HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - april 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Motell Rijnen (Breda 1948) heeft een Nederlandse vader en Litouwse moeder. Hij studeerde Politicologie/Sociologie en werkte als manager in welzijnsland en het hoger beroepsonderwijs. Sinds tien jaar actief als schrijver van korte verhalen, gedichten en romans, en als folkmuzikant. Ook actief als bestuurder in de cultuursector. In 2013 verscheen zijn debuutroman Koningin van de Claddagh – zie elders in deze Brabant Cultureel – en hij heeft nog vier andere romans in bewerking.

 

www.motell-rijnen.com

  

©Brabant Cultureel – april 2014

 

Verleid

 

door Motell Rijnen

 

Onder zijn broekriem zat het pistool geklemd, half in zijn broek en voor de rest verborgen onder zijn loshangende overhemd. Door de vorm die zich daarin vaaglijk aftekende zou een kenner weten dat hij daar de Luger droeg die hij uit angst voor inbrekers al jaren lang in de la van zijn nachtkastje had liggen.

Hij voelde zich ongemakkelijk, zweette en zijn handen waren vochtig. Hij was gespannen omdat hij wist dat het er nu meer dan ooit op aankwam. Hij moest sterk zijn, dat was hij aan haar verplicht. Hij moest dat hoerenjong een lesje leren. Door zijn schuld was zij niet meer de oude, nooit meer de verleidelijke jonge vrouw die met haar glimlach iedereen kon betoveren. Nog steeds lukte het haar niet om zich te ontspannen, om zich niet langer bedreigd te voelen.

Op die bewuste avond had die gast spreekwoordelijk haar levenslust de nek omgedraaid. Dat moest hij hem betaald zetten en nadat het hem uiteindelijk gelukt was om hem op te sporen, ging hij zich wreken voor wat haar en hen beiden was aangedaan.

 

Hij had aanvankelijk weinig aanknopingspunten. Zij was, zoals ze dat wel vaker deed, op die eerste mooie lenteavond met haar vriendinnen op stap geweest. Het was het meidenavondje dat hij haar van harte gunde en dat bovendien een aardig tegenwicht vormde voor het mannenwereldje waarin ze haar centjes moest verdienen. In de garage waar ze als receptioniste werkte had ze alleen maar mannen als collega’s, meest rauwdouwers maar wel vaklui die haar stuk voor stuk respecteerden en die onder geen enkele omstandigheid een vinger naar haar zouden uitsteken.

Op de dag des onheils had ze zoals altijd om zes uur de deur van haar kantoor achter zich dicht getrokken. Met de cabrio – een mooie reclame voor de zaak, vond haar baas – was ze naar het centrum gereden, waar ze met haar vriendinnen had afgesproken. Ze waren er alle drie, net als zij aantrekkelijke blonde meiden van rond de dertig. Een kwartet waar heel wat mannen in het voorbijgaan schaamteloos naar omkijken. Hij kon dat goed begrijpen en had er niets op tegen dat ze van die aandacht genoten.

Ze hadden Cava gedronken op een druk voorjaarsterras met allemaal blije mensen. Ze grapten met elkaar, gaven punten aan de mannen die voorbij kwamen, hadden het natuurlijk over lekkere kontjes en stoere binken. Na een uurtje waren ze naar hun favoriete restaurant gegaan en daar in het Argentijnse steakhouse hadden ze met elkaar gegniffeld om de mooie Latino boy die hen aan tafel bediende.

Natuurlijk hadden ze hem een beetje uitgedaagd en toen hij door de zenuwen haar glas wijn omstootte, hadden ze er nog een schepje bovenop gedaan. Wijzend naar de wijnspetters op haar bloesje had ze tegen hem gezegd: ‘Het is niet erg bello. Misschien wil je even helpen om het droog te deppen?’ Ze hadden hem uitgedaagd, hij leek even te aarzelen en toen had hij schielijk zijn hand terugtrokken. Dat was voor de vier meiden het signaal geweest om in luid lachen uit te barsten. Hij had er een moment bedremmeld bij gestaan, onzeker over wat hij met de situatie aan moest.

Hij moet goed begrepen hebben dat ze een spelletje met hem speelden, want hij draaide zich om en verdween richting keuken. De besnorde eigenaar van de zaak nam zelf de bediening over, verontschuldigde zich uitgebreid, bood aan om de kosten van de stomerij te betalen en zette als genoegdoening een fles rode wijn op tafel, de la casa. De meiden hadden een leuke avond en dat kwam niet in de laatste plaats door de vele glaasjes gegist druivensap.

