HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - april 2014

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Cover van de Engelstalige uitgave van nhet besproken boek. Jeroen Bosch, detail uit het middenpaneel van de Tuin der Lusten. Olieverf op paneel, ca 1503. Madrid, Museo Nacional del Prado. foto Taschen

www.bosch500.nl

www.boschproject.org

 

Stefan Fischer, Jheronimus Bosch. Complete Works. Keulen: Taschen 2013, 300 pp.

ISBN 978-3-8365-2629-6, hb., € 99,00.

De Nederlandstalige editie verschijnt in juni bij uitgeverij Taschen / Librero

ISBN 978-3-8365-4944-8, hb., € 99,00.

 

www.taschen.com/pages/

www.taschen.nl

 

©Brabant Cultureel – april 2014

Jeroen Bosch, groots in het detail

 

Gedurende het hele decennium viert ’s-Hertogenbosch haar illustere zoon Jeroen Bosch, met een alomvattende expositie als hoogtepunt in 2016. In de aanloop naar dat vijfhonderdste sterfjaar loopt een onderzoeksproject en verscheen nu al een prachtige catalogus bij de steeds weer verrassende uitgeverij Taschen.

 

door Lauran Toorians

 

Op 8 augustus 2016 zal het precies vijfhonderd jaar geleden zijn dat Jeroen Bosch in ’s-Hertogenbosch ter aarde werd besteld. Nu zijn er elk jaar wel individuen van wie we een mooi rond honderdtal jaren na hun overlijden kunnen herdenken, dus zo bijzonder is dat niet, maar sinds enige tijd zijn dergelijke ‘jubilea’ niet alleen een aanleiding om eens extra stil te staan bij iemands prestaties of verdiensten. Inmiddels hebben wij, armzalige nazaten, geleerd dat er ook goed geld valt te verdienen aan andermans roem. Of – dat kan evenzogoed – andermans ellende. Hoe rijk zal het rijke West-Vlaanderen niet worden van de Eerste Wereldoorlog nu die een eeuw achter ons ligt?

Dit jaar, 2014, vallen ook Karel de Grote en de Romeinse keizer Augustus in de prijzen, maar die zijn wat lastig aan één plaats te verbinden en daarvan sijpelen de inkomsten dus weg in vele kleinere zakken. Met Jeroen Bosch is dat anders. Zijn naam zegt het al, hij woonde en werkte in Den Bosch en dat is dan ook waar de kassa’s zullen rinkelen. Dat hij als kunstenaar een serieuze concurrent heeft, speelt dan ineens geen rol meer, want William Shakespeare – overleden op 23 april 1616 – was voor zover we weten nooit in Nederland en Stratford-upon-Avon en Londen zijn ver genoeg weg om de kassa’s daar ook een paar pond te gunnen.

 

 

Jeroen Bosch, detail van het middenpaneel van Het Laatste Oordeel. Olieverf en tempera op paneel, c. 1506. Wenen, Akademie der bildenden Künste, Gemäldegalerie. foto Taschen

 

’s-Hertogenbosch is dus al enkele jaren volop in touw om zich op te maken voor een echte blockbuster. Er moet en zal een Jeroen Boschtentoonstelling komen die alle eerdere tentoonstellingen overtreft in omvang en volledigheid. Nu de Sint Jan uit de steigers is, het Museumkwartier als het ware proef draait en de stad het ene nieuwbouwproject na het andere afrondt, kan burgemeester Rombouts zich geen mooier afscheidscadeau voorstellen dan een rondtocht door de stad op een hooiwagen. Samen met zijn goede vriend Jo Timmermans hielp hij de stad in 2007 al aan het Jheronimus Bosch Art Center, een expositieruimte met informatie over de schilder, maar geen enkel kunstwerk in huis. Dat de gemeente ’s-Hertogenbosch net zo hard bezuinigt op cultuur en cultuureducatie als elke andere in ons land, zal geen uitleg behoeven. Dat heeft met Bosch niks te maken. Het gaat hier immers niet om kunst. Het gaat om ego’s.

