Zes-en-een-kwart
Ed
Schilders
De
afbeelding die hierbij is afgedrukt, is afkomstig uit het
stripboek ‘Ons land uit Lijden ontzet’ van Ton van Tast. Het
verscheen kort na de bevrijding en werd ons ter beschikking
gesteld door Toky van de Zanden. Uit deze afbeelding blijkt dat
het vertellen van moppen over, en vooral tegen de bezetter, enige
vreugde kon brengen, en ook dat het niet ongewoon was zulke moppen
te verzamelen. De ‘Anton’ uit de afbeelding is bijvoorbeeld
Anton Mussert, de oprichter van de NSB. Moppen over Mussert gaan
vaak over het feit dat hij met zijn tante getrouwd was. ‘Wat was
de lijfspreuk van Mussert?’ zo luidde een vraag. Antwoord: ‘Wie
aan ’t Germaansche ras wil bouwen, moet eerst met zijn tante
trouwen.’ Hiermee werd de Duitse rassenleer gehekeld met een
zekere vorm van inteelt.
De
6 ¼ uit de prent is de verbastering van de naam Seyss-Inquart.
Deze Oostenrijker was door Hitler benoemd tot rijkscommissaris in
Nederland, en hij was mank aan zijn linkerbeen. Vandaar de
bijnaam. Het zal niemand verwonderen dat dit gebrek werd uitgebuit
door de humoristen van die tijd. Door het illegale radioprogramma
‘De Flitspuit’ werd hij ‘Hinkelepink’ genoemd, en in een
lied dat door P. van Giersbergen werd ingezonden, heet hij ‘de
kromme Seyss’. Als hij thuis kwam van zijn werk, schrijft J.
Gevers (‘met een loep, want mijn ogen hebben mij in de steek
gelaten’) zei Seyss: ‘Dag vrouwke.’ Waarop zijn vrouw
antwoordde: ‘Dag manke’ (Manneke). Gerrit Kuitert herinnert
zich de mop: ‘Weet je het verschil tussen Hitler en De Gruyter?
De Gruyter biedt 10 procent en betere waar, en Hitler geeft 6 ¼
en Rommel!’
J.
Kragt was zo iemand die toentertijd al die moppen opschreef. In
dat schrift (ter beschikking gesteld door Hannie van Hoof en R.
Kragt) vinden we de vraag welke twee straten in Den Haag naar
Seyss-Inquart vernoemd werden. Antwoord: De Lange en de Korte
Poten. En hoe is dat mankement gekomen? Doordat Seyss geen kruis
in zijn broek had maar dat levensgevaarlijke hakenkruis. Conny
Fels stuurde ons een van de bekendste spotliedjes uit de oorlog:
‘Toen onze Seyss een seyssje werd’. Op de melodie van ‘Toen
onze mop een mopje werd’:
Toen
onze Seyss een seyssje was
Toen
woonde hij in Wien
Nu
woont hij in het Haa-aag-je
de
stad van Willemien
Bom
bom bom bom
Zo
gaat zijn houten poot
En
als de oorlog is gedaan
Dan
slaan we die rotmof dood.

|