De
aardappelnood
Nu
de piepers beter zijnen
Ziet
men ze al van week tot week
Van
de bonlijsten verdwijnen,
Is
dat geen gemene streek?
Deze
week nog ene kilo,
De
naaste week misschien een pond,
In
de plaats veel rijst en havermout,
Ze
zeggen dat is heel gezond.
Geen
aardappel, bonen, erwten,
De
nieuwe nog heel in de verte,
Wacht
daar maar geduldig op.
Jongens,
wat een strop.
Eet
dan maar rijst met peulen,
Laat
het in de hooikist smeulen,
Anders
zeep met gortepap,
Jongens,
wat een grap.
Men
zegt nu, dat de nieuwe oogst,
Door
Posthuma is genomen in beslag,
Zo
gaat het, is de nood het hoogst,
Dan
wordt pas aan redding gedacht.
Maar
als hij dan vooreerst maar gaat tonen
Te
zorgen in Nederland voor puike waar,
Voor
goeie aardappels, erwten en bonen,
Want
anders gaat het zo weer raar.
Men
ziet alweer verschijnen,
De
nieuwe boekjes, vol met bons,
De
oude zullen dan verdwijnen,
Als
er maar wat op te krijgen is voor ons.
Maar
niet gelijk verleden Winter,
Aardappels,
bevroren en verrot,
Anders
is het weer als ginder,
Dat
ze stinken uit de pot.
|