 

 

Jeroen Bosch, het centrale paneel van De Hooiwagen. Olie op paneel, c. 1510–1515. Madrid, Museo Nacional del Prado. foto Taschen

  Grotere weergave

 

Merk

Of Jeroen Bosch ook zo’n egotripper was, weten we niet. Eigenzinnig was hij in elk geval wel, want hij ontwikkelde een signatuur die in de schilderkunst zijn weerga niet kende. Bosch werd al bij leven een merk en dat was in elk geval iets waarvan hij zichzelf bewust was. Deze telg uit de schildersfamilie Van Aken moet hebben beseft dat hij iets had gevonden waarmee hij zich onderscheidde van zijn familie- en ateliergenoten en ook van zijn andere collega-schilders en dat bracht hem ertoe te gaan werken niet als ‘Jeroen van Aken’, maar als ‘Jheronimus Bosch’, een merknaam die klinkt als een klok en die direct verwijst naar zijn thuisstad. Potentiële klanten konden hem dus altijd gemakkelijk vinden, en dat deden zij ook.

In Den Bosch was hij gewoon ‘een Van Aken’, een ambachtsman die als Bosschenaar bepaald niet tot de stedelijke elite behoorde, maar die zich op grond van zijn talent wel onder die elite kon bewegen. Hij werd opgenomen in de deftige broederschap van de Illustere Lieve Vrouw en mocht werken maken voor de nieuwe kapel van die broederschap in de Sint Jan. Helaas bleef daarvan niets bewaard en is in de hele stad geen enkel origineel werk van Bosch voorhanden. Het Noordbrabants Museum lost dat elegant op door werken van navolgers te tonen en daarmee te laten zien hoe groot zijn invloed was. En dit te combineren met een beeld van de stad zoals Jeroen Bosch die kende.

Het best bewaarde publieke geheim van de stad is het winkelpand Markt 61, waar achter een negentiende-eeuwse gevel het huis (annex atelier?) van Jeroen Bosch schuilgaat. Zijn vrouw bracht het in 1481 mee in hun huwelijk. Zij kwam uit een familie met geld en geleerdheid, hij niet. Het jonge paar maakte een armoedige start en ondanks zijn roem is hij ook niet als rijk man gestorven.

 

 

Jeroen Bosch, detail uit het middenpaneel van de Tuin der Lusten (de mens vóór de Zondvloed). Olie op paneel, c.1503. Madrid, Museo Nacional del Prado. foto Taschen

 

 

Onderzoeksgroep

De herdenking van Jeroen Bosch wordt groots aangepakt. De stad smeert het feestje uit over een periode van maar liefst tien jaar waarin ‘Nederland, de stad ’s-Hertogenbosch, inwoners en gasten van 2010 tot en met 2020 het vijfhonderdste sterfjaar van een van de grote Nederlandse meesters: Jheronimus Bosch (ca. 1450 – 1516)’ vieren, aldus de website. Dat gaat van bijvoorbeeld een kinderontbijt tijdens de eerste Koningsdag (Jeroen ontbeet ook regelmatig) en een officieel essay van de hand van Bas Heine tot een heuse productline met dure en minder dure snuisterijen.

Maar het hoogtepunt wordt toch de expositie waarvoor twee speciale projectteams in het leven zijn geroepen. Het ene bereidt de expositie zelf voor, het andere is een onderzoeksgroep die sinds 2010 samenwerkt in het Bosch Research and Conservation Project (BRCP) en dat thuis is aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Plat gezegd gaat het bij dit onderzoek om ‘goed kijken’ naar wat Jeroen Bosch nu precies heeft geschilderd en getekend. Zoals op de website van het project wordt toegelicht, ging het bij het eerder onderzoek naar Bosch voornamelijk om de betekenis van zijn werken. Daarbij buitelde de ene interpretatie over de andere, van zwaar theologisch onderbouwd tot spiritueel uit de glazen bol en de stand van de sterren gelezen.

