HOME CUBRA

INHOUD AUTEURS

Brabant Cultureel • Brabant Literair

Tijdschrift voor kunst, cultuur en literatuur

63ste Jaargang - juli 2013

 
HOME BC / BL Contact / Reageren Archief Brabant Cultureel Archief Brabant Literair
 
 

SS-koppelpassant, gevonden in Loon op Zand. foto Ellie van den Broek

 

Zie ook ‘De Fakkel’:

www.laurantoorians.com

www.laurantoorians.com/?page_id=28

www.laurantoorians.com/?page_id=193

www.laurantoorians.com/?page_id=215

 

©Brabant Cultureel / Brabant Literair – juli 2013

Analyse: Archeologie (vogel)vrij

 

Desinteresse, onachtzaamheid en een stuitend gebrek aan beroepseer doen de archeologie de das om. Ondanks een mooie Monumentenwet gaat een groot deel van ons erfgoed verloren, ook in Noord-Brabant. De gemeente Loon op Zand biedt als casus een voorbeeldige staalkaart van falen.

 

door Lauran Toorians

 

Lange tijd was het westen van Noord-Brabant een witte vlek op de archeologische kaart, maar sinds een decennium of twee weten we nu dat dit vooral kwam omdat er nooit goed was gekeken. Van de regio Eindhoven en de Kempen is al ruim een eeuw duidelijk dat dit een archeologisch rijk gebied is en ook Oss en de Maashorst tellen archeologisch internationaal mee.

Tegenwoordig is het vooral Midden-Brabant dat achterblijft als witte vlek. Nu Tilburg sinds enkele jaren beschikt over een actieve gemeentelijke archeoloog blijkt ook daar overduidelijk: goed kijken is vinden. Plotseling ‘regent’ het vindplaatsen uit de vroege en volle middeleeuwen. Zowel de Tilburgse binnenstad als de omgeving (Berkel-Enschot, Udenhout, Oisterwijk) blijkt een rijk bodemarchief te bezitten dat de geschiedenis van deze regio een heel stuk ‘langer’ maakt. Complexer en soms lastiger te begrijpen, maar beslist rijker en interessanter dan deze geschiedenis tot voor kort werd gevonden.

Het noordelijke deel van de gemeente Tilburg en ook de hele gemeente Loon op Zand is bovendien bijzonder rijk aan vindplaatsen uit de steentijd. Dit is al lang bekend en zeker sinds de Tweede Wereldoorlog is hier menige vindplaats ‘leeggehaald’ door over het algemeen goed bedoelende amateurs die er hun collecties mee vulden. Andere vindplaatsen, zoals Tilburg-Kraaiven, zijn tenminste gedeeltelijk wetenschappelijk onderzocht en behoren tot de grootste vondstconcentraties voor deze periode in de Nederlanden. Zijn we daar trots op? Ach, de Tilburgse ‘zoemsteen’ – het oudste muziekinstrument van Nederland – hangt nu in het Noordbrabants Museum, maar of iemand daar nou trots op is?

 

Malta

Archeologie heeft een vaste plaats in de Monumentenwet en is sinds de invoering van het Verdrag van Malta ook verankerd in de regelgeving voor de ruimtelijke ordening. Dit betekent dat er een paragraaf over archeologie en erfgoedwaarden in elk bestemmingsplan moet staan (en vaak blijft het daar letterlijk bij, een paragraaf, een alineaatje). Waar archeologische ‘waarden’ kunnen worden vermoed, moet onderzoek worden verricht voordat de bodem mag worden ‘geroerd’. Daar zijn bureautjes voor die elkaar hevig naar het leven staan en die met genoegen elke opdrachtgever zo goedkoop mogelijk een vrijstelling verlenen.

Is die constatering overdreven? Misschien. Er zijn wellicht nog enkele bona fide ondernemingen actief, maar archeologie bedrijven is al lang geen wetenschap meer en heeft dus ook al lang niet meer tot doel om de kennis van ons verleden te vermeerderen. Laat ik enkele voorbeelden geven uit Loon op Zand, de gemeente waar ik woon, waar ik het erfgoed redelijk goed ken (ik ben historicus en was enige tijd lid van de monumentencommissie) en waar de gemeente – college, raad en ambtenarenapparaat – uitgesproken anti-erfgoed zijn. Dat is wat wonderlijk voor een ‘toeristengemeente’, maar soit.

