INHOUD MISDIENAAR
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

MISDIENAAR - REACTIES
Lees de OPROEP uit de rubriek 'Over de wisselvalligheid van het weer en ander dagelijks leed' uit Brabants Dagblad  11-02-2002

Inzendingen: leed@brabantsdagblad.nl

Piet Melis (Nieuw-Zeeland / Boxtel)

MISDIENAAR

 

Het was al jaren een van mijn grootste wensen geweest om misdienaar te mogen worden. Het leek me prachtig daar vooraan op het altaar bezig te zijn, zo dicht bij onze Lieve Heer, terwijl honderden mensen naar je keken om zo deel uit te maken van de "show". Ik ben geloof ik altijd een slechte toeschouwer geweest.

Ik geloof dat ik wel een braaf misdienaartje was. Hoewel het ook wel eens uit de hand liep. Ik herinner me nog het voorval tijdens de knikkertijd. Het was op een dag in de week gedurende de vroegmis van zeven uur. Zoals gewoonlijk zaten we met twee misdienaars ieder aan een kant op de treden van het altaar geknield. De priester deed de mis met de rug naar het volk. Als we tijdens de mis niets te doen hadden rolden wij onze knikkers over de treden naar elkaar toe.

Na de dienst is het de gewoonte dat je bij terugkomst in de sacristie even knielt en dan zegent de priester je als dank voor de bewezen diensten. Die keer kregen we allebei een stevige draai om onze oren.

'n Ander voordeel van het misdienaar zijn was dat je dikwijls door de week tijdens schooluren in de kerk moest zijn voor een of andere begrafenis of huwelijksplechtigheid. Dat stond mij natuurlijk wel aan.

Ook thuis, op zolder, heb ik samen met mijn broertjes talloze missen opgedragen, mensen begraven, huwelijken gesloten, kinderen gedoopt en ontelbare preken gegeven. Dit tot vermaak van de hele familie. Het was allemaal toneelspel.

Omdat tijdens de oorlog alle jeugdverenigingen waren verboden was het "misdienen" erg in trek. We hadden niet alleen een taak in

de kerk maar we voetbalden samen en er werd van alles voor ons georganiseerd.

Op een zondagmiddag hadden we een filmmiddag in een klooster dat vrij dicht aan de een grote weg lag. Het was tegen het einde van de oorlog. De Engelse vliegers werden steeds brutaler. Zo ook deze middag.

We zaten rustig naar de film te kijken toen we het gejank van jagers en mitrailleurvuur hoorden. We renden met z'n allen naar buiten. De vliegtuigen deden een aanval op een Duits konvooi op de weg. We zagen brandende wrakken en vliegtuigen in duikvlucht. De kogels vlogen boven onze hoofden door de bomen. We renden met z'n allen in paniek de varkensstal in en zochten daar dekking. De kapelaan gaf ons allemaal de "absolutie". Onze zonden waren ons vergeven.

Toen de aanval afgelopen was kwamen we de varkenskooi weer uit, allemaal onder de varkensstront maar met een zieltje zo blank als sneeuw.

Tegen het einde van de oorlog, oktober 1944, kwam een van de kapelaans mij vragen of ik de volgende dag, een zondag, met hem de mis wilde gaan dienen in Luisel. Dit was een kilometer of zes bij ons vandaan. De boeren durfden niet meer naar de kerk in het dorp vanwege granaatvuur dat zo nu en dan op ons werd afgevuurd.

Om acht uur de volgende morgen liep ik met de kapelaan over de spoordijk richting kapel. Er liep geen enkele trein meer. In de verte was geschutsvuur te horen. Bij de boerderij, vlak bij de kapel, kleedden we ons om. Inmiddels had ik gezien dat de tafel al stond gedekt en nodigde de boerin ons uit om na de mis het ontbijt met hun te gebruiken.

Tijdens de mis kon ik nergens aan denken dan aan dat heerlijke ontbijt dat me te wachten stond. Witte brood, ham en kaas, misschien uitgebakken spek? Het water liep me uit de mond.

Inmiddels waren mijn broertje en mijn vader ook per fiets in Luisel aangekomen om de mis bij te wonen.

Na de dienst toen we ons hadden omgekleed zei de kapelaan tegen mij dat er nog gewijde hosties over waren die onmiddellijk naar de kerk teruggebracht moesten worden. Vader en broertje Kees namen onze plaatsen aan de tafel in en ik keerde met de kapelaan in mijn kielzog naar het dorp terug.

"Nou, Pietje, hartelijk bedankt", zei de kapelaan, toen onze wegen zich scheidden.

Ik heb het hem nooit kunnen vergeven.