HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - oktober-november 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

‘Schijn bedriegt. Trompe l’oeil en de kunst van illusie’, t/m 26 januari in het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch.

 

Paul Huys-Janssen & Sanne ten Brink, Schijn bedriegt. Trompe l’oeil en de kunst van illusie. ’s-Hertogenbosch: Noordbrabants Museum / Eindhoven: Lecturis 2013, 124 pp., ISBN 978-94-6226-022-1, pb., € 24,95.

 

www.hetnoordbrabantsmuseum.nl

www.youtube.com/watch?v=QMtasgJelR8

www.wikipedia.org/wiki/Ames-kamer (met filmpje)

www.optischefenomenen.nl

  

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – november 2013

 

MEER SLIM BEDROG UIT 'SCHIJN BEDRIEGT' - KLIK AFBEELDINGEN

 

Melchior d’Hondecoeter

Houten bord met dode lijsters, ca. 1670

Olieverf op doek

Aken, Suermondt-Ludwig-Museum

Matthijs Röling

Lente, 1975

Doek, 90 x 80 cm

ING Collectie

Ton de Laat

Pakketpost, 1986

Aquarel op papier, 65 x 50 cm

ING Collectie

Cornelis Gijsbrechts

Trompe-l’oeil met een geopende muurkast, ca. 1665

Olieverf op doek

Oelde/Berlijn, collectie SØR Rusche

Edwaert Collier

Brievenbord (Quodlibet), 1706

Olieverf op doek

Oelde/Berlijn, collectie SØR Rusche

Louis de Grave

Proefstuk, 1795

Olieverf op paneel

Brugge, Stedelijke Musea

Ton de Laat

Livre IX, 1987

Aquarel, 67 x 54 cm

Assen, Drents Museum

Kees Gerritse

Pakketpost, 1977

Olieverf op doek, 100 x 120 cm

ING Collectie

 

Slim bedrog in het Noordbrabants Museum

 

Gezichtsbedrog fascineert en dat is in de beeldende kunst niet anders dan op de kermis. Bovendien is schilderkunst gezichtsbedrog. Het schilderij is nooit wat het lijkt te zijn. Met een expositie over dit thema bedient het Noordbrabants Museum een breed publiek.

 

door Lauran Toorians

 

Al zo lang als de beeldende kunst (de schilderkunst voorop) bestaat, spiegelt zij de kijker een bedrog voor. ‘Dit is geen pijp’, schreef Magritte onder de afbeelding van een pijp. En gelijk had hij. De afbeelding is een afbeelding, niet het ding zelf, net zoals een landkaart het landschap niet is. Altijd zijn er ook schilders geweest die dit bedrog een stapje verder doorvoerden en de kijker opzettelijk op het verkeerde been zetten. Een lijst of een gordijntje dat echt lijkt te zijn, maar het niet is. Een vlieg of een vlinder die zich niet laat wegwuiven of een deurtje dat op een kier lijkt te staan, maar bij nadere beschouwing niet eens een deurtje blijkt te zijn.

 

 

Jacob Biltius (1633-1681). Detail uit Jachtstilleven, 1665. Olieverf op doek. Amsterdam, kunsthandel P. de Boer

 

 

Bedriegertjes

Voor dit soort bravourestukjes kent de kunstgeschiedenis de naam trompe-l’oeil. Dat is mooi Frans voor ‘gezichtsbedrog’, en de kunstenaar liet ermee zien hoe ‘echt’ hij kan schilderen en hoe hij een grapje uithaalt met zijn publiek. Vervolgens deed de eigenaar van het werkje hetzelfde met zijn kunstminnende vrienden. Vanaf de renaissance tot ver in de negentiende eeuw paste dit soort vermaak uitstekend in de context van rariteitenkabinetten en het doen van allerlei natuurkundige en scheikundige proefjes. Waarbij ook lenzen, prisma’s en spiegels een belangrijke rol speelden.

In het Nederlands werden deze schilderijen ook wel bedriegertjes genoemd. Dat is een ruimer begrip dat we bijvoorbeeld ook kennen van mooie tegelvloeren die bij betreden plotseling een fontein blijken te zijn. Nu vinden we dat flauw, maar ooit was dit hoogstaand vermaak voor deftige dames en heren.

