HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - oktober 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

 

Esther Porcelijn, De keren dat ik verwaai. Tilburg: teleXpress 2013, 48 pp., ISBN 978-90-76937-44-1, pb., € 15,00.

 

www.telexpress.nl

www.estherporcelijn.nl 

  

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – oktober 2013

Mooie debuutbundel van Esther Porcelijn

 

Nadat zij twee jaar stadsdichter van Tilburg is geweest, verscheen nu ook de debuutbundel van Esther Porcelijn. Het is een gelaagde bundel waarin ook de filosofe Porcelijn niet ontbreekt.

 

door Lauran Toorians

 

Toen Esther Porcelijn (Amsterdam 1985) enkele jaren geleden in Tilburg opdook als student filosofie aan de universiteit in die stad, viel zij in het culturele wereldje al snel op. Ze had eerder in Maastricht enkele jaren toneelacademie gedaan, werkte als actrice en theatermaker en bleek dichterlijke aspiraties te hebben die snel op hun waarde werden geschat. Zo’n klein, beweeglijk en behoorlijk zelfverzekerd meisje dat goede gedichten schrijft en die ook nog eens kan voordragen, daar vielen de grote Tilburgse dichters voor als een blok. Maar er was wel degelijk ook al snel de erkenning dat hier een echt talent was opgestaan.

 

Verhuizing

Ondanks dat ze op dat moment nog niet eens de Tilburg woonde, werd zij voorgedragen als de nieuwe stadsdichter, een functie die zij van augustus 2011 tot augustus 2013 met verve heeft vervuld. Als entree en naar aanleiding van haar verhuizing naar Tilburg schreef ze het gedicht ‘In Breda en in Tilburg’ dat in 2011 verscheen in Brabant Literair (Klik hier) en dat uitstekend de sfeer van beide steden weet te raken.

Nu, net na de afronding van haar periode als stadsdichter verscheen haar debuutbundel De keren dat ik verwaai. Naast een aantal van de voor Tilburg geschreven gedichten (en ‘In Breda en in Tilburg’) zijn hierin ook andere gedichten en enkele korte, poëtische prozastukken opgenomen. Meer nog dan de eerder her en der verschenen gedichten en de goede performances – wat verwacht je anders van een actrice – bewijst deze bundel dat Esther Eva Porcelijn een serieus te nemen dichter met een eigen geluid is.

 

Woordendiarree

Erg vormvast zijn de gedichten niet. Vaak, maar lang niet altijd is er rijm en zeker wanneer de gedichten hardop worden gelezen, blijkt hoe trefzeker hun ritme is. Het rijm, waar aanwezig, is vaak nogal vrij (kiept rijmt op niet) of het verliest zich na drie strofen in een lange zin die drie regels vult. Dat gebeurt in ‘De superstorm’ dat daarmee oogt als een onafgewerkt sonnet, terwijl de woordendiarree waarmee het gedicht eindigt, wel degelijk doordacht aansluit bij de inhoud van het gedicht.

In het gedicht ‘Engel verstopt’ – een ode aan een werk van Rob Birza in De Pont – is het rijm dan weer zo dwangmatig (en de regelval onregelmatig) dat ik hoop dat ook dit een expres gekozen stijlfiguur is. Als Sinterklaasrijm kan het mij niet echt bekoren.

Dat Porcelijn ook filosoof is, ligt er in de gedichten niet duimendik bovenop, maar het speelt wel degelijk een rol. De werkelijkheid is in deze gedichten niet wat hij lijkt, het droste-effect wordt enkele keren expliciet genoemd en empathie en de onmogelijkheid daarvan (het menselijk tekort), speelt in vrijwel elk van de gedichten een rol. Porcelijn blijkt dan ineens een stuk breekbaarder dan de kleine actrice, die iedereen wel eens een lesje zal leren.

 

Als ik nou eens twee meter lang zou zijn

Dan zou ik mijn hoofd tenminste eens stoten

En ineens minder slim zijn

Hersencellen enzo

 

Na deze eerste strofe van het gedicht ‘Twee meter’ volgen er nog zes met een aaneenrijgen van valse aannames en onjuiste conclusies. Wie minder slim is, kan ‘tenminste over koetjes en kalfjes (...) praten / En ineens vrienden hebben’. Er zou geld en macht in het verschiet liggen, maar het gedicht eindigt met een doodswens. Als hier de filosofe aan het woord is, die de oppervlakkigheid om haar heen beu is, dan spreekt uit dit gedicht een tristesse, die zij elders in de bundel goed in milde melancholie en ironie weet te verpakken. Zelfs het gedicht ‘Omdat het zo is’, dat een zelfde thematiek aansnijdt, eindigt milder met een berusting die niet louter passief is.

 

Gratie

De debuutbundel van Esther Porcelijn werd uitgegeven bij teleXpress in Tilburg, met illustraties en een omslagontwerp door Ivo van Leeuwen. Het is een mooi verzorgd boekwerkje, met als minpunt de vele zwarte pagina’s met witte tekst. Dat oogt redelijk gedateerd, leest niet prettig en bovendien is volstrekt onduidelijk waarom sommige gedichten in negatief zijn gedrukt en andere niet.

Ook verbazingwekkend was de presentatie van de bundel, samen met die van een theatertekst bij dezelfde uitgever. Die theatertekst – over Sartre en Camus die in de hel een zelfmoordterroriste ontmoeten – stond centraal en de paneldiscussie daarover domineerde de hele namiddag. Het leek alsof Esther Porcelijn in de voorgelezen fragmenten uit die theatertekst alleen maar mocht meedoen, omdat ze toevallig toch op het podium zat en ook nog eens actrice is. Tijdens de discussie zag ik haar regelmatig kijken alsof ze een intelligente opmerking wilde gaan maken – daar was behoefte aan – en dan toch besloot om dat maar achterwege te laten.

Bijna alsof het bij de gratie Gods was, mocht zij helemaal aan het eind van middag nog enkele gedichten voorlezen uit haar debuutbundel. Het was een beschamende vertoning. Zelf relativeerde zij dit uitstekend met het gedicht ‘Twee Ton afscheid’, geschreven als ‘speciaal bidprentje voor Ton de Witte (overl. 2012) en Ton Vermunt (overl. 2013)’:

 

In herinnering aan de doden

Blijft het eigen bestaan, met groot gemak,

Ons tot betekenis dwingen in alle geboden.

 

Ik dacht altijd dat mensen wisten wat ze deden

Tot ik een man in pak met een pedaalemmerzak

De poep van zijn bouvier zag kneden.

 

Zekerheid hebben we nooit gehad

We leven allemaal maar wat.