Winterboek 2004

Cees Paradé - Het kerstspel (Koningswei - Tilburg)

We zetten de klok terug naar de vijftiger jaren. In een kleine doch hechte gemeenschap was men zonder tussenkomst van de gemeente erin geslaagd een heus kapelletje annex ontmoetingsruimte te bouwen. Niet dat de inwoners de kerk plat liepen of ook maar enige affiniteit met de kerk hadden maar hun kinderen werden door de kapelaan en de sociale verzorgster van de wijk, op het rechte pad gehouden. Iedereen in de wijk had er zijn steentje letterlijk en figuurlijk aan bijgedragen. Het liep tegen de kerst toen het kleine kapelletje klaar was. De kapelaan was danig in zijn schik met het nieuwe onderkomen en nodigde de buurtbewoners als dank uit op het kerstspel. Kapelaan Soons was een kleine vriendelijke man die hield van zijn ruige parochianen. Om zo veel mogelijk wijkbewoners te trekken had de kapelaan iedereen persoonlijk uitgenodigd en ze gratis koffie kerstbrood en een borreltje in het verschiet gesteld. Het kerstspel zou opgeluisterd worden met levende dieren, en de op sensatie beluste wijkbewoners gniffelde al bij de gedachte.

 

De kleine kapel werd omgetoverd als theater, er werd met stoelen decors en lampen gesjouwd en men was maar net klaar voor de voorstelling. Met een bezweet hoofd gluurde de kapelaan door de gordijnen en tot zijn grote opluchting constateerde hij dat het zaaltje langzaam vol liep. Ze waren er allemaal, Jan Louwers met zijn negen kinderen, vrome Truus een oude vrijsters die in de gunst van de kapelaan wilde komen, Klaas de Bont de aannemer die nog nooit gewerkt had en de ouwe Sjaak die zijn pruimtabak altijd opat, kortom het hele zootje was er. De voorstelling kon beginnen.

 

De kapelaan kondigde onder luid applaus het kerstspel aan en terwijl een vervelend haakje verhinderde dat het doek openging, begon hij met zijn inleiding ``Doodmoe kwamen ze in Bethlehem aan, om een onderkomen te zoeken voor de nacht`` Zachtjes begon de muziek te spelen en de lichten op het toneel gingen aan. De kapelaan die buiten regisseur ook nog souffleur was, stond aan de zijkant de gebeurtenissen af te wachten. Na enkele minuten kwam Jozef met een rood hoofd achter het doek vandaan en wenkte de kapelaan. Jozef fluisterde echter nog duidelijk hoorbaar voor de eerste vier rijen, dat dat kreng het podium niet op wou. Vrome Truus schrok zich rot en kon zich nog net bedwingen om te zeggen dat je zoiets over Maria niet kon zeggen. De kapelaan dook achter de coulissen en zag hoe twee man probeerde Maffe Sjaak de ezel van Jan Vrinten in beweging te krijgen. In de zaal begon men ongeduldig te worden en de kapelaan begon het er knap benauwd van te krijgen. Hij wenkte heftig naar Jan Vrinten, maar Jan had lang gewerkt en vond dit een uitstekende gelegenheid om een dutje te doen. Een geplaatste elleboogstoot van zijn geliefde Sjaan deed hem opschrikken. Morrend liep hij achter de kapelaan aan, schold een keer hard in het oor van maffe Sjaak en beloofde hem een trieste afgang naar het slachthuis. De zaal lag plat en maffe Sjaak koos eieren voor zijn geld en sprintte het toneel op. Maria had echter niet gerekend op zo’n snelle opkomst en belandde met een sierlijke boog met de teugels nog in haar hand op de aanzienlijke schoot van vrome Truus. Maria liep geschrokken het podium weer op, maar ach het noodlot sloeg wederom toe. Een vroegtijdige bevalling in de straten van Betlehem zou afbreuk doen aan het oorspronkelijke kerstverhaal, want door haar ongelukkige val was het touwtje van het kussen onder haar jurk gesprongen. De Kapelaan deed snel het doek dicht. Dit snelle slot van het eerste bedrijf kon de stemming van de toeschouwers niet verpesten, integendeel ze hadden de grootste lol en de kapelaan moest ze tot stilte manen bij de aankondiging van het tweede bedrijf.

Het tweede en tevens laatste bedrijf vond plaats in een stal. In de hoek stond een oude koe bij gebrek aan een os. Het beest stond stompzinnig te herkauwen en schonk totaal geen aandacht aan hetgeen om haar heen gebeurde. Jozef kwam op en timmerde in een kleine tien seconden een vrij moderne kribbe in elkaar en smoorde nog net een vloek toen hij op z’n duim sloeg. Maria kon een schaterlach maar net voorkomen door erbarmelijk te hoesten en ’n wanhoop nabij zijnde kapelaan zag drie maanden noeste arbeid in rook opgaan. De bevalling werd om diverse redenen niet in beeld gebracht. Maria hield een veel te grote Jezus die overigens gemaakt was door schele Dien ( maar dat was wel te zien) teder vast. Behoedzaam werd de baby in de kribbe gelegd en werd de komst van de drie koningen afgewacht. De ster van Bethlehem was ondertussen door oververhitting uitgegaan. De stoppen sprongen en er ontstond paniek bij de regie. Het publiek kwam niet meer bij toen opeens het licht aansprong en Nel (de oude koe) het linkerbeen van Jezus in haar bek had. Ondanks het snelle ingrijpen van Jozef kon deze een amputatie niet meer voorkomen. Het tweede bedrijf verliep verder vlekkeloos totdat Melchior de zwarte koning zijn tekst kwijt was. Ondanks verwoedde pogingen van de kapelaan wist Melchior door plankenkoorts overmand, niets meer van zijn tekst en deed het in zijn broek Maffe Sjaak begon vervaarlijk te snuiven daarbij zijn kop in de lucht stekend. Langzaam kwam hij op Melchior af, die er van schrik nog een beetje bij deed en het op een lopen begon te zetten. De schapen schrokken daar zo van dat ze van het podium afrende het publiek in. Nel maakte van de gelegenheid gebruik een sanitaire stop te maken. Kapelaan sloeg z`n handen voor zijn gezicht en was de wanhoop nabij. Langzaam verstomde het gelach, de tranen werden gedroogd en iemand begon stille nacht heilige nacht te zingen. Weldra zong iedereen mee. Op het gezicht van de kapelaan kwam `n warme glimlach en onder de indruk zei hij schor,

 

``Gelukkig Kerstfeest``