 

Het ‘Witte Kasteel’ in Loon op Zand. foto Lauran Toorians

 

Vervolgonderzoek

Het lijkt structureel dat bureaus die een onderzoek aannemen zich nooit lokaal oriënteren. Zij komen vaak niet uit de regio en het eerste rapport betreft zonder uitzondering een ‘bureauonderzoek’ waar hooguit een dagdeel werk in mag zitten. Op basis van Wikipedia, een topografische atlas of watwaswaar.nl en met wat geluk de website van de lokale heemkundekring, wordt dan een advies uitgebracht. Niet echt erg, want een slim bureau adviseert altijd vervolgonderzoek en dan komt er iemand met een grondboor, komen er eventueel ook nog proefsleuven en – maar dat liever niet, want duur – een echte opgraving.

Zo ging het in Loon op Zand bij de nieuwbouw op het zogenaamde Hollandiaterrein, dat zijn naam ontleent aan een voormalige looierij die daar was gevestigd. Dit terrein maakte in het verleden deel uit van het domein en later het park rond het kasteel, zodat er aan bewoningssporen weinig spectaculairs te verwachten viel.

In dit geval ging er een projectontwikkelaar bouwen en niet de gemeente zelf, en dus kwamen er toch proefsleuven. Dat hoefde de gemeente immers niet zelf te betalen en dan staat het goed. Met een gedetailleerde kaart uit ongeveer 1775 in de hand kon ik de opgravers er met enige moeite toe bewegen een laatste proefsleuf aan te leggen op een plek waar die kaart nogal raadselachtige, kleine gebouwen laat zien. En zowaar, op een kleine meter diepte kwamen enkele bakstenen vloertjes tevoorschijn. De ‘senior archeoloog’ krabde zich achter zijn oor, verklaarde niet te begrijpen wat hij zag, ‘maar het lijkt recent’, en registreerde op zijn horloge dat het tijd was om naar huis te gaan.

 

Schuttersputten

Uiteraard zijn die vloertjes netjes in het rapport opgenomen, maar zonder verdere vragen of zelfs maar een poging tot interpretatie. Wel met de beoordeling ‘recent’ en niet van enig belang. De Monumentenwet vindt alles wat ‘redelijkerwijs ouder is dan vijftig jaar’ van belang en deze vloertjes staan op een kaart die ruimschoots ouder is. Dus...? Niks. De sporen zijn weg en nooit meer te interpreteren. Nu staat er een wijkje waar Korrie Besems mooie foto’s van zou kunnen maken. Is dat erg? Ach, erger vond de gemeente dat het terrein later – tijdens de bouw – nog enkele zware vliegtuigbommen bleek te bevatten. Dat kostte de gemeente een boel geld.

Dom was de gang van zaken ook, want ‘iedereen’ in Loon op Zand weet dat hier in 1944 gedurende enkele dagen zware gevechten hebben plaatsgevonden. Bij latere werkzaamheden enkele tientallen meters verderop, werd dan ook wel een bedrijf ingeschakeld om het terrein te ontmijnen. Dat dit bedrijf ook schuttersputten en een loopgraaf aantrof, ging onopgemerkt voorbij. Die zijn nota bene onder dwang door mijn opa mee gegraven!

Dat deze vondst niet is gemeld, is in strijd met de Monumentenwet (‘redelijkerwijs...’), maar daar kraait geen haan naar. De archeologie van de Tweede Wereldoorlog is momenteel redelijk ‘hot’, maar niet in Loon op Zand waar zich ook nog de resten bevinden van een van de grootste munitiedepots die de Duitse bezetter in ons land aanlegde. Stel je voor dat daar toeristen op af komen.

 

Muurresten van de oude voorburcht in het talud van de kasteelgracht, Loon op Zand. foto Lauran Toorians

 

De hens

Erg is ook dat er enkele lieden rondlopen die het kasteel van Loon op Zand hopen te gaan omtoveren in een Efteling buiten de Efteling. Daar is een duur rapport voor geschreven waarin staat dat het daarvoor ontbreekt aan zowel geld als parkeerruimte, maar dat vertellen ze tegen niemand. In dat ‘Eindrapport fase 1: Bezoekerscentrum Loon Op Zand’ is ook een rapport in opgenomen van een ‘Cultuurhistorische inventarisatie’ dat nog steeds de status van ‘concept’ heeft. En dat formeel dus nog helemaal geen rapport is.

Ik mag hierover uit de school klappen, want ik werd er per ongeluk medeauteur van. Aan deze luchtfietserij zijn inmiddels enkele tienduizenden euro’s gemeenschapsgeld besteed die grotendeels onterecht zijn uitgekeerd (want het rapport is niet af) en die kunnen worden beschouwd als weggegooid.

