HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - december 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Frans Godfroy, Paul Kuypers & Rob Vermijs, 1969 Opstand in het Zuiden. Utrecht: Uitgeverij IJzer 2013, 560 pp., ISBN 978-90-8684-100-4, pb., € 29,95.

www.uitgeverij-ijzer.nl

Lou Keune: www.loukeune.nl

© Brabant Cultureel / Brabant Literair – december 2013

1969 – Opstand in het Zuiden

 

‘Revolutie moet er wezen, Revolutie moet er zijn, Staatsgevaarlijk zullen wij wezen, Staatsgevaarlijk zullen wij zijn!’ Zo begon het lijflied van de studiegroep De Tribune van het Tilburgs Studentencorps St. Olof al in de jaren ’50. En de revolutie kwam er.

 

door Lou Keune

 

Op 28 april 1969 namen studenten van de toenmalige Katholieke Hogeschool Tilburg (nu Tilburg University) de telefooncentrale over. Dat was het begin van de overname van het hoofdgebouw van de hogeschool. Die zou tot en met 6 mei duren. Daarmee was de eerste bezetting van een Nederlandse universitaire instelling een feit. Over en naar aanleiding van dit voor veel oud-studenten heugelijke feit is een lijvig boekwerk verschenen. 560 pagina’s lang, onchristelijk lang, en dat over een nog steeds katholieke instelling. Daarover alleen?

 

 

De bezetting van de telefooncentrale. foto Rien Siers

 

De feiten zijn duidelijk: op die ene dag begon de bezetting, op die andere werd ze opgeheven. Daarmee is die geschiedenis niet verteld. Wat toen gebeurde was onderdeel van een breder proces, de modernisering van Brabant. Die modernisering was al ver ontwikkeld op economisch gebied. Maar op andere gebieden als cultuur en religie, politiek en seksualiteit, bleef Brabant achter bij de rest van Nederland.

Dat wil zeggen, het Brabant van de ouderen. Want de jeugd was al aangestoken door het virus van de nieuwe tijd, er deed zich een nieuw generatieconflict voor dat tot uitbarsting moest komen. En daarvan was deze bezetting een uiting. Het oude Brabant was nog regentesk, corporatistisch volgens de auteurs, met ‘harmonie’ en ‘samenhang’ als onderliggende principes. En een haast totale overheersing door de Katholieke Kerk en de Katholieke VolksPartij (KVP). Maar dan niet meer over de economie, er was sprake van een vacuüm tussen economie en politiek. In dat vacuüm sprongen de studenten, zou je kunnen zeggen.

 

Posjet

Dit prachtige boek geeft van die eruptie van energie een helder beeld. Zichtbaar wordt hoe aan de Hogeschool al meer onrustigheden plaatsvonden. Vele daarvan vonden hun oorsprong en/of podium in het aan de Hogeschool gelieerde jongerencentrum Posjet. Daar broeide het, daar werd het feest van de ontdekking van nieuwe muziek en andere manieren van praten en met elkaar omgaan, gevierd. Daar werden de rechten van studenten besproken, het was de tijd van de oprichting van de Studenten Vakbeweging, de SVB.

 

 

Jongerencentrum Posjet aan de Academielaan in Tilburg. foto Rien Siers

 

In Posjet vonden ook jongeren uit de stad en kunstenaars een plek waar zij aan dat nieuwe leven konden deelnemen en zich konden laten inspireren. Mij is pas bij lezing van dit boek duidelijk geworden hoezeer een dergelijk centrum van vernieuwing de hele omgeving kon beïnvloeden. Posjet stond daarin niet alleen, in meer steden kon men vergelijkbare ontmoetingsplekken vinden, bijvoorbeeld de Effenaar in Eindhoven. En al die centra stonden in contact met de andere plekken van vernieuwing, zoals de Provobeweging in Amsterdam, en de Noordamerikaanse protestmuziek.