Wie de aantallen belangrijkere publicaties over het werk van Bosch van de afgelopen eeuw afzet op een tijdbalk, krijgt een grafiek die lijkt op die van de opwarming van de aarde in dezelfde periode. Wie naar de inhoud kijkt, ziet een slingerbeweging van ‘down-to-earth’ naar zweverig New Age en terug naar wetenschappelijk onderbouwde suggesties.

Het is dan ook wel degelijk zinvol om eens gewoon heel nauwkeurig te kijken naar wat Bosch maakte. Dat gebeurt nu met technische middelen als infrarood reflectografie en digitale fotografie in ultrahoge resolutie, zowel bij infrarood als bij gewoon zichtbaar (dag)licht, en met gedigitaliseerde röntgenfoto’s. Daarnaast vindt ook het meer gangbare microscooponderzoek plaats naar pigmenten en schildertechniek. Uitleg is te vinden op de website van het project.

Dit onderzoek vindt plaats in en met medewerking van de musea waar de werken van Bosch zich bevinden en gaat soms gepaard met conservering of restauratie van de betreffende werken. Dat is allemaal mooi en uiterst nuttig, maar wie lift hier mee met wie?

 

Low budget

Dat de gemeente ’s-Hertogenbosch veel geld stopt in de stedelijke manifestatie is haar goed recht. De kost gaat voor de baat uit, redeneert het gemeentebestuur en als de inwoners dat te optimistisch vinden – of liever gewoon de muziekschool en de bibliotheekfilialen hadden behouden – dan hadden zij bij de gemeenteraadsverkiezingen hun stem kunnen doen gelden. Dat het onderzoeksproject in Nijmegen wetenschappelijk nut heeft, zal ook best. Al valt nog te bezien of dat nut zo groot is als de pr-machine ons doet geloven. Maar dat er geld, veel geld, van gemeente en provincie naar dit project gaat – terwijl het onderzoek niet bepaald low budget wordt uitgevoerd – daar kan de burger zich terecht van afvragen of dat op zijn plaats is.

Gemeentes en ook de provincie die enerzijds bulken van het geld, maar anderzijds hard snijden in budgetten voor cultuur, cultuureducatie en het behoud van erfgoed, zijn er niet direct om op deze manier wetenschappelijk onderzoek te financieren. Daar zijn andere potjes voor. Ook die worden weliswaar op schrikbarende wijze gekort en afgeknepen. Maar het is de vraag of dat probleem wordt weggenomen door gemeenschapsgeld te fourneren voor dure dienstreizen om schilderijen te gaan fotograferen.

Bovendien ligt de laatste grote Bosch blockbuster nog vers in het geheugen. Die vond plaats in Rotterdam in 2001 en ook toen woedden er al hevige discussies of het verantwoord was de kwetsbare werken te laten reizen. Die vraag staat uiteraard nog steeds en harde toezeggingen voor bruiklenen lijken er dan ook nog maar weinig te zijn. Ook voegden de publicaties die bij die tentoonstelling verschenen niet bijster veel nieuws toe aan de Bosch-kunde en is het de vraag of er nu wel veel nieuws valt te melden. Maar misschien valt er op dit punt fors te bezuinigen, want de ultieme catalogus van het werk van Jeroen Bosch lijkt zojuist verschenen. Die kan dus ook in 2016 bij de tentoonstelling in het Noordbrabants Museum uitstekend dienst doen.

 

 

Jeroen Bosch, detail uit het middenpaneel van de Verzoeking van de Heilige Antonius. Olie op paneel, c. 1502. Lissabon, Museu Nacional de Arte Antiga. foto Taschen

 

 

Overdreven

Die catalogus – ‘De verzamelde werken’ – is een uitgave van Taschen en werd samengesteld en geschreven door Stefan Fischer. Fischer promoveerde in 2007 in Bonn op een proefschrift met de titel Hieronymus Bosch: Malerei als Vision, Lehrbild und Kunstwerk (uitgegeven Keulen 2009). Het huidige boek kan worden gezien als een uitwerking daarvan voor een breder publiek. De taak die Fischer zich vooral zag gesteld, was het methodisch vaststellen welke werken nu echt aan Bosch kunnen worden toegeschreven, welke aan zijn atelier, welke aan navolgers en welke helemaal als Bosch dienen te worden afgeschreven zoals bijvoorbeeld de Kruisdraging in het Museum voor Schone Kunsten in Gent.

