Dan
zèède gij van... Zeilberg
Bijdrage
over Jan van Ooij
Over
de tekstschrijver & componist
Hij werd geboren op 12-12-1930 te Deurne-Zeilberg. Op
23-04-1960 trouwde hij te Deurne-Zeilberg met Anneke (A.M.) Seijkens. Hij
was Technisch Onderwijs Assistent Natuurkunde op het Peelland College te
Deurne. In Zeilberg is hij vooral bekend als de componist van "Het
Zeilbergs Volkslied". Op 26 april 2002 geridderd als lid in de
orde van Oranje-Nassau. Op 18 augustus 2005 is hij te Deurne-Zeilberg
overleden.
Jan van Ooij was Zeilberger in hart en nieren. Hij werd er
geboren en is er gestorven en tussen die twee momenten in heeft hij zich
ingezet voor zijn geliefde dorp, behorende tot de gemeente Deurne. Als
grote stimulator van de volksmuziekgroep 'Moek' schreef hij diverse
teksten en de muziekstukken die daarbij hoorden. Vele worden nog gezongen,
maar het bekendste is toch wel het 'volkslied' dat hij schreef voor zijn
dorpsgenoten. De tekst werd door anderen voor diverse plaatsen
herschreven, waarbij de muziek wel bleef bestaan. Toen in de jaren '80 een
groep uit de Achterhoek claimde het lied en de muziek geschreven te hebben
en er een gooi mee deed naar de Nederlandstalige topparade, was dat
aanleiding voor Jan van Ooij om de compositierechten vast te leggen.
Behalve muziek en liederteksten schreef Jan van Ooij ook
het toneelstuk 'Schôn volluk'. Dit stuk, dat het ontstaan van het
kerkdorp Zeilberg beschrijft, werd opgevoerd tijdens het 50- én het
75-jarig parochiefeest van Zeilberg.
Zeilbergs volkslied
Tekst en muziek: Jan van Ooij
Kende gij 't plekske waor ge
bent geboren
Witte ge 't verschil nog tussen haover en koren
Kende gij de Kulert en de Snoertsebaan,
Witte gij de Wittendijk en ôk de Haalf Maon,
Ja, bent dan gerust content, umderrugu van de Zeilberg bent.
Refr.:
Want d'r is geen schoner plèkske in de Peel,
dan waor oew wiegske het gestaon
waar ge as 'n junske vruger het gespeuld
en naar school nog bent gegaon.
Mer al is die tijd zolang alweer veurbaai
en hé de Peel geen bos en hei,
toch haauw ik heel diep ergus in m'n hart
'n plâtske veur de Zeilberg vrij.
Gingde ge naar de Veghel um 'n
haaske te strikken
of mâk te de daor in Boertjesbos de eksters ân 't schrikken.
Hedde ge nog gescharreld op den Rietsedijk
tussen al die mutstert vuulde gij oeweige rijk
Ja, bent dan gerust content, umderruge van de Zeilberg bent.
REFREIN:
Waarde ge ân de Halte, um 'n
veldje klot te stèken
Hadde ge thuis nen dries um de was op te blèken.
Laogde ge ooit te poelië in de Clarinet,
hadde g'ooit 'n peelknoors in oew hand of in 'n net.
Ja, bent dan gerust content, umderruge van de Zeilberg bent.
REFREIN:
D'r zijn zo van die namen, die
ge nie kant vergèten.
Hedde gaai 'ns ooit op d'n Trienenberg gezète,
keekte ge op d'n Draai, dur 'n bovenlicht,
waor de Pinnekes vôchtte was 't lève nie zo licht,
Mèr blie toch gerust content, umderruge van de Zeilberg bent.
REFREIN:
De tije zijn veranderd, mèr
de naom die is gebleven,
al zijn naauw in de straote alle boôm afgeschreven,
Staon d'r naauw Apostele op 't Boertjesbos,
teule ze de grond naauw mene trakter los
Blie gelukkig en content, umderruge van de Zeilberg bent.
REFREIN
|