De jeugd van Tilburg, en zeker de studenten van de Hogeschool, kenden de protesten tegen de gruwelen van de Vietnam-oorlog, wisten van de Wereldhandelsconferentie waar pogingen werden gedaan om tot eerlijker mondiale verhoudingen te komen. Zij voelden hoezeer de kerkelijke gezagsverhoudingen uit de tijd raakten. En wisten ook dat seksualiteit een feest kon zijn, in plaats van een bezoeking. Kortom, deze roerige universitaire periode ging over veel meer dan alleen de universitaire verhoudingen.

 

Corporatisme

Maar het ging zeker ook, allereerst over die universiteit, toen nog Hogeschool geheten. Daar ook heerste de corporatistische tijd, met verregaande versmeltingen van universitaire autoriteiten met Brabantse politieke, economische en kerkelijke gezagsdragers. Aan de Hogeschool was lang alleen economie onderwezen, maar dan met een duidelijk thomistische oriëntatie, gebaseerd op het gedachtegoed van Thomas van Aquino (1225-1274).

Ook de studenten waren lang opgenomen in die corporatistische sfeer, met voorop het studentencorps St. Olof. Studenten droegen een jacket als zij tentamen of examen gingen doen. Maar steeds meer studenten voelden zich halverwege de jaren zestig niet meer thuis in deze eigenlijk overleefde verhoudingen. Althans, dat is grof samengevat de visie van de auteurs van dit boek. Het is de vraag in hoeverre hierbij een wat achterhaalde dichotomie leidraad is geweest, die van de jaren vijftig tegenover de jaren zestig. Bijvoorbeeld konden de studenten in de jaren vijftig al kennis maken met de filosofen van het existentialisme, dankzij hoogleraar Plattel. En in diezelfde jaren vijftig zongen leden van de studie- en debating club De Tribune (onderdeel van Olof) bovenstaand ‘revolutionair’ lied aan het begin van soms hoog oplopende discussies.

Deze kanttekening moet niet als een wezenlijk kritiekpunt op dit boek worden opgevat. Want het is werkelijk een uitstekende studie over een betrekkelijk korte periode, gebaseerd op uitgebreid bronnenonderzoek, op uitvoerige interviews met spelers van toen, en onderbouwd door een grondig onderzoek naar de sociale, politieke en wijsgerige grondslagen van al die veranderingen waaraan ook de Tilburgse studenten deelnamen.

Het is ook een prima antwoord op de beruchte publicatie van Johan de Vries over diezelfde periode, verricht in opdracht van het bestuur van de Hogeschool. Het doet denken aan een van de vele discussies en vernieuwingen in die tijd, die over de methode van historisch onderzoek. Er ontstond een brede en diepgaande kritiek op wat genoemd werd ‘de geschiedenis van de bazen’ of ook wel eens ‘de geschiedenis van boven’ (een mooie woordspeling, de toenmalige voorzitter van het curatorium van de Hogeschool heette Van Boven). Daartegenover ontstond ‘de geschiedenis van het volk’. Daarbij werd veel onderzoek gedaan via open interviews (oral history) met ‘gewone’ mensen, in Tilburg met textielarbeiders. Dit boek is duidelijk gemaakt vanuit de visie en ervaringen van het gewone volk. Althans het gewone volk van de universiteit van toen, de studenten.

 

 

Studentenprotest. foto Rien Siers

 

 

Medebeslissingsrecht

Het was een activistische periode. Al maanden vóór de eigenlijke bezetting broeide het. Dit boek laat daar veel voorbeelden van zien. Zoals felle protesten tegen een tentoonstelling van en over de NATO. Of een veel rumoer veroorzakende tentoonstelling annex discussies onder de benaming Sekspol: ook het persoonlijke is politiek.

Er vonden ook massadiscussies plaats in een uitpuilende aula die deden denken aan de uit de VS overgewaaide teach-ins. Daarin ging het veel over de bestuurlijke verhoudingen aan de universiteit, maar ook over de wetenschapsbeoefening (waardevrij?) en de vermenging van de universiteit met de economische en politieke machthebbers. Het parool ‘medebeslissingsrecht van alle geledingen op alle niveaus’ werd breed ondersteund.