Uitgever Taschen, grootleverancier van kwaliteitsboeken voor het modern antiquariaat, pakt met dit boek uit in volle exuberantie die hem en zijn naasten (Taschen is een familiebedrijf) eigen is. Het boek meet veertig bij dertig centimeter en wordt geleverd in een fraai bedrukt kartonnen koffertje met plastic handvat. Het stofomslag laat zich uitvouwen tot een poster en het boek opent met twee uitslaande pagina’s waarin we à la Monty Python onder bazuinende engelen lezen”TASCHEN / presents its production of’. Wie vervolgens de beide pagina’s openklapt, leest in gotische koeienletters ‘Jheronimus Bosch’ met daaronder ‘Directed and produced by Benedikt Taschen’, alsof we een film gaan zien. Hierna volgt dan een ‘echte’ titelpagina met de boektitel, de naam van Stefan Fischer en nogmaals de uitgever. Overdreven? Natuurlijk, maar dan wel geheel in de vorm van overdrijving die zowel Bosch als Taschen eigen is.

 

Atelier

Onder dit schreeuwerige begin schuilt echter wel degelijk een serieuze kunsthistorische studie met hoofdstukken over leven en werk van Jeroen Bosch, een beschouwing over de betekenis daarvan, catalogi van schilderijen en tekeningen, historische bronnen, een bibliografie en een nuttig register. Het functioneren van het atelier in ’s-Hertogenbosch is een belangrijk thema in Fischers onderzoek en in zijn nabeschouwing stelt hij dat dit voorlopig ook een belangrijk en vruchtbaar onderzoeksgebied blijft. Hij plaatst Bosch in de traditie van morele satire die in zijn tijd bloeide. Fischer noemt daarvan enkele voorbeelden waaronder ook François Rabelais, maar opmerkelijk genoeg niet Erasmus’ Lof der zotheid. In zijn catalogus komt Fischer uit op twintig schilderijen van Bosch, negen schilderijen uit het atelier of van (directe) navolgers, plus een zestal tekeningen (plus nog eens vijf van navolgers).

Een verdienste van Fischer is ook dat zijn tekst ondanks de hoge informatie-dichtheid zeer leesbaar is. Voor deze bespreking zag ik de Engelstalige versie van het boek – de Nederlandse verschijnt in juni – maar laten we hopen dat de Nederlandse vertaling daarvoor niet onderdoet. Het formaat van het boek leent zich niet voor een gemakkelijke leunstoel, maar aan de tekst hoeft het niet te liggen dat het in dit kunstboek niet blijft bij bladeren en plaatjes kijken.

Maar deze beschrijving van de inhoud doet het boek tekort. Niet alleen de gedegen tekst van Fischer, maar juist ook de zeer vele illustraties op groot formaat maken dit boek een bijzondere aanwinst in de Bosch-bibliotheek. Werken – ook die van andere meesters ter vergelijking – zijn in hun geheel afgebeeld, maar daarnaast bevat het boek vooral detailfoto’s die het mogelijk maken om elk muisje, elke worm, elk plantje en elk gezicht in detail te bekijken. ‘Een lust voor het oog’ is in dit geval een understatement. Daar komt bij dat het boek na de openingspagina nog een grote uitvouwposter bevat waarmee het drieluik van de Tuin der Lusten in volle glorie kan worden bekeken.

Het boek is niet echt goedkoop, maar voor een gemeente en een provincie die zoveel geld in Jeroen Bosch pompen, zou ik toch willen vragen: strijk eens over uw hart en doe elke school in Noord-Brabant een exemplaar van dit boek cadeau. Noem het geen cultuureducatie, maar Bosch-promotie, dan moet het mogelijk zijn.