Ze was zo verstandig geweest om naar het stemmetje in haar hoofd te luisteren; ze mocht niet meer rijden. Ze had de cabrio in de parkeergarage laten staan om hem daar de volgende dag weer op te halen. Hij kon begrijpen dat ze, nadat de eerste warme lentedag overging in de eerste zwoele lenteavond, hoegenaamd niet opzag tegen een ontnuchterend wandelingetje van een half uur.

Ze hadden er nog over moeten gniffelen toen ze afscheid van elkaar namen en in het licht van de straatlantaarns de paarse wijnvlekken op haar witte bloesje zagen. Ze hadden zich tegenover dat knappe obertje als bitches gedragen, de vier jonge vrouwen, vroege dertigers met een baan, een vaste partner en toekomstplannen, waren samen weer eens lekker uit de bol gegaan.

 

In de buurt van haar eigen straat, nog maar een paar honderd meter te gaan, besloot ze om het laatste stuk af te snijden, zoals ze dat samen wel vaker deden. In plaats van over de straat verder te gaan, nam ze de brandgang die achter de huizen loopt.

Hij vond achteraf dat ze dat beter niet had kunnen doen, omdat er in de brandgang geen straatverlichting is. In het begin had ze het niet eng gevonden, zei ze, totdat ze ongeveer halverwege was en meende dat ze achter zich het gedempte geluid van voetstappen hoorde. Toen de voetstappen dichterbij kwamen, had ze niet durven omkijken en voordat ze zich goed en wel realiseerde wat er gebeurde, was ze van achter vastgegrepen.

Haar belager zou haar daarna naar de bosjes naast het pad hebben gesleurd en begon daar met één hand haar borsten te betasten. Hij probeerde haar rokje weg te trekken. Ze kon zich nog goed zijn gehijg herinneren. Met de moed van de wanhoop had ze zich los gerukt en in een flits had ze haar belager zien wegrennen: een slanke man van ongeveer haar lengte, donker haar. Meer dan een silhouet had ze in het schemerduister niet kunnen onderscheiden.

 

Dat was bijna vier maanden geleden. In alle staten was zij thuisgekomen. Aanvankelijk had ze geen woord kunnen uitbrengen. Ze snikte alleen maar, doordat ze teveel gedronken had, had hij eerst nog gedacht en pas na een paar uur had ze verkrampt het verhaal verteld. ‘Die gore vent zat met zijn handen aan mij, aan mijn borsten, mijn buik, in mijn kruis. Ik voel me zo smerig. Als ik eraan terugdenk gruwel ik van mijn eigen lijf. Het is alsof ik de hele tijd de knoflook ruik waarnaar zijn adem stonk.’ Ze voelde zich bezoedeld en was finaal over de rooie.

Hij begreep eruit dat zijn vrouw was aangerand en hij was vastbesloten zich op de aanrander te wreken. ‘Hij zal er spijt van krijgen dat hij ooit geboren is.’ Hij moest hem vinden, ondanks dat er nauwelijks aanknopingspunten waren, evenmin als een deugdelijk signalement. Wekenlang patrouilleerde hij elke avond in de brandgang waar de bruut zijn slag had proberen te slaan. Hij zocht aanwijzingen, probeerde met haar vriendinnen te reconstrueren hoe het avondje uit was verlopen, informeerde of er misschien bijzondere dingen waren voorgevallen. Ze konden hem niet verder helpen. ‘We hebben een leuke avond gehad, waren in een uitbundige stemming, we hebben gelachen, gegeten, gedronken en op een onschuldige manier geflirt met de nieuwe jongen in de bediening van de Argentijn.’

Pas toen herinnerde hij zich dat er op die bewuste avond opvallende paarse vlekken op haar blouse zaten. Hij had daar verder niet bij stil gestaan en toen hij haar vriendinnen vroeg of zij wisten hoe die vlekken er gekomen waren, vertelden ze het verhaal. ‘Dat jonge obertje liet aan tafel een glas rode wijn kapseizen. Er zaten wat spatten op mijn bloesje. We plaagden hem een beetje en vroegen of hij het af wilde deppen en toen is hij met de staart tussen de benen afgedropen.’ Dat was alles, meer dan dat was er niet voorgevallen. Voor hem was dat voldoende. Hij was er van overtuigd dat dit spoor hem naar de dader leidde. Hij moest poolshoogte gaan nemen bij de Argentijn, observeerde daar de volgende dag het personeel en had al snel de jongen in de gaten die de vriendinnen van zijn vrouw heel plastisch beschreven hadden. Hij had inderdaad de lengte van zijn vrouw, was een adonis met pikzwart haar.