 

 

Breed gevoerd debat. foto Rien Siers

 

De bezetting was veeleer een cumulatie van al die activiteiten. En tegelijkertijd was het een vertrekpunt voor veel veranderingen, in en buiten de universiteit. Veel studenten raakten betrokken in de ontwikkelingen in de stad Tilburg. Zij hebben textielarbeiders met onderzoek ondersteund in hun verzet tegen de fabriekssluitingen, hebben bewoners van volksbuurten geholpen in hun verzet tegen de sloopplannen van burgermeester ‘Kees de sloper’ Becht. Nogal wat studenten hebben in de stad mensen juridisch geholpen vanuit de Juridische EHBO.

Ook werd deelgenomen aan vele sociale en culturele activiteiten, en aan bewustwordingswerk op gebieden van mondiale ongelijkheid en onderdrukking. Bij dit laatste moet worden opgemerkt dat het boek ten onrechte suggereert dat het verdwijnen van de Tilburgse textielindustrie goed was voor ontwikkelingslanden. Niets is minder waar. Wel werd dat argument destijds door burgermeester Becht gebruikt om het verzet van de textielarbeiders te breken. Hoe dan ook, maatschappelijke verantwoordelijkheid stond bij veel studenten hoog in het vaandel.

 

Revolte

Was het nou een revolutie of niet? Bovenstaand Tilburgs studentenlied zou dat eerste kunnen suggereren. Maar ja, dat was een lied uit de jaren vijftig van de vorige eeuw en behoorde niet tot het opstandig repertoire van de jaren zestig. De auteurs zijn er duidelijk over: het was geen revolutie maar een revolte, een opstand. En dan vooral een prise de parole, geen prise de pouvoir, uitdrukkingen ontleend aan het Franse debat van filosofen en anderen over de jaren zestig.

 

 

De Duitse studentenleider Rudi Dutschke kwam in 1976 terug naar de Tilburgse hogeschool om de campagne voor invoering van het vak Politieke Economie kracht bij te zetten. foto Rien Siers
 

Er veranderde wel veel, zeker ook aan de Hogeschool. Maar eigenlijk werden het gedachtegoed van de studentenbeweging, en ook haar energie, opgenomen in een verdergaande modernisering van de universiteit. Studenten kregen een belangrijke plek in wat de ‘radenuniversiteit’ werd genoemd, met bestuurlijke raden op allerlei niveaus, waaronder universiteitsraden en faculteitsraden. De bevoegdheden van die raden zijn allengs uitgehold. Tegelijkertijd werd de universiteit op de leest van het rationele bestuur geschoeid, bedrijfsmatig en technocratisch geleid. De wetenschapsbenadering van het neopostivisme is gaan overheersen, de illusie van de waardevrijheid domineert het wetenschappelijk werk.

Als dat allemaal wordt meegenomen, zou je kunnen stellen dat de studentenbeweging het pleit heeft verloren. Ook door diverse ontwikkelingen binnen de beweging, deelgroeperingen die zich verloren in schematische en dwangmatige opvattingen en praktijken van (verondersteld) marxistisch snit. De strijd verloren, is dat erg? De auteurs vinden duidelijk van niet. Stel je eens voor dat de studenten inderdaad de macht over de universiteit hadden overgenomen, wat zou daarvan zijn geworden? De auteurs durven daar zelf niet verder over te speculeren.

 

Événement

Dat wil dan niet zeggen dat je op dezelfde neerbuigende manier op deze periode moet terugkijken als bijvoorbeeld Johan de Vries met zijn ‘geschiedschrijving’ heeft gedaan. Integendeel, het was een rijke periode. Het ging ergens over, over zeer belangwekkende zaken als de plaats en wijze van wetenschapsbeoefening en over maatschappelijke verantwoordelijkheid. En dat met grote ernst, moed, en een volledige inzet van nogal wat mensen.

