HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

62ste Jaargang - oktober 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

Kees Hermis, Wat bomen weten. Houwerzijl: Triona Pers 2013, 16 pp., € 11,00 (exclusief verzendkosten).

 

www.zolderman.nl/triona/poezie.html

www.cubra.nl/poezie/keeshermis/welcome.htm

 

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – oktober 2013

Tegen de ambachtelijkheid

 

Er zijn twee soorten kunstenaars: zij die het hebben moeten van het geïnspireerde moment en daartegenover de nijvere bijen die elke dag trouw naar het atelier gaan, daar hun lijntjes trekken of hun zinnetjes boetseren. De romantisch uitgelatene tegenover de ambachtsman. Kees Hermis, pseudoniem voor Kees Wisse (1941) is een specimen van de laatste soort.

 

door Camiel Hamans

 

Hermis, woonachtig in Sint-Oedenrode en naast dichter ook beeldhouwer, publiceerde zijn eerste bundel in 1977. Daarna volgden er meer dan vijftien en in 2003 zelfs een bloemlezing, Stuiflicht, uit zijn eerste 25 jaar poëzie. In talloze tijdschriften en bloemlezingen zijn verzen van Hermis opgenomen, hoewel enigszins verbazingwekkend niet in de dikke Komrij

Er is nu een nieuw bundeltje van Hermis verschenen met als titel Wat bomen weten, een uitgave van de Groningse margedrukker Dick Ronner, die onder de naam Triona Pers in kleine oplages prachtig verzorgde boekjes uitgeeft. Tien gedichten die op een of andere wijze over bomen gaan of daarmee van doen hebben, heeft Kees Hermis bijeengebracht in een omslag dat voorzien is van een toepasselijke bomenhoutsnede door de eveneens Groningse kunstenaar Reinier van den Berg.

 

Gewoon

In een essay over de poëzie van Kees Hermis (te lezen op www.cubra.nl) schrijft Reg ten Zijthoff dat ‘het dichterschap voor Hermis uitgroeide tot een onmisbaar deel van zichzelf. Bijzonder maar ook “gewoon” als het in- en uitademen zoals hij zelf zegt.’ Of eerder in hetzelfde stuk en iets cryptischer ‘Kees Hermis beweegt zich in de poëzie als reiziger naar en reflector van de realiteit zoals hij die ziet in wat hij “binnen en buitenwereld” noemt.’

Kortom: Hermis beschrijft een aspect van de werkelijkheid en brengt dat in relatie tot een gedachte, overweging of idee, zoals ook in deze bundel. Het openingsgedicht maakt dit meteen duidelijk.

 

Levenslicht

 

Holte in een boom –

dodencocon om stilte

heen gesponnen

 

Geen woord of stem raakt aan

wat er wordt uitgestorven,

onderhuids is begonnen

 

Groeikernen licht die ongedacht

naar buiten zullen breken,

zoals een nieuw gezicht van

 

Iemand die aan dood verloren

de nacht loslaat en zich hervindt,

opstaat, herboren

 

Dit is ontegenzeggelijk een knap gedicht. Een mooi beginbeeld, de holte in een boom, die aanleiding biedt tot een overpeinzing. Een beschrijvend gedicht dat voor meer staat, dat een extra laag biedt, die er ongeveer op neer komt dat afsterven niet de dood impliceert. Er is een nieuw begin mogelijk.

 

Dood

Eenzelfde sfeer van stilte en verlatenheid spreekt uit

 

Bekende onbekende

 

Geen wind. Tussen de bomen

de geluidloosheid van bomen

die wind hebben ingeslikt

 

Zo ademt een huis waar dood is komen

wonen. En dit moet gezegd:

 

Hij heeft feilloos zijn strik

in de tijd gezet, zonder overleg

op zijn moment leven genomen

 

IJswind, valwind, antagonist

die alleen doet waar hij goed in is

 

Ook in dit gedicht is de dood weer prominent aanwezig en het sprankje hoop dat het eerste vers bood is hier volledig afwezig. De dood komt wanneer hij wil, is de gedachte die gekoppeld wordt aan beschrijving van de windstilte tussen de bomen.

 

Interpunctie

Als gezegd, de verzen van Hermis zijn knap, hoewel er kritiek mogelijk is op zijn gebruik van leestekens en hoofdletters. Bekijken we bijvoorbeeld het eerste gedicht. Elke strofe begint met een hoofdletter, maar nergens is een punt te vinden.

Waar de zinnen ophouden, blijft zodoende in het vage en waarom, anders dan vanwege de fraaie grafische vorm, de strofen met een hoofdletter moeten beginnen is ook onduidelijk. Strofe drie en vier gaan in elkaar over via een zeer gewaagd enjambement, maar toch begint strofe vier met een kapitaal.

Regel vijf, zeven en negen eindigen met een komma. Soms is het duidelijk waarom: na regel negen volgt een opsomming en dus maakt ‘zich hervindt’ daar al deel vanuit. Maar in regel zeven is de komma voor wie zuinig wil zijn met leestekens volstrekt overbodig.

En als er komma’s, en zelfs een liggend streepje gebruikt worden, waarom dan nergens een punt. Ongetwijfeld betekent deze keuze voor een zeer beperkte interpunctie iets. Maar wat? Net zoals de nadruk die het zeer opvallende enjambement tussen ‘van’ en ‘Iemand’ een zekere betekenis moet hebben, maar wederom: welke?

 

Vakman

Dat is het, of beter mijn, probleem met de teksten van Hermis. Het zijn gedichten, dat staat buiten kijf. Ze zijn ook vakkundig gemaakt, zij het met enig feilen. Maar het waarom van zijn techniek, het waarom van zijn gedichten blijft onduidelijk. Bijna nergens spreekt een emotie, nergens een kreet van wanhoop, een zucht van vreugde of een eenvoudig grapje. Het is en blijft beschrijving, associatief verbonden met een overpeinzing, maar niet een die de lezer door elkaar schudt, wakker maakt of doet opspringen van plezier.

De noodzaak van deze verzen blijkt nergens.

Hermis is een vakman, die dagelijks zijn regels schrijft. Daar is niets tegen. In tegendeel. Een kunstenaar die zijn techniek bijhoudt, is slechts te prijzen. De vraag is echter of de lezer telkens geconfronteerd moet worden met deze voortdurende stroom. Die is meer gebaat bij de hoogtepunten. Slechts de allergrootste Messi-fan gaat dagelijks naar het trainingsveld. Alle anderen wachten tot hij zondags schittert. Hermis doet denken aan Achterberg, een groot compliment, maar tegelijkertijd ook een ernstig punt van kritiek: wie Achterbergs Verzamelde gedichten leest, denkt ook te vaak ‘goed vakwerk, maar bloedeloos’. Teveel en met te weinig zelfkritiek.