltooit.

 

 

In brieven aan 'thuis' vertelde Anneke Bloys dat ze in Lambaréné iemand had gevonden die tamtams maakte. Enthousiast maakte ze in haar brief alvast een tekening van de 75 centimeter hoge oerwoudtrommel die ondermeer werd gebruikt door de bevolking om berichten en informatie ‘door te sturen'. foto NVM Oudenbosch

 

 

Gift

Het duurt drie jaar voor Anneke antwoord krijgt uit het oerwoud. Zuster Ali Silver, de rechterhand van dr. Schweitzer en ook afkomstig uit Nederland, schrijft haar: ‘Dr. Schweitzer wilde je graag enkele woorden schrijven om je te danken voor je gift. En zoo lag die brief van 23 april weken, maanden, zelfs nu 3 jaar apart. Dr. Schweitzer probeerde iedere dag tijd voor je te vinden, maar hoe weinig nachtrust hij zich ook gunde, hij kon niet genoeg tijd vinden voor de vele, vele brieven. Dat komt ook doordat hij in april 1953 begon met het bouwen van een nieuw lepradorp en daar onze inboorlingen nooit geschoolde arbeiders zijn moest dr. Schweitzer van ’s morgen half zeven tot ’s avonds half zeven zelf toezicht houden.’ De zuster vraagt namens Schweitzer of de gift niet een te groot offer voor Anneke was.

Met die brief, gevolgd door nog enkele andere is de brug tussen Den Haag en Lambaréné geslagen, want zes jaar later in 1962 luiden de klokken van het oerwoudhospitaaltje om Anneke te begroeten.

 

 

Anneke Bloys van Treslong met haar idool en voorbeeld Albert Schweitzer op de veranda voor het hospitaaltje in Lambaréné. foto NVM Oudenbosch

 

In de daarop volgende bijna tweeëneenhalf jaar staat ze in een wisselend team van grotendeels blanke verpleegsters Albert Schweitzer ter zijde. Het zijn meteen de laatste jaren van de beroemde arts, maar dat weten beiden dan nog niet. Een half jaar nadat Anneke terugkeert naar Den Haag overlijdt haar grote voorbeeld op 4 september 1965, negentig jaar oud.

Pal naast hem heeft Anneke elke dag met eigen ogen kunnen zien, hoe Schweitzer zijn levenswerk met opgestroopte mouwen gestalte gaf. In haar dagboeken en brieven aan haar ouders en broer Jan maakt ze daar in haar eigen jongedames stijl vaak opgewonden melding van. In lange hete tropennachten, als ze niet kan slapen, zuigt ze de woorden van de grote meester op uit diens boeken.

‘Ik ben leven dat leven wil te midden van leven dat leven wil,’ leest ze. Het is het persoonlijk credo van de dokter. ‘Deze simpele ethiek is leidend bij wie zich bewust is van het bestaan. Met deze ondervinding voor ogen is het eenvoudig begrip te hebben voor het kleinste vliegje.’ En vliegen zijn er heel veel in Lambaréné, weet Anneke. Ze zorgen met alle andere insecten voor veel ellende. Maar daarvoor is Anneke ook gekomen.

Met al het leven en sterven om haar heen voelt ze haar roeping. Soms is dat gevoel in haar bijna tastbaar. Bijvoorbeeld wanneer ze de dokter ’s avonds laat met zijn grijzend golvende haren Bach hoort spelen op de kleine pedaalpiano in zijn kamer, een geschenk van de Parijse Bachvereniging in 1913. Hoe de klanken zich wonderwel mengen met de oerwoudgeluiden. Hoe de dokter mompelend vanonder zijn grote borstelige karakteristieke snor notities maakt op het muziekblad voor hem, terwijl hij een van de lastige katten ferm van de piano veegt.

Het zijn diezelfde katten die Anneke, als onderdeel van haar vele taken in Lambaréné verzorgt, schrijft ze in haar brieven aan thuis. Brieven die ze samen met fotorolletjes verstuurt zodat de familie met eigen ogen kan aanschouwen hoe het haar vergaat.

 

Museum

Een aantal unieke voorwerpen die Anneke in haar tropenjaren heeft verzameld in en rond dat hospitaaltje dat in haar tijd werd bezocht door zowat alle groten der aarde, bevindt zich nu in Oudenbosch. Het Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum (NVM) in die plaats is op bijna miraculeuze wijze in het bezit gekomen van voorwerpen uit de nalatenschap van Anneke Bloys, die op 7 november 2002 is overleden.