Hij wist het zeker. Dat was de aanrander van zijn vrouw en de volgende middag ging hij op lunchtijd opnieuw naar de Argentijn. Zowaar als hij een zoon van zijn vader was had hij zich voorgenomen de jonge ober stevig aan te pakken. De teleurstelling was dan ook groot toen hij in geen velden of wegen was te bekennen. Hij zal mij niet ontsnappen, dreunde het door zijn hoofd en er kwam een snood plan in hem op. Om dat te kunnen uitvoeren informeerde hij met een smoesje bij de besnorde baas of het mogelijk was om even de jonge ober te spreken. Hij deed dat met het voorwendsel dat het over zijn school ging en dat zijn vrouw hem – hij zat in het onderwijs - gevraagd had informatie in te winnen en aan de jongen door te geven. Dat wilde hij graag doen, maar helaas. De ogen van de man waren gaan glinsteren.

‘Mijn zoon heeft een vrije dag. Señor, ik dank God op mijn blote knieën en ik dank u duizendmaal als het u lukt om hem terug naar school te krijgen. Als u het goed vindt zal ik hem bellen en zeggen dat hij naar u toe moet komen, onmiddellijk.’

‘Dat is goed,’ had hij gezegd, ik ben om twee uur thuis,’ en hij had een willekeurig huisnummer opgegeven in de straat waar de brandgang op uitkomt. ‘Zeg hem dat hij het beste de weg kan afsnijden via de brandgang, dat doen wij ook altijd.’

 

Met het pistool achter zijn broekband, vrijwel onzichtbaar omdat het shirt er losjes overheen viel, stond hij daar om kwart voor twee. Hij was bloedzenuwachtig. Hij wilde de jongen schrik aanjagen, niet meer dan dat, hem bedreigen, het angstzweet bezorgen en natuurlijk niet echt schieten. Dat zou hij nooit doen.

Toen hij aan het andere einde van de brandgang de jongen zag die hij voor de aanrander van zijn vrouw hield, liep hij hem een stukje tegemoet. Zijn bloed kookte, zijn voeten voelden loodzwaar, hij kon nauwelijks bewegen. Het zweet gutste over zijn voorhoofd, zijn handen trilden en toen hij hem tot op een paar meter was genaderd haalde hij met zijn andere het wapen tevoorschijn en richtte het op hem. De jongen verstijfde van schrik en keek hem met grote angstige ogen aan. Dit was de aanrander van zijn vrouw. Hij wilde de trekker overhalen.

 

Misschien was het een schampschot geweest, in ieder geval had hij hem gemist. Er trok een waas voor zijn ogen, hij ging van zijn stokje en het eerste wat hij zag toen hij weer bijkwam was het hoofd met de zwarte krullen. ‘Meneer, wat is er, wat doet u nou, kan ik u ergens mee helpen?’ Hij was te verbouwereerd om te reageren. Hij wist ook niet wat hij moest zeggen. Bijna had hij in blinde woede die knaap van het leven beroofd, omdat hij in hem de aanrander van zijn vrouw zag, haar verkrachter.

Opnieuw hoorde hij de stem. ‘Ik ken u, u heeft weleens bij ons geluncht, alleen en samen met uw vrouw. Hoe is het eigenlijk met uw vrouw? We hebben haar en haar vriendinnen de laatste maanden gemist. We vroegen ons al af… Het is erg toevallig dat ik u hier tegenkom, want ik zou normaal gesproken niet via deze brandgang gaan. Dat zei uw vrouw ook toen ik haar die avond naar huis bracht. Ze was blij dat ik erbij was. Ze had te veel gedronken en mijn vader vond dat ik even met haar moest meelopen. Wij wonen niet zo ver hier vandaan en eigenlijk was ik uw vrouw ook wel iets verschuldigd omdat haar bloesje door mijn schuld onder de rode wijn zat. Ik hoop dat ze dat mij vergeven heeft.’

Ik kon niet anders zeggen dan: ‘Ik weet het niet. Ik dacht dat jij haar…’ ‘Ja, ik heb daar spijt van, ik heb haar inderdaad een zoen gegeven. Zij wilde dat ik het afzoende, eerst op haar mond en daarna op haar borsten. Dat wilde ik niet, niet omdat uw vrouw niet aantrekkelijk is, maar zij is een getrouwde vrouw. Toen ze bleef aandringen, heb ik me losgerukt en ben ik er vandoor gegaan. Dat had ik misschien niet moeten doen. Ik geloof dat uw vrouw boos was, want ze riep me nog na dat ze me wel zou krijgen.