G.F.M.
Beerens (Tilburg)
Wij
woonden in Spoolde aan de IJssel. Dat was ’s morgens 5 kilometer
lopen naar school in Zwolle, en ’s avonds weer dezelfde weg terug.
Toen ook op zaterdagmorgen.
En
op een zaterdag in 1936 was het gezamenlijk biechten onder leiding
van de fraters, voor de eerste heilige communie.
Met
een rein zieltje; ongehoorzaam geweest, brutaal geweest, zusje
gepest, en nog wat verzonnen zondetjes, kom je dan om een uur of een
als een engeltje thuis aangehuppeld.
Na
het eten gebeurde het.
Moeder
en oma (overgekomen uit Tilburg) zouden mij mijn communiepakje
passen. Matrozenpakje met korte broek. Onder mijn shirt een door oma
gebreid ‘lijfje’ met ‘sjaratel’, lange kousen en
lakschoentjes met bandje en knoopje.
‘G.V.D.,
dat doe ik niet aan, ik ben geen meisje.’
"G.V.D."
Ik schrok, maar geloof nu nog dat iedereen stokstijf stond.
‘Kom
jongen’, zei oma. Ze pakte mijn hand, en zei: ‘Wij gaan samen
even biechten.’
Hand
in hand 5 kilometer heen naar de befaamde "Peperbus". De
deken uit de pastorie gehaald; ik heb gezondigd met een grote vloek.
5 kilometer te voet weer terug.
De
volgende dag heb ik mijn eerste communie gedaan in de bewuste
outfit. Groot feest. Ik kreeg onder andere twee Maria-beeldjes, een
Heilig Hart-beeldje, communiebord met beker, zilveren rozenkrans,
servetring. Op de beeldjes na heb ik deze cadeautjes nog.
Van
de familie uit Tilburg kreeg ik een step met lúchtbanden! En die
had niemand, in heel Spoolde niet. Dik verdiend, dacht ik. Geen
gevloek en gemopper op lijfje, ‘sjaratel’, enz., maar geduldig
gedragen.
|