Met de bezetting en alles daarom heen hebben de studenten van toen gezorgd voor wat de auteurs in navolging van Franse auteurs een événement noemen, een gebeurtenis die ingrijpend was voor de maatschappelijke verhoudingen, maar dan wel zonder een programma voor hoe het verder moest. Dat laatste maakt het niet minder belangrijk. Het was ook voor velen een vreugdevolle en hartstochtelijke periode, en leverde ervaringen op die ingrijpend waren. Dat bleek ook op de avond dat dit boek werd gepresenteerd. Daar hing een sfeer van ‘weet je nog?’ met een zeker heimwee naar de dromen van toen, tevredenheid over wat toen tot stand werd gebracht.

 

 

Karl Marx Universiteit. foto Rien Siers

 

De auteurs van dit boek maken ook duidelijk dat spontaniteit natuurlijk een belangrijke rol speelde in al die gebeurtenissen, maar dat daarbij ook goed werd nagedacht en acties werden voorbereid. Bekend voorbeeld is dat de Hogeschool in die tijd werd verrijkt met het opschrift ‘Karl Marx Universiteit’. Het boek beschrijft die actie in detail, ook de zorgvuldige voorbereiding. Ook de bezetting zelf en de wijze van beheren door studenten van het Hogeschoolgebouw en zijn installaties lieten grote bekwaamheden zien. Niet voor niets vroeg een directeur van Shell, tevens lid van het curatorium van de Hogeschool, achteraf naar de namen van studentenleiders. Want die kon Shell goed gebruiken.

Het was ook een leuke periode, er was veel plezier, dat maakt dit boek wel duidelijk. Wat onderbelicht blijft is dat dergelijke omwentelingen ook repercussies hebben voor mensen. Nogal wat leden van de wetenschappelijke staf hebben in die dagen en daarna persoonlijk represailles moeten ervaren. En vanaf die tijd (nu nog?) werd de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD, nu de AIVD) actief binnen de universiteit. Dergelijke ondernemingen zijn niet vrijblijvend, het gaat om ernstige zaken. Nu was ernst de studenten in die dagen niet vreemd. Maar er was ook een zekere onschuld over de mogelijke gevolgen van al die acties.

 

Pleidooi

De auteurs pleiten in en met dit boek voor een hernieuwd en serieus onderzoek over de jaren zestig. Huns inziens is dat nauwelijks gedaan. En dat terwijl in allerlei fora met soms minachting, in ieder geval met afwijzing wordt teruggeblikt op die dagen en op de babyboomers. En dat zonder verantwoorde onderbouwing, met veel kretologie.

Goed onderzoek is nodig, niet alleen om de geschiedenis recht te doen. Ook omdat er veel van te leren valt. Want wat is er overgebleven van al die vernieuwingen aan de universiteit? De auteurs zijn daar negatief over. Universiteiten worden door nieuwe regenten geleid, modern maar toch regent. ‘Onder de schijn van gelijkheid heeft zich een nieuwe bestuurlijke en wetenschappelijke oligarchie gevormd die (...) een gereviseerd corporatisme in ere heeft hersteld.’

Het vaandel van de waardevrijheid is zeer ten onrechte hoog gehesen. En dat terwijl de samenleving in een diepgaande maatschappelijke crisis verkeert, een crisis die opnieuw fundamentele antagonismen bloot legt. Het boek is een doorwrocht pleidooi voor het opnieuw onderzoeken en veranderen van deze samenleving.

 

Naschrift: Op de avond van de presentatie van dit boek werd een verdergaande betrokkenheid van de universiteit op de stad Tilburg bepleit. Is dat verstandig? Ervaringen uit het verleden bieden natuurlijk geen garanties voor de toekomst. Maar toch twee voorbeelden van hoe zo iets averechts kan werken. De sloopplannen destijds van burgermeester Becht werden mede geschraagd door een rapport van hoogleraar De Moor over de stad van de toekomst, uitgaande van functionalistische opvattingen van Noordamerikaanse stadssociologen. En de afbraak van de Tilburgse textielindustrie is geholpen door adviezen van Tilburgse economen over hoe het best geld te onttrekken aan de fabrieken, met vele duizenden werklozen tot gevolg.