Toen het kasteel in de knel kwam door een nieuwe eigenaar die in 2007 uitriep dat ‘de hens erin’ zou gaan als hij het niet snel mocht verbouwen, verklaarde de (toen nog) Rijksdienst voor de Monumentenzorg dat de gemeentelijke monumentencommissie deze klus wel kon klaren. Loon op Zand is namelijk ‘nogal ver van Zeist’ en dat is zo onhandig. Waarom beweert iedereen in overheidsland toch steeds weer dat erfgoed zo belangrijk is en bijdraagt aan onze kwaliteit van leven? Mag het dan ook iets kosten, al is het maar enige moeite?

 

Noordzijde van de Kasteelweide, Loon op Zand. Zo lelijk dat hier huizen ‘moeten’ komen. foto Lauran Toorians

 

Nieuwsgierigheid

Ook de naaste omgeving van het kasteel wordt bedreigd. Aan de noordzijde door bouwplannen en aan de zuidzijde door een nieuwe weg die nu dwars door het achttiende-eeuwse parklandschap is aangelegd. Bij de voorbereidingen daarvoor werd met de grondboor een stuk bewerkt vuursteen uit het mesolithicum (midden steentijd) boven gehaald. Niet echt verbazingwekkend, want uit de directe omgeving waren al meerdere vondsten bekend en met opnieuw de oude kaart in de hand wordt meteen duidelijk waarom dit een goede locatie is voor dergelijke vondsten.

Natuurlijk volgden er proefsleuven, zo klein mogelijk en uitgekiend op die ene plek met de kleinste trefkans en dus zonder vondsten. Toeval? Dat zullen we nooit weten, maar het kwam de gemeente goed uit. Zeker is dat een amateur inmiddels in ditzelfde gebiedje alsnog een aardige collectie steentijdmateriaal bij elkaar raapte. Nu, zonder context, zijn dat hooguit interessante steentjes, mét context en in een goede opgraving zou dit een uitzonderlijke gelegenheid zijn geweest om een mesolithische vindplaats in Loon op Zand nu eens serieus te documenteren.

Het heeft niet zo mogen zijn en uit een tweede rapport van een proefsleuvenonderzoek in hetzelfde gebied blijkt overduidelijk dat daar opnieuw precies de verkeerde plek is uitgezocht. Zijn die archeologische bureaus zo dom, of halen ze gewoon graag een klus binnen die de gemeente niet al te zeer op kosten jaagt, zodat beide partijen als goede vrienden verder kunnen? Ik vrees het laatste. Van enige vorm van academische nieuwsgierigheid is al lang geen sprake meer. Van beroepseer al helemaal niet.

 

Deel van de ‘oogst’ van een oplettende amateur. foto Ellie van den Broek

 

Ecoduct

Twee andere voorbeelden bevinden zich in Loon op Zand langs de N261, die momenteel wordt omgebouwd tot een weg met ongelijkvloerse kruisingen. Direct ten zuiden van het dorp komt een nieuwe aansluiting op deze weg en daar werd een proefsleuvenonderzoek gedaan in het gebied dat onder de opritten verdwijnt. Iedereen die de geschiedenis van Loon op Zand een beetje kent, had kunnen vertellen dat daar niet heel veel te vinden zou zijn. Steentijdmateriaal valt nooit uit te sluiten, maar daarvoor werd de goede methodiek niet gebruikt. En uit de middeleeuwen hooguit greppels en perceelscheidingen. Die zijn inderdaad gevonden en gedocumenteerd.

Leuk, daar ben ik blij mee. Maar wat er in het resulterende rapport aan historische informatie wordt gegeven om deze sporen te duiden, is volstrekt achterhaalde onzin en ook hier blijkt uit de begeleidende literatuurlijst weer dat lezen beslist niet de sterkste kant van archeologen is. Zij citeren vooral elkaars werk en herkauwen zo steeds opnieuw dezelfde onzin. En voor alle duidelijkheid nog maar eens: hier wordt gewerkt met gemeenschapsgeld.

Direct ten noorden van Loon op Zand komt een ecoduct dat Landgoed Huis ter Heide gaat verbinden met het Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen. Dit ecoduct overlapt gedeeltelijk met een archeologisch monument. Hier werd bij de aanleg van de N261 in 1987 en 1988 een deel van een nederzetting uit de late bronstijd en vroege ijzertijd opgegraven, de rest daarvan zit naast de weg nog in de bodem. Tegenwoordig kennen we wat meer van dergelijke nederzettingen, maar ten tijde van de opgraving was dit een bijzondere vondst en Loon op Zand-Hooispoor is onder archeologen nog steeds een begrip. Ook hier dus alle reden om voorafgaand aan het ecoduct serieus archeologisch onderzoek te doen.

