
Seyss-Inquart, getekend door J. F. Doeve in het
boek Wie het laatst lacht... (1946), een verzameling oorlogshumor
van 'Rido'. De ondertitel van het boek is uitbundig: 'Een bonte
verzameling van de tijdens de bezetting van Nederland uit het niet
voortgekomen, van mond-tot-mond gaande moppen en woordspelingen,
een voortdurende regen van explosieve lachbommen, die vreugde
bracht aan en weerklank vond bij de nimmer wanhopende
vaderlanders-van-goeden-wille.
Bovenstaande prent stelt Seyss-Inquart voor,
nagezeten door de Nederlandse schooljeugd, die, om hem te 'eren'
het liedje zingt 'Toen onze Seyss 'n Seyssie was', op de melodie
van 'Toen onze mop...'

Een van de Seyss-Inquart-moppen uit 'Wie het
laatst lacht...' Seyss spreekt een boer, en die zegt dat het gaat
regenen. Even later gaat het inderdaad regenen. Seyss vindt de
boer zo wijs dat hij hem een hoge post in het landsbestuur wil
toekennen. De boer heeft daar geen behoefte aan, en zegt dat hij
de weersvoorspelling van zijn knecht heeft gehoord. Dus wil Seyss
nu de knecht een baantje bezorgen als bestuurder. Maar ook de
knecht wil er onderuit komen, en zegt dat hij het wist van het
varken. Want, zegt de knecht, 'Zoodra dat in het kot met permissie
met z'n achterste over den grond schuurt, kan je er zeker van zijn
dat het gaat regenen.' Resultaat: zie boven: het zwijn wordt
benoemd. Commentaar van Rido: 'En daaruit wordt verklaard hoe het
komt, dat in Nederland zooveel zwijnen hooge ambtsbetrekkingen
kregen tijdens de bezetting.'

|