 

 

Martin Cerulli, Trompe-l’oeil uit serie van acht, 1762. Pen en inkt, aquarel en gouache op papier, elk 25,5 x 30 cm. Particuliere collectie. foto NBM

 

Bijzonder hoog heeft de kunstgeschiedenis het genre van de trompe-l’oeil nooit geschat. Het valt in de categorie van rariteiten als de fruit- en groenteportretten van Arcimboldo of de schilderijtjes van exotische klederdrachten of mismaakte mensen die ook tot het rariteitenkabinet behoorden. Bij gebrek aan echt. Onder het brede publiek is dit anders en hoewel niet veel, zijn er ook kunstverzamelaars die zich specifiek op dit genre toeleggen. Het is een handjevol van dergelijke verzamelaars dat nu in het Noordbrabants Museum zijn collecties tentoonstelt, of in elk geval de aanzet gaf en de ‘bulk’ levert voor een tentoonstelling over dit fenomeen.

 

 

Edwaert Collier, Erasmus van Rotterdam, 1690/1700. Olieverf op doek. Oelde/Berlijn, collectie SØR Rusche. foto NBM

 

Een reden om deze tentoonstelling nu juist in een Noordbrabants museum te maken, ligt ook in het feit dat een in Breda geboren schilder in de achttiende eeuw naam maakte als maker van trompe-l’oeils. Veel meer dan geboren in Breda is deze Edwaert Collier niet. Hij werd er gedoopt op 26 januari 1642, maar genoot zijn opleiding in Haarlem, werkte in Leiden en Amsterdam en vertrok in 1693 naar Londen waar hij op 9 september 1708 werd begraven. Die Londense periode werd onderbroken door nog enkele jaren in Leiden, maar Breda lijkt hem nooit meer te hebben teruggezien. Twee van zijn werken zijn nu in de tentoonstelling te zien.

 

Educatie

De tentoonstelling steunt op drie pijlers. Als eerste zijn dat de oude meesters van vooral de zeventiende en de achttiende eeuw uit de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden – daar lag de bloei van het trompe l’oeil – en de uitstraling daarvan naar de omringende landen. De tweede pijler is de moderne kunst waarin een aantal jonge schilders teruggrijpt op deze traditie en er een eigen invulling aan geeft. De variatie daarin is groot, van hyperrealisme met een ‘draai’ – met wat mij betreft Christine Erhards ‘Unterführung/Underpass’ met het perfecte huwelijk tussen een viaduct en een bureau als hoogtepunt – tot performance-achtige tekeningen met stoepkrijt of in het natte zand op het strand.

 

 

Christine Erhard, Unterfuhrung / Underpass, 2006. C-print, 97 x 120 cm. ING Collectie. foto NBM

 

De ‘onmogelijke figuren’ van Escher zijn vooral in dit moderne werk nooit ver weg, soms zelfs als een letterlijk, maar minder geslaagd, beeldcitaat door Hans Deuss. Toch is er geen enkele Escher in de expositie opgenomen. Enerzijds is dat verstandig, omdat deze grootmeester van het gezichtsbedrog anders alle aandacht meteen naar zich toe zou trekken. Maar anderzijds blijft daarmee de kans onbenut om de meester en zijn navolgers met elkaar te confronteren. Bovendien is het excuus dat in het geheel geen grafiek in de tentoonstelling is opgenomen wat zwak. Er zijn wel enkele andere niet-schilderijen aanwezig en bovendien is het eigen aan het genre dat het dergelijke kaders doorbreekt.

 

 

Hans Deuss, Continuïteit, 1994. Olieverf op paneel, 54 x 54 cm. ING Collectie foto NBM

 

Als derde pijler onder de expositie is er de educatie. Die richt zich deels op kinderen voor wie deze tentoonstelling bijzonder geschikt is. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en laten zich gemakkelijk uitdagen tot visuele spelletjes. En als dat een ingang biedt tot het kijken naar kunst is dat natuurlijk mooi meegenomen. De geboden informatie is ook voor volwassenen informatief en dat begint al met de korte animatiefilm aan het begin van de tentoonstelling.

 

 

Nico Laan, Below sea level, 2009. Print, 65 x 50 cm. Collectie kunstnaar. foto NBM

 

 

Ames-kamer

Een publiekstrekker is ook de nagebouwde Ames-kamer, genoemd naar de Amerikaanse oogheelkundige Adelbert Ames. Het is een kamer die het oog waarneemt als een kubus, maar die in werkelijkheid in alle richtingen schuin is. Wanneer iemand in zo’n kamer heen en weer loopt, ziet een toeschouwer van buiten de kamer deze persoon groter of kleiner worden, naargelang diens positie in de kamer. Wie problemen heeft met zijn of haar lengte (of het gebrek daaraan) kan dat nu dus in het Noordbrabants Museum tijdelijk verhelpen. Als u gaat kijken, struikel dan niet in het gat in de vloer.