 

Proefsleuf langs de N261. Vooraan het in het vlak twee paalsporen (van een huis?), daarachter een greppel. foto Lauran Toorians

 

Archeologievrij

Wat schetste dan ook mijn verbazing toen ik vrijdagmiddag 28 juni 2013 in het voorbijgaan en vanaf een afstand opmerkte dat er enkele proefsleuven waren gegraven, maar dat er in geen velden of wegen een archeoloog te zien was. Op zondag maar even teruggewandeld om poolshoogte te nemen en wat foto’s te maken. Drie wat slordige aangelegde proefsleuven lagen open en bloot langs de provinciale weg, achtergelaten alsof de gravers in een wolk zoutzuur plotseling waren opgelost. Geen hek, geen bordje ‘blijf a.u.b. uit de put’ en niet eens de moeite genomen om de grondsporen af te dekken. Op maandag hetzelfde beeld en dus maar een mailtje om te vragen wat hier aan de hand is. Van de boswachter (ecoduct) naar de BAM, van de BAM naar de projectingenieur van de provincie en vervolgens een hele resem ambtenaren langs, maar een helder antwoord heb ik nu, 3 juli, nog steeds niet. Enige reactie van een archeoloog ook niet.

Het meest inhoudelijk werd nog dit: ‘Het is ons niet geheel duidelijk of uw zorg is ingegeven vanuit veiligheid voor passanten of vanuit mogelijke verstoring van archeologische (grond)sporen.’ Gevolgd door de volgende verhelderende mededeling: ‘Door BAAC worden eventuele archeologische vondsten vastgelegd in één of meerdere rapporten. Provincie Noord-Brabant maakt daarop een selectieadvies wat daarop naar verwachting overgenomen wordt door het bevoegd gezag: gemeente Loon op Zand die dat vastlegt in een selectiebesluit. Daarmee wordt het gebied vrijgegeven.’

Let op de laatste zin. Het gaat helemaal niet om archeologisch onderzoek, om academische nieuwsgierigheid of om beroepseer, nee er moet een archeologievrij verklaring komen. Toch jammer, want ik zie in de proefputten een boerderij uit de vroege of volle middeleeuwen, samen met de daarbij behorende akker met gave sporen van de ontginning daarvan. Ik ben benieuwd hoe BAAC die gaat wegredeneren om te voorkomen dat hier een serieuze, vlakdekkende opgraving gaat komen. Wat ik wel weet, is wie ik die opgraving graag zou zien uitvoeren, en dat is niet BAAC.

 

Proefsleuf langs de N261 met centraal in het vlak sporen van het omspitten van het terrein. foto Lauran Toorians

 

Spoken

Is het altijd het bureau BAAC waar ik tegenaan loop? Nee, wel vaak, maar er zijn ook andere knoeiers aan het werk. Ironisch is wel dat de directeur van BAAC bouwhistoricus en archeoloog is en als zodanig ook meer dan één rapport over het kasteel van Loon op Zand onder zijn verantwoordelijkheid heeft. Ook die rammelen. Ironisch is ook dat BAAC ontstond uit de archeologische en bouwhistorische dienst van de gemeente ’s-Hertogenbosch en dat de archeoloog van diezelfde gemeente op een nul-urencontract handtekeningen zet om de gemeente Loon op Zand te vrijwaren van haar archeologische zorgplicht. Beroepseer? Laat ik dat woord maar niet meer gebruiken.

Zie ik spoken? Dat kan natuurlijk. Wie met de gemeente Loon op Zand in zee gaat, wordt al snel depressief. Ik ben daar al lang geleden voor gewaarschuwd en als ik niet met regelmaat hard om dit circus zou lachen, zou ik me inderdaad misschien al hebben verhangen. Maar eigenlijk vrees ik dat het geen spoken zijn die ik zie, maar een gangbare praktijk in archeologisch Nederland. Hooguit met Loon op Zand als uitwas, maar niet als uitzondering.

De Nederlandse Monumentenwet is een mooi papier, maar de werkelijkheid draait om het grote geld van overheden en projectontwikkelaars. De archeologen hebben zich in die molen laten mangelen en doen nu zielig over de misdragingen van Mieke Zilverberg in het programma Kunst en Kitsch. Terecht, al uiten ze hun zieligheid behoorlijk ondoordacht en op de verkeerde manier (en niet wetend dat dit spel in 1996 ook al eens werd opgevoerd). Het lijkt haast een bliksemafleider voor de echte problemen in het vak, als het nog een ‘vak’ mag heten.

Het wordt tijd dat de archeologische wereld in Nederland eens ophoudt met alleen juichverhalen over mooie vondsten. Natuurlijk gaat het soms ook goed, maar kijk ook eens achter de papieren werkelijkheid van ambtenarij en rapporten. Er zijn erfgoedinspecteurs die zich rot schrikken als ze een keer buiten komen. Dat kan en moet anders.