Misschien wel het meest bijzonder in die verzameling is een waarschijnlijk door Albert Schweitzer zelf gemaakt rood houten doosje met een in zijn karakteristiek handgeschreven tekst: ‘Anneke Bloys van Treslong-Prins. Zum Geburtsdag in Lambaréné gefeiert 14 November 1962.’

 

 

Voor haar verjaardag op 14 november 1962 maakte Schweizer voor Anneke Bloys een mooi houten kistje. Zij werkte toen pas enkele maanden in het hospitaal. foto NVM Oudenbosch

 

Echtgenote Ellen van bestuursvoorzitter Marcel Deelen van het museum in Oudenbosch krijgt de collectie van een dame waar ze op dat moment toevallig is. De dame blijkt de weduwe te zijn van Jan, de broer van Anneke. Het kwartje valt als Ellen vertelt over het museumwerk van haar man: de weduwe weet dat er op zolder nog een hele doos met voorwerpen uit de nalatenschap van Anneke staat. Een unieke schat uit een unieke periode, naar nu blijkt.

De schat op zolder bevat voorwerpen uit het ziekenhuisje en de streek rond Lambaréné, een plakboek met onder meer correspondentie van Anneke en foto’s van de beroemde arts-theoloog-musicus-filosoof. Dan zijn er zelfgemaakte plattegrondjes van het hospitaal, een achtsnarige Afrikaanse harp, een kalimba of duimpiano, een salamander op sterk water, een tamtam, een vier meter lange huid van een python. Allemaal aandoenlijk materiaal waarvan de waarde echter toch vooral bepaald wordt door de afkomst.

Vanaf 4 juli 2014 is die kleine schat te zien in het museum. Een mooi moment om Albert Schweitzer te herdenken, want precies een eeuw en een jaar geleden kwam de kersverse tropenarts aan in het in 1867 door de zendeling en arts dr. Nassau opgerichte zendingsstation in Lambaréné. Daar zou het in 1913 allemaal beginnen.

 

 

Van de wereldberoemde oerwouddokter kreeg Anneke Bloys bij haar afscheid op 24 april 1965 uit Lambaréné als herinnering een groot portret met daarop de opdracht: Mit besten Gedanken, Albert Schweitzer. foto NVM Oudenbosch

 

 

Kieskeurig

Roem is niet kieskeurig, zegt het spreekwoord. Maar roem was wel het laatste dat Anneke met haar missie nastreefde. Echter zonder haar werk voor, maar vooral met Schweitzer – waarvan haar albums en de foto’s getuigen waarop Anneke ook samen met Schweitzer vereeuwigd is – zou ze alleen herinneringen hebben achtergelaten bij haar naasten. Nu deelt ook Anneke in de roem die geldt voor iedereen die contact krijgt met een groot man en zo met hem mee wandelt in onsterfelijkheid.

Anneke stapt in 1962 Lambaréné binnen in een tijd waarin de wereld op zijn kop staat. De dood van Kennedy, het overlijden van prinses Wilhelmina, het huwelijk van prinses Irene, het overlijden van paus Johannes de XXIII. Ze viert het jubileum mee toen Albert Schweitzer vijftig jaar in Gabon was, evenals de negentigste verjaardag van de dokter. Aan haar ‘ma’ schrijft ze daarover dat de verjaardag erg feestelijk was. ‘Na het ontbijt kwam het hele lepradorp en heeft hem ook toegezongen.’

Maar ze kan ook venijnig uithalen. ‘Ter ere van zijn verjaardag komt er elk jaar een Amerikaanse “dame” (....). Haar eerste man is Otto Preminger, de regisseur uit Hollywood en nu geloof ik, haar tweede man is architect of zo. Ze bulken van het geld. Ze heeft iets van tante Ilonka, alleen dikker en meer vulgair. Ze zegt altijd dat ze hier drie maanden komt werken, maar ze steekt geen hand uit. Als ze een zwarte haar heeft aangeraakt dan wast ze zich met alcohol. Als ze komt neemt ze altijd veel cadeaux mee, want zogenaamd heeft ze haar leven gegeven aan het lepradorp. Kisten en kisten en nog eens kisten (....) Het is een echt showmens, met veel verf en geur en gebleekte haren.’

Anneke heeft de woorden van Schweitzer gelezen, op haar kamer in het hospitaal als ze tijd had na het verzorgen van de inboorlingen: ‘Wij zijn opgeroepen tot zelfstandig nadenken, tot verantwoordelijkheid voor elkaar en ethisch handelen. We hebben overal gelegenheid onze menselijkheid te tonen, als we dat werkelijk willen. De voornaamste plicht van de mens is steeds menselijk te worden.’ Daarvoor heeft ze haar best gedaan.