Het loon van
den arbeid
Hij zwoegde dag
in dag uit op de fabriek,
zijn geest was
versuft en zijn lichaam was ziek,
maar thuis
wachtte moeder de vrouw, het gezin,
want buiten de
vader bracht niemand wat in,
toen eens op een
dag hem de werkbaas ontbood,
met tientallen
anderen, ontslagen uit nood,
geen smeekbeden
hielpen, de noodzaak was wreed,
maar thuis
bracht die boodschap een wereld van leed.
Refrein:
Moeder niet
huilen, 't wordt beter misschien,
moeder ik kan er
jouw tranen niet zien,
ik heb het nooit
geweten, maar 't doet zo'n pijn,
dat 't loon van
den arbeid zo bitter kan zijn.
De weken
verliepen en hoog steeg de nood,
thuis vroegen de
kinderen wanhopig om brood,
en vader niet
langer tot denken in staat,
rent als een
waanzinnige op weg naar de straat,
zij hebben hem
toen bij zijn misdaad betrapt,
hij had uit een
winkel twee broden gegapt,
toen moeder de
vrouw hem bezocht in zijn cel,
toen zei hij,
wees sterk vrouw, de tijd gaat zo snel,
Refrein:
Moeder niet
huilen, 't wordt beter misschien,
moeder ik kan er
jouw tranen niet zien,
ik heb het nooit
geweten, maar 't doet z'n pijn,
dat 't loon van
den arbeid zo bitter kan zijn.
Maar ach, toen
hij thuis kwam vond hij haar niet meer,
de dood nam haar
lichaam zo zwak en zo teer,
een kruis op
haar graf, was de plaats waar zij lag,
en snikkende zei
hij voor 't laatst haar gedag,
de eenzame
zwerver, gebroken door 't leed,
waarvoor was
zijn ploeterende leven besteed,
aan 't sjofele
graf zonk hij biddende neer,
mijn schat, in
den hemel, daar zie ik je weer.
Refrein:
Moeder niet
huilen, 't wordt beter misschien,
moeder ik kan er
jouw tranen niet zien,
ik heb het nooit
geweten, maar 't doet z'n pijn,
dat 't loon van
den arbeid zo bitter kan zijn.
Nu leeft hij op
de kosten van 't armenbestuur,
daar wacht hij
gelaten op zijn stervensuur,
zijn kinderen,
die kijken niet meer naar hem om,
en uren zit hij
daar, verslagen en stom,
dan denkt hij
met bittere wrok in het hart,
aan 't leven vol
armoe en smart,
dan smeekt hij,
o God, breng me weer bij m'n vrouw,
mijn lieveling,
o hoe verlang ik naar jou.
Refrein:
Moeder niet
huilen, heel kort nog misschien,
moeder, daar
boven zal ik je wederzien,
dan is het
gedaan, met mijn leed en m'n pijn,
't loon van den
arbeid, zal de eeuwigheid zijn.